Ze zitten hier drie jaar. In het begin schreven ze alle muziek- en sportverenigingen en alle Oosteuropese busreizen aan om bekendheid te krijgen. ‘Langzaam begint het te lopen, ik hoef al niet meer alles zelf schoon te maken en we konden dit jaar twee weken met vakantie. Over twee jaar is onze zoon het huis uit, dan willen we een Formule 1-hotel in Australië, of een Motel 6 in Amerika.’
De anonieme sfeer van de nacht is verdwenen, aan het ontbijt zit een Leids stel met twee kinderen. Ze zijn op weg naar Phantasialand in Aken. De freaks van de nacht zijn spoorloos.
Het meisje van het Esso-station bij Heerlen heeft weinig te doen. Door de recente prijsverhogingen is de benzine in Duitsland 35 cent goedkoper. Net als iedereen in de grensstreek tankt ze zelf ook over de grens. Elk tankstation in de grensstreek krijgt 70.000 gulden per jaar als compensatie, maar toch hebben sommige pomphouders al ontslagvergunningen aangevraagd.
De A79 naar Maastricht golft langs boerderijen, fruitbomen en een lappendeken van veldjes. De bermen bloeien, een kudde wandelaars steekt met een loopbrug de weg over en het weidse heuvellandschap lokt ons naar parkeerplaats Ravensbos. Gewone parkeerplaatsen zonder tankstation worden steeds zeldzamer in Nederland, elke kans om de stilstaande automobilist iets aan te smeren, wordt benut. Helaas is deze parkeerplaats net op de verkeerde plaats aangelegd: het uitzicht is minimaal. Op de verkoolde resten van een chemische toilet is nog net te lezen: ‘(045) 5231551. Bij vragen en/of klachten.’
Bij Maastricht kruist de A79 de A2, maar een aansluiting in noordelijke richting ontbreekt. Dus wringt het verkeer zich elke dag door het dorp Rothem. Onlangs zijn de kruispunten vervangen door twee nieuwe rotondes. Deze mini-verkeerspleintjes zijn een stuk veiliger, maar het is net alsof je in de verkeerstuin van een rijschool rijdt. Op de A2 is het gedaan met de rust, een zinderende stroom auto’s dendert langs, de weg vibreert. Dit is de corridor van de Randstad naar Zuid-Europa.
Ineens realiseer ik me waarom we veel minder bedrijventerreinen hebben gezien dan ik verwachtte. De grootste woekeringen van ‘zichtlocaties’, spiegelkantoren en bedrijfshallen liggen langs de radiale uitvalswegen naar het zuiden en oosten. Als je een cirkel rijdt, mis je die spaken van het wiel en dan blijkt Nederland helemaal niet vol te zijn. Goed, overal liggen bedrijvenparken en meubelboulevards langs de wegen, maar nog steeds overheerst de ruimte. Al doen de reclameborden waarmee nieuwe bedrijventerreinen overal in het land om aandacht schreeuwen, het ergste vrezen. Een greep: ‘Het werkt in Wognum’, ‘Onze ligging is uw belegging’ (Drachten), ‘Ruimte met toekomst’ (Marum), ‘Staphorst, een prima variant’, ‘Ruimte voor bedrijven’ (Venray), ‘Terreinwinst!’ (Roosendaal), ‘Wonen, werken, recreëren’ (Ypenburg).
BIJ MAASTRICHT Aachen Airport - tot voor kort nog gewoon vliegveld Beek - ligt het laatste bediende snelwegtankstation van Nederland. Het ligt pal aan de snelweg, maar raakte een paar jaar geleden zijn eigen op- en afrit kwijt. Nu moet je een omweg maken om er te komen. Als we over de rubberen kabel rijden die de parkeerplaatsen voor de pompen markeert, gaat binnen een belletje en komt een meisje uit de garage de tank volgooien. O ja, zo ging dat. Het assortiment in het tankhokje is beperkt tot een half rekje snoep. Eind dit jaar komt er een grote winkel, dan slaat ook hier het funshoppen toe.
