Alle lagen uit de Tourkaravaan werken eendrachtig aan een doel: het levend houden van de mythe. De schoonheid van het man-tot-mangevecht. De heroiek van de col-beklimmingen. De zuiverheid van de chronometer. Maar onder dit blanke blazoen schuilt een riool van Leugen & Bedrog. Van konkelende officials en partijdige juryleden. Van politiek bedrijvende ploegleiders en handel drijvende kopmannen. Van gedrogeerde renners en dubieus spuitende ploegartsen.
Onlangs publiceerde de voormalige wielerjournalist van de Volkskrant Bert Wagendorp het boek De proloog, handelend over de mores in het wielerpeloton. Het boek is te beschouwen als een sleutelroman. Wagendorp: ‘Mijn uitgever heeft er roman op laten zetten, maar ik noem het feitelijke fictie. Het verhaal is verzonnen, maar de feiten zijn waar gebeurd. Alleen zal niemand uit het wereldje dat tegenover een buitenstaander willen toegeven. Een van de belangrijkste wetten van de wielersport is dat je je mond houdt over alles wat er gebeurt. En er gebeurt ongelooflijk veel!’
Meer nog dan Wagendorp in De proloog voor zijn rekening heeft willen nemen, zo leerde hij spoedig na verschijning. ‘Renners die ik persoonlijk ken, belden me op. Ze vonden het een geweldig boek, heel realistisch. Ze hadden slechts een kritiekpunt: het was ze te soft. Ze zeiden: “Bert, de werkelijkheid is nog veel erger, maar zeg niet dat ik dat gezegd heb.” ’
MAN EN FIETS noemen: het is de hoofdzonde in de Tour. Niet de erkende dope-junks als Didi Thurau, vechtersbazen als Eric Vanderaerden of omkoopbare klimmers als Luis Herrera worden met de nek aangekeken, maar de man wiens zielerust pas terugkeerde nadat hij zijn malversaties publiekelijk opbiechtte: tweevoudig Tourwinnaar Bernard Thevenet. Zijn biecht staat in de wielerwereld nog altijd bekend als ‘Het verraad van Thevenet’.
Zijn tweede Tourzege in 1977 is een rasvoorbeeld van verregaande regie van jury en Tourdirectie. In die kringen had men besloten dat de Tour dat jaar gebaat was bij een Franse winnaar. Alle beschikbare machtsmiddelen werden dan ook ingezet om Thevenet, de hoop van Frankrijk, zegevierend op de Champs Elysees te krijgen. Onderweg werd hij regelmatig meegezogen in de slipstream van begeleidende motoren, die voor het oog van de wereld een gesloten front vormden rondom de geplande Tourwinnaar. Ook de dopingcontrole liet te wensen over. De ploegleiders van de voornaamste concurrenten hadden er een lief ding voor over om Thevenet na de finish tot ver na het openritsen van zijn gulp op de vingers te kijken. De juryleden toonden in hun ogen wel erg veel respect voor de privacy van de gele-truidrager; ze lieten hem in de beslotenheid van het plashokje eindeloos aanrommelen en afknijpen. Wagendorp: ‘Als een Fransman de Tour kan winnen, is alles geoorloofd.’
Peter Post, ploegleider van nummer twee Hennie Kuiper, drong bij Tourdirecteur Felix Levitan aan op een rituele uitwisseling van plasbuizen: ‘Ik zal hem voorstellen dat ik vrijdag na de tijdrit een urinestraal van Thevenet krijg. Dan krijgt de Muer (ploegleider van Thevenet - mr & hvw) er een van Kuiper. Het gaat per slot van rekening om de Tour en niet om een half pond koekjes.’
De Tourdirectie hield de chauvinistische poot stijf en bleef de eigen, naar willekeur riekende dopingcontrole hanteren. Met resultaat. In Parijs had Thevenet 48 seconden voorsprong op Hennie Kuiper.
Einde verhaal, volgens de wielerwetten. Ware het niet dat Thevenet een aantal jaren later zijn nieuwe carriere als journalist lanceerde met een smeuige primeur. Tot in de details schetste hij de oneindige reeks malversaties die hem de Tourwinst hadden bezorgd. ‘Schande, schande!’ scandeerden zijn ex-collega’s in het peloton. Zij doelden hiermee niet op het onsportieve verloop van de Tour, maar op de brutaliteit van Thevenet om dit wereldkundig te maken. Zelfs de zwaarst gedupeerde, Hennie Kuiper, liet gevoelens van wielersolidariteit prevaleren boven de teleurstelling over de hem ontstolen Tourzege. Kuiper: ‘Natuurlijk heeft Thevenet alle voordeeltjes gepakt die hij kon. Dat had ik ook gedaan. Maar hij had zijn mond moeten houden. Dit is slecht voor de wielersport.’
