Kan Pol Hoste eigenlijk wel schrijven? Zelf is de Gentse auteur daar niet zeker van. In zijn recente boek De verzwegen Boon stelt hij dat hij nooit echt tevreden is over zijn werk. Als hij de waarheid op papier heeft gezet, blijkt er toch altijd weer iets aan te ontbreken. Een tekst van Hoste is nooit definitief.
Nu zou je dat een postmoderne overtuiging kunnen noemen. Hoste (1947) wordt doorgaans tot de postmodernen gerekend, maar evengoed kan gesproken worden van een literaire levenshouding, die - denk aan Montaigne, Cervantes en Sterne - verder teruggaat dan de jaren tachtig en Lyotard. Hoste’s zelftwijfel is aangenaam, zeker in deze tijd van eenduidige meningen.
In De verzwegen Boon laat Hoste zijn aarzelingen los op een afgebakend onderwerp. Dat is de schrijver Louis Paul Boon (1912-1979), de peetvader van de hedendaagse Vlaamse literatuur, om het op z'n katholieks te zeggen. De verzwegen Boon is een essay in de meest onzuivere vorm denkbaar. Het boek zit vol dialogen, terzijdes en anekdotes, ongeveer als Boons eigen De Kapellekensbaan. Louis Paul Boon was een communist en werkte na de Tweede Wereldoorlog kort bij het partijblad De roode vaan. Snel raakte hij ontgoocheld over de rigide houding van de partijleiding, maar hij bleef de idealen, dat wil zeggen de emancipatiestrijd van de arbeiders, onderschrijven. De verzwegen Boon gaat over de weerstand die Boon niettemin opriep bij zijn ideologische verwanten. Veel communisten vonden dat auteur te passief was, te pessimistisch ook, en bovendien te veel de nadruk legde op zijn eigen melancholie.
Pol Hoste voelt zich aangesproken door deze kritiek, in de eerste plaats omdat hij Boons inzet voor solidariteit deelt. Hoste zelf groeide op in een communistisch milieu. Hij kent persoonlijk de geestelijke bekrompenheid van diegenen voor wie de partijlijn heilig is. De verzwegen Boon is daarom ook een hernieuwde afrekening met de ouders van Hoste, met name diens vader. Tegelijk hekelt de auteur de manier waarop de liberalen Boon lazen, hem verzwegen als het ware, precies hetgeen de katholieken deden.
De liberalen vonden dat Boon met zijn miserabelisme een artistieke pose innam. Beter zou de auteur zelf zijn handen uit de mouwen steken. Of de jeugd opvoeden met vrijzinnige waarden, in plaats van zich telkens weer over te geven aan zijn voorliefde voor obsceniteiten.
Wat Hoste daar tegenoverstelt - als ik hem goed begrijp, want de dubbelzinnigheid van De verzwegen Boon beperkt zich niet tot de titel - is een vorm van literaire autonomie. Een literair werk zou beoordeeld moeten worden met criteria die in het werk zelf besloten liggen. Een criticus zal eerst moeten kijken in welke traditie een tekst staat en wat de inzet van de schrijver is.
Boons schrijverschap ving aan in de katholieke sloppenwijken van Aalst en het daar gelegen industrieconglomeraat Chipka. Hij vocht tegen economische uitbuiting en sociale stigmatisering, en gaf die strijd vorm in literatuur. Bijzonder was dat hij weigerde zich een ‘literaire taal’ eigen te maken. Hij schreef in de taal van het volk, of beter gezegd, hij schreef met de taal van het volk, de spreektaal.
Daar precies identificeert de literator Hoste zich met Boon, in diens worteling in de orale traditie. Hoste schrijft dat literatuur voor hem betekent: ‘Meerzinnigheid zoals ze in de spreektaal leeft.’ En dus schrijft hij grote delen van zijn roman in Vlaamse dialogen. Een ‘taaltje’ dat Nederlanders zo graag horen, zegt een tegenstem in het boek, ‘omdat ze dan niet au sérieux hoeven te nemen wat er staat’. Wat Hoste schrijf over autonomie lijkt me zinnig, maar ook problematisch. Want hoe dan nog kritiek te leveren op een literair werk in het algemeen en dat van Hoste in het bijzonder? Zijn we dan gedwongen tot een beaat beamen van wat De Auteur ons te zeggen heeft? Hoste zelf laat in zijn boek alvast zien dat hij zelf niet om oordelen over oeuvres verlegen zit. Claus? Een poseur. Walschap? Onaangename eerlijkheid.
Voor zijn kritiek op Boon neemt Hoste een boek lang de tijd. En hij slaagt er op die manier in duidelijk te maken dat elk oordeel in de eerste plaats iets vertelt over degene die dat oordeel velt. Zo kan literatuur ontstaan in plaats van opinie. Tenminste, bij uitgevers die daar hun nek voor durven uitsteken; het jonge het balanseer uit Aalst is een moedige onderneming.
Als ik in dit korte bestek toch een kritiek op Pol Hoste moet formuleren (en dat moet ik), dan blijkt die deels overeen te komen met wat de communisten Boon verweten. Het zou dus kunnen dat ik de ironie heb gemist, maar mij irriteerde Hoste’s zwelgen in zelfmedelijden naast zijn expliciet aanroepen van solidariteit. Bijvoorbeeld daar waar Hoste, of eigenlijk de verteller Paul Gustaaf (doopnaam van de schrijver) spreekt met de gierige zakenman Meneer Dirk. De laatste is een karikatuur, zodat de lezer vooral de bescheidenheid van de goede Paul/Pol zal opvallen. Dat is me te veel Calimero, een zelfbeeld als slachtoffer opnieuw in beeld gebracht.
Waar Hoste zich echter tot de standpunten van anderen verhoudt, zich werkelijk engageert, is De verzwegen Boon meesterlijk. Jeanne Boon over de liefde, de Werdegang van de communistische partijman Bert Van Hoorick, het verzwegen kamp van Lokeren. Daar komt Pol Hoste los van zichzelf en ontsnapt hij naar de wereld - die natuurlijk al van taal was.

POL HOSTE
DE VERZWEGEN BOON
het balanseer, 162 blz., € 19,95