Bij Sittard vermeldt een bord langs de weg de vertrek- en aankomsttijden van de treinen naar Utrecht en Den Haag. Het verkeer jakkert gewoon door. ‘Maak van uw stopplaats geen stortplaats’ staat op stickers op de vuilnisbakken van parkeerplaats Swentibold. Vergeefs. Een vermoeide, pezige vrouw in een oranje wegwerkershesje veegt het naastgelegen Shell-station aan. ‘Och mijnheer, mensen maken er zo'n bende van. Ik heb op heel wat stations gewerkt, maar hier is het echt vies door al die toeristen. Ik doe alleen het tankstation, de gemeente moet de parkeerplaats schoonhouden. Ze komen één keer per dag, veel te weinig.’
Binnen heeft Jean, een kleine Bretonse vrachtwagenchauffeur met hangsnor, alle tijd. Hij is met auto-onderdelen onderweg naar Nedcar. Fantastisch vindt hij het dat op de Nederlandse snelwegen de namen van bedrijventerreinen staan aangegeven. In België en Frankrijk zoekt hij zich een ongeluk. Maar het eten is een verschrikking: duur en slecht. Misschien dat hij daarom gezonder oogt dan veel Nederlandse chauffeurs die we troffen. Twintig jaar op de weg hebben hem niet doen vervetten.
OP HET volgende tankstation treffen we een uitgebreide Marokkaanse familie. Met drie busjes en een personenwagen zijn ze na zes weken vakantie op de terugweg naar Assen. Elke wagen heeft slechts één chauffeur, ze rijden al drie dagen met een snelheid van tachtig in konvooi. Deze ochtend zijn ze om half drie vertrokken uit Dijon, om negen uur waren ze hier. ‘Toen ik het bordje Nederland zag, was ik zo blij’, zegt een van de jongetjes, ‘we zijn er bijna.’ De mannen vinden de Nederlandse snelwegen aardig, maar Frankrijk is beter. ‘De Franse parkeerplaatsen zijn super’, zegt de oudste, een gezette pater familias. ‘Ze zijn lekker groot, de kinderen kunnen er spelen, er zijn picknicktafels en goede toiletten. En elke tien kilometer is er een.’
De Nederlandse snelweg is wit. Allochtonen komen veel minder buiten de steden dan de gemiddelde Nederlander: ze maken minder ontdek-je-plekjetochten, ze wonen minder verspreid over het land, en ze zijn ondervertegenwoordigd in snelwegberoepen als vrachtwagenchauffeur en vertegenwoordiger. De tankstations zijn zo mogelijk nog witter. De Marokkaanse familie heeft daar ook niets anders te zoeken dan snel tanken en afrekenen. Met zo'n schare kinderen zijn de consumpties niet alleen te duur, ook de openlijk uitgestalde porno stoot af.
Vlak voor Weert ligt Esso-station Meiberg. Beheerder Theo van Zoest werkt hier vanaf de eerste dag dat de snelweg in 1969 in gebruik werd genomen. Het eerste half jaar woonde hij in een caravan op het tankstation. ‘Ik kwam uit Arnhem en in die tijd werden er geen kamers verhuurd aan alleenstaande mannen, zeker niet als ze niet katholiek waren. Alles zat hier nog dichtgeplakt, de snelweg heeft Limburg pas opengelegd.’
Twee jaar geleden werd het station gerenoveerd. Vanwege de vervuiling moest de grond zes meter worden afgegraven. Als iemand vroeger per ongeluk diesel in plaats van super had getankt, lieten ze de inhoud van de tank gewoon op het grasveld weglopen. Nu wordt zelfs het regenwater dat op het station valt, eerst gezuiverd.
Doorrijders hebben ze niet veel, misschien twee per maand. ‘We zijn erop getraind. Als dieven merken dat je nadrukkelijk oplet, proberen ze het ergens anders.’
Overdag is het gezellig op het tankstation, de rottigheid beperkt zich tot de nacht. Zoals huilende vrouwen die door hun man uit de auto zijn gezet. Of automobilisten die op de snelweg ruzie hebben gekregen en dat op het tankstation uitvechten. Maar een overval hebben ze nog nooit meegemaakt. ‘Eén keer dreigde iemand met een mes, maar er stond toen een driftige kassier achter de balie. Die pakte een schop en joeg hem op de vlucht.’
