Wie in de psyche van de terrorist wil duiken, hoeft sinds 11 september 2001 zijn hand maar op te houden in de donderende stroom boeken en studies die wetenschappelijk meer of minder verantwoorde portretten schetsen van de mens die ernaar verlangt zijn naaste op te blazen. Heel wat makkelijker te lezen, maar niettemin goed voor wat ontnuchterende inkijkjes in de geest van de polderterrorist, zijn de gesprekken met Samir A. en Jermaine W. die NRC Handelsblad en de Volkskrant afgelopen weekend publiceerden.

Deze jongens zijn zeker gevaarlijk, maar je krijgt toch de indruk te maken te hebben met een ander kaliber terrorist dan bijvoorbeeld Mohammed Atta, het prototype van de ijskoude, intelligente terrorist die jarenlang zonder enige verdenking te wekken zijn 9/11-plannen vormgaf. De Hofstadjongens zijn jonger en lijken van de spannende tijden sinds 9/11 te genieten als van een groot avontuur. Ze bellen gerust de pers als ze «lekker makkelijk verdiend» geld nodig hebben en gokken op chequeboekjournalistiek. Ze genieten van complimentjes op straat. Ze zien er ook als snelle jongens uit. Samir A. draagt intussen een spijkerbroek en heeft stekeltjeshaar, terwijl hij tot april een djellaba droeg en een gehaakt mutsje op zijn hoofd had. Want, zo schrijft de Volkskrant, Samir wil voorkomen dat hij wordt herkend en door «moslimhaters» wordt geslagen. Iemand die Samir A. een klap zou willen geven louter een moslimhater noemen, alsof het motief voor een klap niets te maken zou hebben met zijn terreurplannen? Het blijft onduidelijk of deze politieke correctheid afkomstig is van een redacteur van de Volkskrant of van Samir A. zelf. Hoe dan ook, het werkelijk ontluisterende eraan is dat Samir A., die zo vol vuur gekozen heeft voor zijn religie dat hij ervoor lijkt te willen doden en sterven, zijn herkenbaar islamitische kleren in de kast hangt omdat hij anders wel eens een klap kan krijgen.

Van andere moslims zal zo’n klap niet gauw komen, zo doet het interview met Jermaine W. geloven. Vooral hij ervaart zijn terroristen imago als bijzonder statusverhogend. Zelfs «jongens die blowen en dingen met meisjes doen» prijzen hem op straat, zei hij tegenover NRC Handelsblad. «Ik krijg alleen maar positieve reacties.» Het is een vrolijk relaas van Jermaine W. Overal blije gezichten, tot in het Huis van Bewaring toe, aanzien, en als je geld nodig hebt een betaald interview. Jermaine als celebrity-terrorist met street credibility.

Juist die lichtheid vat precies samen waarom moslims in het algemeen zich niet afzijdig mogen houden van de radicale islamitische jongeren. Natuurlijk wil een islamitische Nederlander die niets van de radicale islam moet hebben zich niet aangesproken voelen op het extremisme van iemand waar hij niets mee te maken heeft. Maar tegelijk ontmoet een jongen als Jermaine W., zo blijkt uit zijn verhaal, enkel moslims die hem prijzen en nooit een moslim die Jermaine duidelijk maakt niet uit zíjn naam en uit naam van zíjn religie de jihad te willen ontketenen in Nederland. Het is niet gek dat Jermaine W. vanuit zijn perceptie concludeert dat hij uit naam van alle Nederlandse moslims handelt. Acties uit islamitische kring tegen radicalisme zijn al spaarzaam, en het niet-islamitische volksdeel kan vervolgens nog lezen hoe Jermaine overal complimentjes krijgt.

De cirkel is dan bijna rond: Jermaine W. die denkt dat hij namens alle moslims handelt, een deel van de moslims dat dat ook zo ziet en hem dat zegt, en de rest van de bevolking die dat vervolgens kan lezen. De vaak genoemde zwijgende islamitische meerderheid, die ongetwijfeld bestaat, is de enige die deze cirkel kan doorbreken. Zulke jongens aanspreken vergt moed, zowel van oudere moslims die de greep op sommige jongeren verliezen als van imams die genadeloos gebrandmerkt zijn als ze met hen worden geassocieerd. Maar een andere manier lijkt er niet te zijn.

In ieder geval zal die vicieuze cirkel niet worden doorbroken door de reeks arrestaties van leden van de Hofstadgroep, operaties die veel weg hebben van evenementen. Zoals afgelopen vrijdag: Binnenhof afgezet, persconferentie van de premier, overal gepubliceerde extra maatregelen. Buit: twee gasmaskers en drie bivakmutsen. Als hard bewijs toch even wat anders dan de granaatwerpers van de Hells Angels. En straks volgen waarschijnlijk weer de vrijlatingen wegens gebrek aan bewijs.

Het is begrijpelijk dat de regering wil laten zien dat ze iets doet tegen terrorisme en het is begrijpelijk dat ze de aanslagplegers in spe wil opjagen zolang die niet met succes kunnen worden aangeklaagd. Maar als je de arrestatie-evenementen naast de interviews met Samir A. en Jermaine W. zet, zie je hoe averechts ze werken: de jongens krijgen er alleen maar aanzien door, en daardoor legitimiteit in hun omgeving.

De regering moet een afweging maken tussen enerzijds stille maatregelen nemen en bewijs opbouwen, en anderzijds zichtbare maatregelen nemen en aanslagen voorkomen. Hoewel het moeilijk te beoordelen is of de videoboodschap van Samir A. genoeg aanleiding was voor de arrestaties van vrijdag lijkt het kabinet wat te ver doorgeschoten naar het laatste. Want arrestaties die op vrijlating uitdraaien en het zichtbaar «opjagen» van de Hofstadgroep is niet zonder schade: de voortdurende aandacht van politie, politici en geheime dienst hebben een direct effect op de status van de terroristen in spe, en daarmee – daarop lijkt het in de interviews – op hun acties. «Terrorist zijn» wordt dan aantrekkelijk.

Zo voedt de remedie de kwaal.