We streven doelen na en doen dingen die we eigenlijk niet echt willen © Petri Artturi Asikainen

Socioloog en politiek wetenschapper Hartmut Rosa zou dit tafereel hoofdschuddend hebben aangezien. Het levert anekdotisch bewijs voor zijn stelling dat tijdsnormen een totalitaire vorm hebben aangenomen. ‘Temporele normen’ in de vorm van planningen, deadlines, dagritmes, en ‘de retoriek van het moeten’ beheersen ieder aspect van ons leven; we moeten zelfs ontspannen. En dat terwijl wij bewoners van het laat-moderne Westen ons volkomen vrij waanden.

Hoewel maar weinigen het uitvoerige oeuvre van de Duitse Rosa zullen hebben gelezen, zal de strekking vertrouwd in de oren klinken: we krijgen het steeds drukker. Onze to do-lijstjes groeien harder dan we ze kunnen afwerken: burn-out en depressie als gevolg.

Gelukkig is er nu Leven in tijden van versnelling: Een pleidooi voor resonantie, een verkorte weergave, bezorgd door Marli Huijer, van Rosa’s belangrijkste stellingnames en analyses, en een schets van de contouren van zijn remedie, de resonantietheorie. Maatschappelijke versnelling analyseert hij hier als een product van de moderniteit en het kapitalisme. Het moderne leven was gericht op (ethische) zelfbeschikking, waarvoor obstakels als armoede, schaarste, ziekte en onwetendheid uit de weg geruimd moesten worden. De sterke kapitalistische economie, met de toenemende welvaart als gevolg, droeg hier verder aan bij. En hoewel de belofte van zelfbeschikking maar ten dele werd ingelost, kon de droom lange tijd in leven worden gehouden. Men kon geloven in de vooruitgang, waarbij het kapitalistische systeem eventueel slechts noodzakelijk kwaad was, een middel om grote individuele vrijheid te bereiken waarin het leven naar eigen wens en inzicht ingericht zou kunnen worden, zonder angst voor ‘schaarste, achteruitgang, of falen’.

Inmiddels is de belofte van de moderniteit niet langer geloofwaardig, stelt Rosa. De versnelling wordt niet meer als bevrijdend ervaren. Sterker nog, we zitten vast in de versnellingskringloop: technische versnelling jaagt maatschappelijke veranderingen aan die op hun beurt ons levenstempo versnellen, waardoor er weer technische versnelling nodig is om dat tempo vol te houden. Onze samenleving kan zich slechts nog ‘dynamisch stabiliseren’; Rosa spreekt met de Franse filosoof Paul Virilio van een ‘razende stilstand’. Al onze inspanningen dienen slechts om het versnellingssysteem in stand te houden en, geheel volgens het kapitalistische dictum ‘stilstand is achteruitgang’, niet achterop te raken – van groei en vooruitgang lijkt nauwelijks meer sprake. Ter modernisering van de Belastingdienst werden 4800 medewerkers vervangen door vijftienhonderd nieuwe, met meer kennis van ict. Bij ing verdwenen in Nederland en België onlangs zevenduizend banen. Niet alleen op maatschappelijk niveau, ook op individueel niveau zijn we voortdurend bezig om mee te komen en onze concurrentiepositie te verzekeren.

Wie zich wil handhaven moet leren ‘surfen’ – tijdig overspringen van de ene op de andere golf – en zich permanent om- of bijscholen óf verzuipen. Oordeelsvermogen, flexibiliteit en creativiteit zijn moderne deugden die worden ingezet om het individuele concurrentievermogen te vergroten. In tijden van maatschappelijke verandering en instabiliteit, in een gekrompen heden (Rosa gebruikt de term Gegenwartsschrumpfung van de Duitse filosoof Hermann Lübbe om de inkrimping van het heden aan te duiden: de bruikbaarheid en geldigheid van onze apparaten en ideeën kent een steeds kortere duur) is star vasthouden aan een levensplan levensgevaarlijk. Dus rennen we mee in de tredmolen, om haar draaiende te houden en omdat we anders aan de zijlijn komen te staan. De logica van de concurrentie en de versnelling dicteert zo onze keuzes en bepaalt ons handelen, niet wij zelf. Autonomie, zegt Rosa, is bijna een anachronisme geworden.