In dagblad De Limburger lezen we dat gisternacht een 37-jarige Italiaanse tandarts is beroofd van een koffer met 25 kunstgebitten. Hij sliep in zijn camper op een parkeerplaats langs de A12. In dezelfde krant staat het bericht dat op de nabijgelegen A67 in een brandende Duitse personenauto de verkoolde resten van een lijk zijn gevonden. Een peleton ME kamde zonder resultaat de omgeving uit. We rijden onbekommerd verder.
De geur van dennenbossen kondigt de Noordbrabantse zandgronden aan. Voor het knooppunt Leenderheide rijden we onze eerste file in. De komende drie kwartier leggen we 7,5 kilometer af. Aan de andere kant dreunt het verkeer, elke passerende vrachtwagen schudt onze auto even lichtjes door elkaar. Naast ons in de file staat een auto met aanhangwagen die is afgeladen met oude meubels, een matras, dozen en fiets. De studente in spe zit stuurs achterin bij haar ouders. Met hun benen bijna aan de grond wringen motorrijders zich tussen de rijen auto’s, een motormeisje ziet haar vrienden uit het zicht verdwijnen omdat ze niet langs een vrachtwagen durft.
De vangrail die met 120 per uur zo strak en glad lijkt, blijkt in werkelijkheid oud en roestig. Op de radio vertelt filosoof Ger Harmsen over zijn liefde voor mossen. Aan de overkant staat een man met zonnebril hulpeloos toe te kijken hoe zijn gestrande BMW op een takelwagen wordt gehesen. Een non in habijt zwoegt tegen de wind in op het naastgelegen fietspad. Op een viaduct ontmoeten twee bekenden elkaar, ze stappen van hun fiets, maken een praatje, groeten elkaar en rijden weer verder.
Het is twaalf uur, in Nederland staat 21 kilometer file. Rust.
AAN DE ZUIDRAND van Eindhoven hebben ambitieuze projectontwikkelaars een blokkendoos met kantoren en fabrieken laten omvallen, stuk voor stuk smakeloze spiegelpanden. Het witte staketsel van de waterzuivering is een verademing tussen zoveel middelmatigheid. Een enorme totempaal met reclame van de Lage Landen markeert de afslag richting Breda. Op Esso-station Kriekampen staat een vrachtwagen van bloementransporteur Te Baerts uit Horst. Al negen weken vervoert deze wagen dode biggen naar Rotterdam, 32.000 per ritje. ‘Ze zijn met een injectie gedood en moeten daarom als chemisch afval worden verbrand’, vertelt de ambtenaar van de Veterinaire Inspectie die het transport begeleidt. Voor hem is het gewoon werk, maar de blonde chauffeur met achterovergeplakt haar moet eraan wennen. ‘Ik rijd liever bloemen. Als we de biggen ophalen op de boerderij vragen die boeren: “Zo komen jullie eindelijk eens een bloemetje brengen?”’
Het Brabantse coulissenlandschap gaat na een tijdje vervelen. Maïs, bosschages, lichte glooiingen, nog meer mais. Bij Van der Valk-restaurant Molenheide legt een man het familie-uitje vast. De camera gaat vluchtig van zijn vader, via zijn vrouw en baby naar de baguette zalm voor zijn neus. De serveerster vertelt dat het hier op maandag en vrijdag altijd druk is: ‘Op die dagen is het wisseling van de wacht bij Center Parcs. En wij liggen precies tussen de Randstad en Brabant in.’ In de hal wordt het komende vlees- en visfestijn aangekondigd, slechts veertig gulden per persoon. Je onbeperkt klem vreten, dat blijft de gouden formule van Van der Valk.
Vreemd genoeg zijn we langs de weg geen enkele McDonald’s tegengekomen. Natuurlijk hebben we de hoge palen met het gele logo overal in het land zien staan, van Joure tot Tilburg en van Hoorn tot Venray. Maar om deze McDrives te bereiken moet je van de weg af.
Op parkeerplaats Lage Aard waarschuwt een bord voor goudverkopers. Niet voor aids, hoewel dat niet onterecht zou zijn aangezien deze parkeerplaats faam geniet als plaats voor anonieme seks. De Lage Aard is een van de 71 ‘seks-ontmoetingsplaatsen’ die Internetsite De Erotische Snelweg opsomt: ‘Zeer groot en heel bekend. Spannend en veel te beleven.’ En als extra voordeel: ‘Regelmatig bezoek van politieauto’s.’
