De centrale bank is gevestigd in een achterkamertje in een dorpje bij Bremen. Hier staat een computer waar alle boekingen verwerkt worden. Hier zitten ook de vrijwilligers die het geld in de gaten houden. ‘Maar we zijn geen bankiers hoor’, benadrukt Karl-Heinz von Bestenbostel. Het is zaterdagochtend, hij neemt een slokje koffie en begint over geld te praten. Over de theorieën van geldcreatie. Over rentes en de geldkringloop. Van maandag tot vrijdag werkt Von Bestenbostel (61) als leraar economie in het voortgezet onderwijs. In zijn vrije tijd is hij medeverantwoordelijk voor de ‘Roland’, een lokale munt die in de regio Bremen naast de euro bestaat.

Zo’n dertig regio’s in Duitsland hebben tegenwoordig hun eigen munteenheid, en het worden er steeds meer. In veertig regio’s zijn regionale valuta’s in voorbereiding. De belangstelling groeit naarmate het vertrouwen in de euro daalt. Veel mensen willen back to the roots, terug naar het oorspronkelijk idee van geld. Ze willen het alleen gebruiken om te winkelen, om iets te kopen. Geld als ruilmiddel dus. Niet als object van speculatie. Daarmee houden de overeenkomsten van de lokale munteenheden echter op. In de praktijk pakt iedere regio het anders aan.

In Bremen grijpt Karl-Heinz von Bestenbostel naar zijn portemonnee en laat een papiertje zien. Aan het begin bestonden er eigen bank­biljetten. ‘Maar toen had je euro’s én Rolands in je portemonnee’, vertelt hij. ‘Dat bleek in de praktijk niet handig.’ Nu vullen klanten aan de kassa, nadat ze zich als deelnemer hebben opgeschreven en een Roland-rekening hebben gekregen, een cheque in. Daarop staat de naam, het persoonlijke rekeningnummer en het bedrag. Eén Roland is één euro. De ‘centrale bank’ zamelt de cheques in van alle winkels en boekt het geld van de rekening van de klant naar die van de winkelier. Voor alle zekerheid is de Roland-rekening aan een gewone euro­rekening gekoppeld. Als op een Roland-rekening het saldo te laag is, wordt dat met euro’s aangevuld. Zo worden fraude en zeepbellen voorkomen.

De munt in Bremen is dus niet helemaal onafhankelijk van de euro. Het is daarom ook geen echt alternatief, maar wel een aanvulling op de Europese eenheidsmunt, aldus Karl-Heinz von Bestenbostel. Hij zegt verscheidene doelen te willen bereiken met de lokale valuta: ‘Tegenwoordig draait alles alleen maar om winst. Dat moet anders.’ Met de regionale munt willen de Bremers regionale gemeenschappen en netwerken creëren en de leefbaarheid verbeteren. Ze willen laten zien dat een andere omgang met geld mogelijk is.

Naast deze sociale aspecten is er ook een economisch motief. De Roland moet de koopkracht van burgers in de regio Bremen houden, en zo de lokale economie stimuleren. Dat is hoog nodig. De schuld per inwoner is in Bremen de laatste jaren opgelopen tot 28.000 euro. De werkloosheid ligt rond de twaalf procent. Het zijn dezelfde problemen waar Griekenland mee kampt – maar Bremen leed er tien jaar geleden al aan.

Om die reden werd in 2001 de regionale munt Roland ingevoerd. Bremen was toen de eerste regio met eigen, lokaal geld. Inmiddels ligt de omzet rond de vierhonderdduizend ­Roland, en groeit deze met dertig procent jaarlijks. Ook het aanbod wordt steeds groter. Het zijn vooral kleine en alternatieve zaken waar burgers met de Roland kunnen betalen, zoals natuurwinkels. Maar ook twee Spar-supermarkten, een dansschool, computerzaken en een tankstation accepteren inmiddels het lokale geld. Vooral de laatste drie jaar is de belangstelling fors toe­genomen, vertelt Von Bestenbostel. Hij durft het niet zo te zeggen, maar in feite profiteert het initiatief van de wankelende euro: ‘We bespeuren een grote onzekerheid bij mensen. Daar willen wij graag iets tegen doen.’

Net als de meeste andere regionale munten onderscheidt de Roland zich op enkele cruciale punten van de euro. Het belangrijkste is de geldhoeveelheid. Sinds het loslaten van de gouden standaard in 1971 zijn de dollar en de euro niet langer gedekt door goud of andere reële waarden. Von Bestenbostel: ‘Het móet misgaan als de geldhoeveelheid sneller groeit dan het bbp; dat zien we in de eurocrisis.’ Bij regionaal geld is dat anders. Er zijn slechts zo veel Rolands in omloop als er goederen en diensten zijn. Een voorbeeld: de hoeveelheid euro’s groeit als banken kredieten verstrekken. De hoeveelheid Rolands daaren­tegen groeit slechts als de groenteboer meer komkommers oogst en verkoopt. Of als de kapper langer werkt.

Een tweede verschil met de euro is dat de lokale munten een negatieve rente hebben. Het geld moet worden uitgegeven, want elke maand verliest de Roland één procent van zijn waarde. ‘Sparen heeft dus geen zin’, legt Von Bestenbostel uit. ‘Om die reden is de geldomloop van een lokale munt drie keer zo snel als bij de euro.’

De omloop wordt niet alleen sneller, maar ook regionaler, vertelt Christian Gelleri. Samen met scholieren heeft hij negen jaar geleden de ‘Chiemgauer’ opgericht, een munt voor de regio Rosenheim ten zuiden van München. In de afgelopen jaren is het scholenproject uit­gegroeid tot een van de grootste regionale munten in Europa. Drieduizend klanten gebruiken het geld. De omzet ligt jaarlijks boven de vier miljoen Chiemgauer. Of euro.

