De romantici werden ertoe aangezet op zoek te gaan naar exotische onderwerpen en op reis te gaan naar verre oorden. Zij beseften niet dat – ook al moet het transcendentale het vreemde en ongerijmde omvatten – niet alles wat vreemd en ongerijmd is transcendentaal kan worden genoemd.

De kunstenaar vindt het moeilijk de onvriendelijkheid van de samenleving jegens zijn activiteiten te aanvaarden. Toch kan juist deze vijandigheid fungeren als een hefboom voor de echte bevrijding. Verlost van een vals gevoel van veiligheid en gemeenschappelijkheid kan de kunstenaar afscheid nemen van zijn creditcard, net zoals hij andere vormen van zekerheid achter zich heeft gelaten. Zowel het gevoel van veiligheid als dat van gemeenschappelijkheid is afhankelijk van het vertrouwde. Pas als je je daarvan hebt losgemaakt, worden transcendentale ervaringen mogelijk.

Ik zie mijn schilderijen als theaterstukken; de vormen in de schilderijen zijn de acteurs. Zij komen voort uit de behoefte aan een groep acteurs, die zich op theatrale wijze weet voort te bewegen zonder in verlegenheid te worden gebracht en gebaren kan maken zonder zich te hoeven schamen.

Noch de handelingen noch de acteurs kunnen van tevoren worden beschreven. Zij beginnen als een onbekend avontuur in een onbekende ruimte. Pas bij voltooiing is er een flits van herkenning: zij blijken het aantal te omvatten en de functie te hebben die was bedoeld. Ideeën en plannen die bij aanvang in de geest bestonden, waren eenvoudigweg de poort waardoor je de wereld verliet waarin die voorkomen.

De grote kubistische schilderijen overstijgen en logenstraffen dus op deze manier de implicaties van het kubistische programma. Het belangrijkste instrument dat de kunstenaar zich eigen maakt door voortdurende oefening is het geloof in zijn vermogen om wonderen te produceren als die nodig zijn. Schilderijen moeten wonderbaarlijk zijn: op het moment dat er één klaar is, wordt de intimiteit tussen schepping en schepper beëindigd. Hij is een buitenstaander. Ook voor hem – net als voor iedereen die het later ervaart – moet het schilderij een openbaring zijn, een onverwachte en ongekende vervulling van een eeuwig gevoelde behoefte.

Over vormen:

Het zijn unieke elementen in een unieke situatie.

Het zijn organismen met een eigen wil, die zich graag laten gelden.

Het is echt een kwestie van het beëindigen van deze stilte en deze eenzaamheid

Ze bewegen met een innerlijke vrijheid en zonder de noodzaak te voelen zich te conformeren aan wat voor de hand ligt in de vertrouwde wereld, of dat juist te schenden.

Zij onderhouden geen rechtstreeks verband met een bepaalde visuele ervaring, maar je herkent in hen het principe en de passie van levende organismen.

Het is nooit mogelijk geweest dit theaterstuk in de vertrouwde wereld op te voeren, tenzij alledaagse handelingen onderdeel waren van een ritueel dat werd aanvaard als een verwijzing naar een transcendent domein.

Zelfs de met een griezelige virtuositeit behepte kunstenaar uit vervlogen tijden vond het nodig een groep ‘bemiddelaars’ te creëren, bestaande uit monsters, hybriden, goden en halfgoden. Het verschil is dat – omdat die kunstenaar in een praktischer maatschappij leefde dan de onze – de noodzaak van een transcendente ervaring begrepen werd en een officiële status had. Als gevolg daarvan kon de menselijke figuur, evenals andere elementen uit de vertrouwde wereld, gecombineerd worden met of participeren in de opvoering van de buitensporigheden die deze onwaarschijnlijke hiërarchie kenmerken. Met ons erbij moet de maskerade compleet zijn. De vertrouwde identiteit van de dingen moet worden verpulverd om de definitieve associaties te vernietigen waarmee onze samenleving in toenemende mate ieder aspect van onze omgeving verbergt.

Zonder monsters en goden kan de kunst ons drama niet opvoeren: de diepste momenten van de kunst geven uitdrukking aan deze frustratie. Toen ze aan de kant werden geschoven als uitingen van een onhoudbaar bijgeloof verzonk de kunst in melancholie. Voor mij waren de grote prestaties van de eeuwen waarin de kunstenaar het waarschijnlijke en het vertrouwde nog als zijn onderwerpen aanvaardde de schilderijen van de solitaire menselijke figuur – alleen, op een moment van uiterste mobiliteit.

Maar deze solitaire figuur kon zijn armen niet omhoog brengen in één enkel gebaar dat zou kunnen duiden op zijn zorgen over het feit van zijn sterfelijkheid en op een onverzadigbare honger naar alomtegenwoordige ervaringen als gevolg van dit feit. Ook de eenzaamheid kon niet overwonnen worden. Hij kon louter door toeval op stranden en in straten en parken bijeenkomen en, met zijn metgezellen, een tableau vivant vormen van het menselijk communicatieprobleem.

Ik geloof niet dat zich ooit de vraag heeft voorgedaan of ik abstract of representatief moest schilderen. Het is echt een kwestie van het beëindigen van deze stilte en deze eenzaamheid, van het doorbreken van iets en het opnieuw uitstrekken van je armen.


Deze tekst uit 1947 verscheen in Writings on Art (Yale University Press, 2005), een compilatie van gepubliceerde en ongepubliceerde teksten van 1934 tot 1969 van Mark Rothko. Met dank aan Christopher Rothko voor het geven van de vertaalrechten. Vertaling: Menno Grootveld


Beeld: Mark Rothko, Untitled, 1949 (HH).