DAT DE TOURJURY, indien gewenst, wel degelijk een scherp oog voor verdachte plasjes heeft, ondervond de Belgische antiheld Michel Pollentier een jaar later. De geblokte, kalende Belg zwoegde en ploegde zich een ongeluk, en reed zich zondag 16 juli 1978 na een zelfmoordachtige inspanning op de Alpe d'Huez zowaar in de gele trui. Een trui die hij nooit heeft mogen aantrekken dank zij super alert optreden van de Tour-officials. Pollentier was nog niet van zijn fiets gestapt, of een trio juryleden kleefde aan zijn wielerbroek, ademloos wachtend op de eerste druppel. Het werd een lange wake. De zweetdruppels liepen de 27-jarige uit Diksmuide over het voorhoofd, maar hij bleef vriendelijk lachen en beweerde dat hij niet hoefde. In werkelijkheid had hij hoge nood en wachtte hij op het verslappen van waakzaamheid, zodat hij ‘schone’ urine kon lozen uit een onder zijn oksel geplakt reservoir.
Uiteindelijk, na elf kwartier met gekruiste benen te hebben rondgehupst, voelde de ongelukkige Belg dat de natuur hem te machtig werd. Hij deed een beroep op zijn nog nimmer beproefde goocheltalent en probeerde in aanwezigheid van de bobo’s het okselreservoir onopvallend te legen. Fred Kaps had het misschien klaargespeeld, maar de arme Pollentier pieste letterlijk naast de pot. De Tourcommissaris zag hem spelen met ‘een plastic peertje’ en nam het goochelattribuut in beslag. Een minuut later was de Belg gediskwalificeerd. De reactie van zijn ploegleider Fred de Bruyne: ‘Zo stom kan alleen een Belg zijn.’ Precies een week later werd Bernard Hinault door de Franse minister Soissons van Jeugd en Sport gehuldigd als Tourwinnaar.
OVER HINAULT gesproken. Deze Bretonse patron van het Franse wielrennen verhief de schijnbeweging tot een volwaardige kunstvorm. Hij domineerde de Tour niet alleen met zijn machtige benen, maar ook met een feilloos instinct voor zwendel en combines. Dit alles om zichzelf de status van Levende Legende te bezorgen. Zijn beste jaren lagen al achter hem toen hij in 1985 ging voor een vijfde Tourzege, een prestatie die tot dan toe alleen Eddy Merckx en Jacques Anquetil hadden geleverd. Onderweg bleek alras dat zijn jonge ploeggenoot Greg Lemond stukken frisser over de cols ging dan de grijzende Breton. De jeugdige Amerikaan moest in opdracht van ploegleider Paul Koechli op de cruciale momenten in de remmen knijpen. Frankrijk en hoofdsponsor Bernard Tapie (jawel, die) eisten voorrang voor Hinault.
In een recent Humo-interview haalt Lemond herinneringen op aan de Pyreneeen- etappe naar Luz-Ardiden, toen hij op de laatste klim met Luis Herrera en Stephan Roche drieeneenhalve minuut voor de Franse volksheld in het gele tricot koerste. Lemond: ‘De assistent-ploegleider Maurice le Guilloux kwam naast ons rijden en riep: “Niet meer aan de leiding komen, Greg! Hinault is op komst.” Op zeker moment reed Herrera zomaar van ons weg. Roche zat dood en movede niet. Herrera bracht de gele trui niet in gevaar, dus bleef ik bij Roche op Hinault wachten. Twee minuten verstreken. Drie minuten. Vier minuten. Waar bleef hij toch? We werden bijgehaald door een groep van wel twintig renners. Hinault bleek nog anderhalve minuut achter die groep te zitten!’ Lemond nam Hinault alsnog op sleeptouw, waardoor de Fransman in het geel bleef.
‘s Avonds in het hotel schopte Lemond herrie. Immers, als hij met Herrera had mogen meerijden, had hij de gele trui ruim om de schouders gehad. Ploegleider Koechli en een vaderlijke Bernard Hinault kalmeerden hem. Volgend jaar, zo bezwoer het duo, zou Hinault onvoorwaardelijk in dienst van de getalenteerde Amerikaan rijden. De brand was geblust en Hinault reed naar zijn felbegeerde vijfde Tourzege.