In het dorre eikenbosje schuifelen enkele mannen broeierig heen en weer, eentje draagt alleen nog zijn T-shirt. Tot veel activiteit leidt dat voorlopig niet. Op de grond een scala van condooms: Euroglider, Gay Safe (roze en blauw), Hot Rubber Easy, Durex Fiesta, Mondos. Afgaande op de merken komen er ‘s avonds ook hetero’s op deze parkeerplaats, zoals de site al beweerde. Naast een condoom en een drol ligt de rode huls van een patroon hagel. Inderdaad, 'veel te beleven’.
Bij de volgende parkeerplaats maaien twee mannen van een cultuurtechnisch bedrijf de berm. Rijkswaterstaat heeft ze ingehuurd voor ecologisch bermbeheer. Slechts twee keer per jaar komen ze hier. Het maaisel voeren ze af om de grond te verschralen, zodat meer plantensoorten een kans krijgen. Kauwend op een strootje zegt de oudste: ‘Als boeren erom vragen, krijgen ze het als veevoer. De vervuiling zit ruim onder de normen.’
Persoonlijk vindt hij een ruige berm wel mooi, ‘maar het blijft wennen om de boel niet meer strak af te werken, zo ben je toch opgevoed’. Van de automobilisten worden ze soms gek: ‘Ben je papier aan het prikken langs de kant, en dan flikkeren ze expres vlak voor je een hoop rotzooi uit de wagen. Of ze rijden die pionnen omver, die schieten dan met een noodklap langs je hoofd honderd meter het veld in.’
HET LAND wordt steeds vlakker en saaier. Een kortgestekelde man met pothelm op een Harley denkt achteroverliggend dat-ie in Easy Rider speelt. De tankstations zijn niet meer 24 uur geopend maar werken met een nachtautomaat. Voor Roosendaal ligt links van de weg een grote autosloperij, stapels autowrakken vormen een memento mori voor de gehaaste reiziger en zijn vehikel. Die zouden er meer langs de snelweg moeten liggen, bij voorkeur naast de glimmende showrooms van de garages. Roosendaal zelf gaat schuil achter een langgerekt bakstenen geluidscherm dat de stad als neomiddeleeuwse stadsmuur beschermt tegen vijandige voorbijgangers. De bakstenen panelen zijn een welkome aanvulling op de alomtegenwoordige stalen geluidschermen, aarden wallen en de nieuwe mode: holgebogen kunststofschermen.
Nog geen tien kilometer voorbij Roosendaal kunnen labiele automobilisten licht denken dat ze een religieuze ervaring hebben. Als een fata morgana rijst rechts van de weg de Sint Pieter op. De gekke pastoor van Oudenbosch liet hier 130 jaar geleden de basiliek van Rome nabouwen, schaal één op twee.
Het land wordt hier steeds leger, de provincie Zeeland kondigt zich aan. De A59 dient vooral als strandroute en aan het einde van de middag is het dus aan de andere kant druk. Een auto met caravan is achterop een vrachtwagen gebotst en veroorzaakt een file. Ons eerste ongeluk.
Bij de sluizen verheft de weg zich over het Haringvliet, zeilbootjes krioelen op het vlakke water, rechts is de chemische industrie van Moerdijk zichtbaar. We zijn nog niet in Zuid-Holland of het wegdek wordt slechter en de middenberm verdwijnt onder een laag asfalt. Bij een Texaco-station zonder naam zien we een neger, de eerste sinds ons vertrek uit Amsterdam gisterenmorgen. Leo Verschuur komt hier elke dag. Hij is timmerman van beroep, na zijn werk trekt hij zijn roodwitte Texaco-blouse aan en helpt als vrijwilliger mee in de shop. Nu hij vakantie heeft, is hij hier hele dagen te vinden. ‘Ik krijg een paar uur per week betaald om schoon te maken, maar daar gaat het me niet om. Ik vind het gewoon gezellig om hier te zijn’, lacht hij verlegen.
Dit is het laatste tankstation voor Rotterdam. In de winter is het hier alleen op zondag druk als de Feyenoord-supporters uit Brabant en Zeeland naar De Kuip gaan.
NA DE Heinoordtunnel begint de invloedssfeer van Rotterdam, de Euromast is al zichtbaar. De weg wordt driebaans en bedrijventerreinen rijgen zich aaneen. Aanvankelijk zijn het nog schone kantoorpanden en garagebedrijven, maar al snel komen de dunne giftige schoorstenen van Pernis in zicht. Rechts staan grote containerkranen wijdbeens over de havenbekkens.