Met de munt ontstaat een lokale geldkringloop. De consument betaalt zijn groente met Chiemgauers, vervolgens keert de dealer de lonen aan zijn medewerkers in Chiemgauers uit en betaalt hij de leveranciers en boeren met – hoe kan het ook anders – Chiemgauers. Omdat zowel de medewerkers als de boeren de door hen verdiende Chiemgauers alleen in de regio kwijt kunnen, sijpelt het geld niet weg, stelt Gelleri. ‘Het moet in de regio worden uitgegeven. Of je moet het tegen hoge kosten omwisselen in euro’s.’

Maar waarom is lokaal geld voor klanten en bedrijven dan aantrekkelijk? Ten eerste omdat het lokaal-geldsysteem minder ingewikkeld is; mensen zien beter wat er met hun geld gebeurt, waar het naartoe gaat, meent Gelleri. Bovendien geven de meeste winkels korting als klanten met de lokale munt betalen. ‘Vaak worden mensen ook gemotiveerd door de wil iets goeds te doen’, aldus Christian Gelleri. Lokale munten hebben namelijk nóg een functie: de winst voor de ‘centrale bank’ die ontstaat als iemand zijn Chiemgauers of Rolands niet uitgeeft vóórdat ze verlopen zijn, wordt in regionale projecten gestopt. Of het wordt als rentevrij krediet verstrekt, bijvoorbeeld aan boeren. ‘We willen een lokale gemeenschap creëren’, zegt Gelleri. ‘Geen concurrentie voor de euro.’

Zolang er geen sprake is van ondermijning van de euro als enige officiële munteenheid hoeft dan ook niet te worden ingegrepen, zegt William Lelieveldt van de Europese Centrale Bank (ecb) vanuit Frankfurt. Eigenlijk mag alleen de ecb geld drukken. ‘Dat laat onverlet dat er lokale initiatieven kunnen zijn met alternatieve ruilmiddelen.’ Regionale valuta’s worden door de ecb niet beschouwd als munteenheid of wettelijk geld, maar als tegoedbonnen.

Ook De Nederlandsche Bank heeft niks tegen regionaal geld: ‘Van concurrentie voor de euro is geen sprake. Daarvoor is de circulatie veel te klein’, zegt woordvoerder Herman Lutke Schipholt. Wel ziet hij het gevaar dat lokale valuta’s door het publiek voor ‘echt’ geld worden aangezien. Bovendien zou het ontbreken aan een onafhankelijke toezichthoudende instantie, en aan een stelselmatige controle op echtheid, aldus Schipholt.

Er is ook andere kritiek. Gerhard Rösl, econoom aan de hogeschool Regensburg en deskundige op het gebied van regiogeld, bekritiseert de snelle devaluatie door de negatieve rente. ‘De enige winnaar is de centrale bank’, stelde hij in de Tagesspiegel. Critici als hij vinden bovendien dat regionale munten leiden tot protectionisme. ‘De lokale economie sluit zich daarmee af.’

Rajshri Jayaraman van de European School of Management and Technology (esmt) heeft andere bezwaren. ‘Er zijn goede redenen, met name de transactiekosten, om één munt voor een groot gebied te hebben’, zegt ze vanuit Berlijn. Zij denkt ook niet dat lokale munten per se stabiliteit bieden: ‘Regionale gemeenschappen hebben niet noodzakelijkerwijs meer discipline. Ze zijn daarom ook niet immuun tegen hyperinflatie.’

Ondanks zulke twijfels lijkt de opmars van het regionale geld niet te stuiten. Ook in Nederland groeit de belangstelling. Twee jaar geleden bleek het ‘Bijlmer-euro’-project in Amsterdam een succes. Het was een kunstinitiatief, bedoeld om de cohesie in de wijk te versterken. In Noordoostpolder kondigde de gemeenteraadsfractie ChristenUnie-sgp in november aan een lokale munt te willen invoeren, de ‘Schokker’. En in Gelderland bestond in 2010 al even de ‘Gelre’, die nu weer nieuw leven krijgt ingeblazen. Ook in steden als Nijmegen en Groningen zijn burgers druk bezig met de voorbereidingen.

Jos Schlaman staat achter een grote tafel in zijn Groningse bonbonatelier. Om hem heen liggen glanzende chocoladebonbons in wit, bruin en zwart. Een groot deel van de ingrediënten komt uit de regio. ‘Duurzaamheid is belangrijk voor mij’, verklaart hij. Daarom wil Schlaman de ‘Groninger Gulden’ invoeren, een lokale munt voor de stad en provincie Groningen. ‘Als je in de supermarkt of een winkelketen boodschappen doet, dan heeft de regio er niks aan’, roept hij uit. ‘Het geld verdwijnt gewoon naar de plaats waar het hoofdkantoor is gevestigd.’ Het idee achter de Groninger Gulden is daarom een munt te creëren die alleen door lokale winkeliers wordt geaccepteerd: ‘Dat moet de cohesie in de regio, tussen stad en ommeland versterken.’

In november moet de Groninger Gulden klaar zijn. Schlaman en zijn mede-initiatief­nemers zijn nu op zoek naar een bank die het project wil ondersteunen. Ook ontbreekt het nog aan een ontwerp voor de bankbiljetten. ‘Wat moet op zo’n briefje staan? Hoe beveilig je het tegen vervalsing?’ vraagt hij zich af. ‘Tegen dat soort kwesties loop je aan als je een eigen munt creëert.’