Een jaar later werd Hinault in de aanloop naar de Tour plotsklaps overvallen door geheugenverlies. 'De tijdritten zullen beslissen of Greg of ik kopman wordt’, taterde hij in de microfoons. Voor zijn geestesoog moet de mogelijkheid op een nooit vertoonde zesde overwinning als een lichtgevende graal hebben gebrand, een graal waarvoor hij maar al te bereid was zijn volledige trucendoos open te gooien. Hetgeen gebeurde. Voor het lede oog van Lemond bedreef Hinault handjeklap met topcoureurs als Jean-Francois Bernard, Pedro Delgado, Luis Herrera, Urs Zimmerman, Steve Bauer en Pello Ruiz Cabestani. Lemond kon zijn hoofd niet keren om een drinkflesje aan te pakken of zijn zogenaamde superknecht demarreerde in dit uitgelezen gezelschap.
En zijn ploeggenoten? Hielpen die de Amerikaan niet? Allerminst. Zodra Hinault flink op de pedalen ging staan, kregen zij overmatige belangstelling voor het fraaie Franse asfalt of de strakblauwe hemel. Na iedere coup gaf Hinault bij de finish een waterdichte verklaring voor zijn ambitieuze rijden: Hij was bezig de concurrenten van ‘mon ami Greg’ te vermoeien.
Tijdens de koninginnerit naar Alpe d'Huez was het weer raak: Hinault demarreerde en zijn eigen ploegmaats probeerden Lemond uit het wiel te rijden. Lemond: ‘Ik liet me afzakken tot bij ploegleider Paul Koechli: “What the hell is going on? Waarom vallen al mijn helpers zelf aan? En waarom valt Hinault weer aan?!” Koechli antwoordde: “Hij wil zijn tweede plaats veilig stellen.” Ik dacht dat ik ging ontploffen. “Come on!” brulde ik.’
Lemond ontplofte ook, maar dan in positieve zin. Hij schakelde naar zijn 53-12 en vlamde weg als een raket. ‘Nog nooit van mijn leven heb ik sneller gefietst.’ De ontketende Amerikaan passeerde het complete deelnemersveld en achterhaalde Hinault op de flanken van de Alpe d'Huez. Lemond: ‘Hinault riep: “Greg! Mijn knie doet pijn. Mag ik vandaag de rit winnen? Jij wint gegarandeerd de Ronde van Frankrijk. Ik zal op kop rijden en ik zal de komende dagen voor jou werken.” ’ Lemonds woede ebde weg en gebroederlijk fietsten ze naar de top, waar ze hand in hand finishten.
Het had de officiele machtsovername moeten symboliseren, maar tijdens de persconferentie viel Lemond bijna van zijn stoel. ‘De koers is niet afgelopen voor de laatste tijdrit is gereden’, riep Hinault strijdlustig. Lemond: ‘Als hij dat in de vallei voor Alpe d'Huez had gezegd, dan had ik hem minstens drie minuten aan zijn been gelapt.’
De laatste Tourweek werd een nachtmerrie voor Lemond. Bevriende coureurs fluisterden hem in dat duistere bronnen bereid waren tienduizend dollar te betalen om hem op de valreep omver te rijden. En een tip van oud-Tourbaas Jacques Goddet, als geen ander bekend met het klappen van de zweep in ‘La Grande Boucle’, maakte hem helemaal paranoide. Lemond: ‘Goddet zei: “Greg, let vanaf nu op alles wat je eet en drinkt.” Iemand zou wel eens iets in mijn eten of drank kunnen mengen om me ziek te maken of misschien wel positief! Goddet zei ook dat Hinault tot alles in staat was om toch maar te winnen.’
Wonder boven wonder hield Lemond het hoofd koel en won hij de Tour. Waarna hij bijna opnieuw onpasselijk werd van de berichtgeving in de Franse media, waarin Hinault werd afgeschilderd als de engel die zijn zesde Tourzege grootmoedig had laten lopen voor zijn jonge kompaan Greg.
Hinault vond het manipuleren niet uit, hij zette slechts een oude Tourtraditie voort. Zo kreeg Bert Wagendorp tijdens een gesprek met oud-wielercrack Wim van Est een heel andere kijk op de heroische tweedstrijd tussen vijfvoudig Tourwinnaar Jacques Anquetil en zijn eeuwige schaduw Raymond Poulidor, in de volksmond ‘Pou-pou’ geheten. Wagendorp: ‘Anquetil bleek een meester-zakenman. Al voor de proloog liep hij al combines te regelen. In ruil voor steun beloofde hij een ritzege of geld. En hij was een man van zijn woord, want na de finish kreeg je prompt een enveloppe met inhoud toegestopt. Pou-pou was te zuinig, die wilde niet investeren. Daarom werd hij altijd tweede. Zo is de Tour.’