Bij het knooppunt voor de Beneluxtunnel tillen omhoogscharende betonnen driehoeken de weg voorzichtig de lucht in en weer omlaag. Rijkswaterstaat noemt het een ‘kunstwerk’, omdat alle viaducten en bouwwerken aan wegen in hun jargon nu eenmaal zo heten. In dit geval hebben ze zowaar gelijk.
Hetzelfde geldt voor het Kleinpolderplein aan de andere kant van de Maas. In 1930 was het nog een weiland. Nu ligt dit verkeersplein met vier verdiepingen en twee fly-overs ingeklemd tussen flats en woonwijken. Het verkeer naar Den Haag wordt van een driebaansweg door een smalle sleuf geperst die uitgefreest lijkt in metersdik beton. Fly-overs zwieren als reuzentagliatelli over elkaar. De bruutheid van het betonnen landschap is hier op geen enkele manier verzacht. Rotterdam blijft de enige echte stad van Nederland.
Vlak voorbij Rotterdam ligt Ruyven, met 27 pompen het grootste Essosation van Nederland. ‘Of we hier doorrijders hebben? Elke dag wel een paar, vooral aan het einde van de maand als het geld op is. Twee weken geleden had er eentje voor 320 gulden getankt, hij had ook zijn jerrycans volgegooid. Maar daar ga ik me niet druk over maken, dan kun je meteen wel onder de grond gaan liggen’, zegt de jonge kassier terwijl hij in rap tempo klanten helpt. Ondanks de vele doorrijders is de nood nog niet zo hoog dat klanten vooraf moeten betalen zoals in sommige Amerikaanse staten. ‘Mensen tanken dan voor een geeltje, nu gooien ze hun auto vol. Het blijft zo dus lucratiever.’ En het blijft Nederland.
‘Na negen uur doen we het kogelvrije glas naar beneden en dan zitten we hier lekker rustig. Ik pieker er niet over om uit mijn hok te komen als ze de shop leegjatten.’ Hij gebaart onder de toonbank en mompelt: ‘Ik heb hier wel een knuppel, een ijzeren, maar ook daar begin je niks mee tegen een groep voetbalsupporters of een buslading housers die terugkomt van een party. Maar het meeste last hebben we van Afrikanen, asielzoekers uit Somalië en zo. Er is een bende die hier bijna elke avond komt jatten. De politie? Die doet er minstens een half uur over om hier te komen vanuit Pijnacker.’
Op dit station zijn warempel bloemkolen te koop. Ook de sortering kranten en tijdschriften is veel groter dan in de rest van het land. Eindelijk een tankstation waar je behalve de obligate Telegraaf en Algemeen Dagblad ook Vrij Nederland en NRC Handelsblad kunt kopen. ‘Zoveel als wij ’s nachts verkopen, dat zouden veel gewone stations graag als dagomzet willen.’
Zo compact als het Kleinpolderplein is, zo uitgestrekt is het Prins Clausplein bij Den Haag. Door de lange ritsstroken en de vele portalen en richtingborden is het knooppunt een lelijk en vooral warrig plein. Zou het daarom naar Claus zijn vernoemd? Aan de randen vechten kantoorpanden om aandacht. Weer een glazen BMW-showroom, weer een kantoor van Albers en Van Huut, weer een spiegelpand, wat zijn bedrijven toch banaal.
Op de 75 kilometer tussen Rotterdam en Amsterdam zien we drie politiewagens, net zoveel als op de rest van de route bij elkaar. Langs de weg liggen de zandhopen voor de verbreding al in te klinken. De A4 steekt door het Groene Hart, in de verte staan rijtjes oude windmolens. Ze benadrukken de tegenstelling tussen de strakke asfaltrivier en de kronkelende dijkjes van het oude landschap, tussen oude en nieuwe technologie. Maar ze moeten niet te dicht langs de snelweg liggen, dan zie je hoe de Molenstichting de voormalige bedrijfsgebouwen kapot heeft gerestaureerd.