De laat-moderne mens heeft de neiging te vergeten wie hij eigenlijk wil zijn

En alsof dat nog niet erg genoeg is, leidt meedraaien in de versnellingsmachine tot vervreemding. Daar is het dan, het V-woord. We streven doelen na en doen dingen, zegt Rosa, die we eigenlijk niet echt wíllen. Door de toename van productie en consumptie bouwen we geen band meer op met onze spullen en maken ze geen vormend deel meer uit van onze identiteit; de dingen blijven ons vreemd. Bovendien begrijpen we de meeste technische apparaten die we gebruiken helemaal niet: ‘Ze zijn zo waardevol en smart maar wij gaan ermee om als idioten.’ En omdat bij veel van onze handelingen die onbegrijpelijke apparaten onontbeerlijk zijn, raken we potentieel vervreemd van ons handelen.

Dan is er nog de eindeloze verstrooiing, door Rosa omschreven als ‘afleiding van datgene wat men eigenlijk zou willen doen’. De journalist die voordat hij gaat schrijven ‘even’ naar zijn e-mail kijkt, komt pas een uur later weer boven. Ook Rosa zelf, die toch beter zou moeten weten, bezoekt soms, zo bekent hij, het wereldwijde web terwijl hij eigenlijk wil schrijven. En zowel docenten als artsen komen door bureaucratische bezigheden niet aan hun ‘kerntaken’ toe. Kortweg: we vinden bijna nooit tijd om datgene te doen wat we eigenlijk willen doen. De ‘retoriek van het moeten’ (we zeggen: ‘Nu moet ik toch echt gaan joggen, dat boek van Yanagihara lezen, ontspannen’ en niet ‘nu wil ik…’) geeft volgens Rosa aan hoezeer we al onze handelingen als heteronoom ervaren; het geeft uitdrukking aan ons ‘diffuse gevoel van vervreemding’.

Ook uit statistisch onderzoek blijkt dat mensen het gevoel hebben nooit toe te komen aan wat ze werkelijk willen doen. De laat-moderne mens heeft, als resultaat, de neiging te vergeten wat hij eigenlijk wil doen en wie hij eigenlijk wil zijn, meent Rosa.

Als tegenwicht voor de vervreemding moeten we volgens Rosa op zoek naar vormen van resonantie: ‘Een relatie waarin het subject en de wereld antwoordend tegenover elkaar staan.’ Die resonantie vinden we bijvoorbeeld in kunst en muziek, maar ook in werk, de natuur of het gezin. Het gaat om een niet-instrumentele ontmoeting van personen die aan beide zijden tot een verandering zou kunnen leiden. Maar ook om een betekenisvolle relatie tussen subject en object; de relatie tussen journalist en tekst, wetenschapper en formule, bakker en deeg. (Gelukkig is ambachtelijk brood hip.) Resonantie vraagt om een bereidheid ons kwetsbaar op te stellen, tot verandering, tot openheid én spreken met eigen stem. Zie hier de hoopvolle contactadvertentie van de wakker geschudde laat-moderne mens. Zoals bij alle contactadvertenties rijst de vraag welk perfect wezen aan het eisenpakket kan voldoen.

Rosa geeft een intelligente stem aan gevoelens van onbehagen en slaat meer dan eens de spijker op de kop. Niemand zal ontkennen dat we in moeilijke en uiterst gecompliceerde tijden leven. Maar precies daarom is zo’n allesomvattend verhaal over de laat-moderne misère wellicht te mooi om waar te zijn. We zouden haast vergeten dat er al volop geresoneerd wordt – helemaal niet iedereen doet mee aan de ‘ratrace’ – en dat het soms zelfs wel wat minder mag met het zoeken naar onze ware identiteit. Zijn wij laat-moderne westerlingen niet juist soms wat te veel bezig met zijn wie we zijn en willen wat we willen, terwijl om ons heen de wereld vergaat? De (van oorsprong romantische) vraag stellen wie ik écht ben en wat ik écht wil lijkt zo langzamerhand net zozeer een van de imperatieven van de versnellingsmaatschappij. Misschien werkt navelstaren op den duur wel net zo vervreemdend als meehollen. Maar, en dat moet gezegd, een kwartiertje spelen is altijd al te kort geweest en zal altijd te kort zijn.


Hartmut Rosa - Leven in tijden van versnelling: Een pleidooi voor resonantie. Bezorgd door Marli Huijer, vertaald door Huub Stegeman. Boom, 160 blz., € 20,-