In de moderne Tour is niet veel ruimte meer voor enveloppen uitdelende vrije jongens a la Anquetil. De regie wordt thans gevoerd door hoofdsponsors als Coca-Cola, Fiat en Credit Lyonnais, alles in nauw overleg met de marketing-strategen van de Tour de France en de Franse televisie. De renners van nu zijn voorgeprogrammeerde machines, perfect afgesteld en in leven gehouden door laboranten en artsen. Wagendorp: ‘De Tour van nu kun je niet meer uitrijden op een bruine boterham. Het is zo zwaar en het gaat zo veel harder dan vroeger. Alle ploegen liggen ’s avonds in het hotel aan het infuus. Iedereen weet dat, ook de journalisten, maar er wordt niet over geschreven. En foto’s worden al helemaal niet gemaakt. Als de fles boven het bed hangt, gaan de deuren op slot.’
Wagendorp kent een Nederlandse renner die een uiterst lucratief contract in Italie kon tekenen. Hij zag er van af uit angst als proefkonijn te dienen voor medische experimenten. Wagendorp: ‘Italiaanse ploegen gaan daar het verste in. Als je in Italiaanse dienst rijdt, vinden ze je lastig als je vraagt wat ze in je bloed spuiten. Italiaanse renners stellen ook geen vragen. Die merken dat ze harder gaan fietsen en houden dus hun mond.’
DE PDM-PLOEG deed in de Tour 1991 een poging de medische achterstand van het Nederlandse wielrennen in te lopen. Na geheimzinnige oefenschema’s, witte bloedlichaampjes aanmakende hoogtestages en door dietisten samengestelde vitaminepreparaten, verschenen de PDM-mannen als bionische jachthonden aan de start. Opperbionicus Erik Breukink moest en zou het Koninkrijk na Jan Jansen en Joop Zoetemelk een derde Tourzege schenken. In de tijdrit naar Alencon leken de voorbereidingen zich te gaan uitbetalen. Breukink stoof als een opgevoerde Kawasaki-motor over het parcours. Vlak voor het einde had hij 31 seconden voorsprong op de ongenaakbare Miguel Indurain. Maar toen was plotseling het tankje volkomen leeg. De supersonische tred veranderde op anderhalve kilometer van de meet in een moeizame worsteling met de pedalen. Als een oude man passeerde Breukink uiteindelijk de finish, op een minuut veertien van Indurain. Na afloop sprak ploegleider Jan Gisbers nog van ‘een ernstige bedrijfsfout’. Erik zou onderweg te weinig hebben gegeten en last hebben gekregen van de zogenaamde ‘geeuwhonger’.
Maar toen de complete PDM-ploeg een dag later ziek, zwak, moe en misselijk in de bezemwagen belandde, leek er toch meer aan de hand. Eerst werdt gesproken van ‘een mysterieus virus’, wellicht veroorzaakt door de krachtig blazende airconditioning in het Crown Plaza hotel. Daarna ontstonden geruchten over een ‘bacteriele voedselinfectie’ met een nog nader te bepalen incubatietijd. De pers wist het al: het was bloeddoping of het illegaal gebruik van steroiden. Waarop Gisbers, ten einde raad, zijn beschuldigende wijsvinger richting Franse hotelkoks priemde. ‘Besmette kip’, luidde zijn theorie.
De waarheid blijft aanvankelijk verborgen omdat PDM besloot haar zieke renners uit de koers te nemen en af te voeren naar Nederland. Zo werd een uitgebreid onderzoek van de Tourdirectie omzeild. Later sijpelde de waarheid alsnog door: de infuusflessen met aanvullende voeding waaraan de ploeg zich te goed had gedaan, hadden vermoedelijk te lang buiten de koeling gelegen.
Gelukkig spelen de Nederlanders in de Tour geen rol van betekenis meer. Hulde! Onze jongens zijn weer schoon.
De prijs van geel
‘DE TOUR IS DE TOUR.’ Een geliefde wielerwijsheid die te pas en te onpas door renners, ploegleiders, officials, verzorgers en journalisten wordt gebezigd. Renners die met gebroken sleutelbeenderen, open steenpuisten en zware hersenschuddingen toch weer op de fiets kruipen om Parijs te halen? ‘Ach, de Tour is de Tour.’ Journalisten die bloed- en slijmspuwende renners bij de finish belegeren, azend op een quote over de doorstane martelingen? ‘Nou ja, de Tour is nu eenmaal de Tour.’ Feestelijke huldigingen, lachende dagprijswinnaars en stralende kiss-missen terwijl het lijk van een verongelukte renner nog koud ligt te worden? ‘De Tour is de Tour.’
www.groene.nl/1995/29