Ondanks de planologische heiligverklaring van het Groene Hart, rukt de rommeligheid overal op: een opslagplaats voor verkeersborden, een verhuurbedrijf van kranen, kassenbouw, een expeditiebedrijf, reclameborden voor Schiphol Plaza. Hier doet de terreur van de kleine beslissingen zich gelden. Niemand wil het, en toch groeit het vol.
Onder het witblauw geblokte aquaduct van de ringvaart door duiken we de Haarlemmermeerpolder in. Het landschap is plots grootschalig en vlak, de glazen kassen en bedrijfsterreinen zijn hier op hun plaats. Zonder planologen is rond Schiphol de afgelopen tien jaar een compleet nieuwe stad verrezen. Het knooppunt van vliegveld, snelwegen en spoorlijnen bleek een onweerstaanbare aantrekkingskracht te hebben op hoofdkantoren van internationale bedrijven, distributiecentra en kantoorpanden. De bedrijven trokken op hun beurt hotels, winkels, cafés en snackbars aan. Edge cities heten deze instantsteden in Amerika.
SHELL-STATION Den Ruygen Hoek zit midden in een verbouwing, de overkapping is al half ontmanteld. Het aantal pompen gaat van 19 naar 29, de shop wordt anderhalf maal zo groot. Normaal gaat een tankstation dicht tijdens de verbouwing, dat is goedkoper en sneller. Maar op dit drukke punt kan de verkoop van benzine niet plotsklaps worden afgesneden en dus is er voor twee maanden een noodstation gebouwd, compleet met kogelvrij glas en videocamera’s.
‘Vijf jaar geleden zijn we ook al vergroot, maar we blijven groeien’, zegt de 21-jarige kassier Jarno. Doorrijders hebben ze ‘niet zo veel’, een stuk of vijf per week. ‘Er is een groep uit Hoofddorp die veel benzine jat. Maar ze worden uiteindelijk altijd gepakt - zet dat er maar bij.’
Vroeger zat hij op de grote vaart, nu werkt hij op dit station onder de rook van Schiphol en Amsterdam. Het echte leven straalt op hem af: ‘De grootste penose tankt hier, maar slechte mensen zijn tegen ons juist aardig.’ Van de pinpassen, creditcards en tankkaarten wordt hij simpel. ‘Je krijgt bijna geen fooi meer. Terwijl wij toch niet te beroerd zijn om extra zegels te geven als iemand een tip geeft.’ Jarno is een man van de wereld. Hij kijkt nergens meer van op, hij heeft alles al gezien. Als ik vraag wat dan, vertelt hij dat een housemeisje midden op het tankstation haar broek liet zakken om te plassen. Hij wordt er nog wild van. De Rotterdamse Esso-kassier zou smalend zijn schouders ophalen.
In de kleine noodwinkel liggen alleen de produkten die het beste lopen. En dit is dan ook de eerste winkel die panty’s verkoopt in plaats van de hardkanten tangaslipjes en jarretelgordeltjes die vooral de mannen van de snelweg behagen. Voor vrouwen is een nieuwe panty meestal urgenter dan sexy ondergoed. In de Randstad wordt hun roep gehoord.
DE SNELWEG wordt steeds meer onderdeel van het stedelijk weefsel, een van de vele plekken om te recreëren en consumeren. Ook hier legt de romantiek van de blanke arbeidersklasse langzaam het loodje. Het leven langs de weg is armoedig, de vettigheid en banaliteit gaan in je botten zitten. Panorama en Playboy bepalen het geestelijk leven. Van de 69 mensen die we hebben gesproken, hadden er welgeteld twee weleens van De Groene gehoord.
Voortgedreven door de tucht van de klantvriendelijkheid, zal de verburgerlijking onvermijdelijk verder oprukken: schone wc’s, geen porno in het zicht, gezond eten, goede verlichting, veiligheid. Wie verlangt er niet naar zo'n stralende toekomst?
De ronde van nederland (2)
HET ONTBIJT dat we de vorige dag aan de computer hebben opgegeven, wordt door een persoon van vlees en bloed neergezet. Lammy van Splunter heet de manager van het Heerlense Formule 1-hotel, en ze blijkt samen met haar man in het hotel te wonen. ‘De organisatie eist dat, er zit standaard een studio ingebouwd voor de manager. Maar we hoeven de receptie maar een paar uur per dag te bemannen.’
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/36
www.groene.nl/1997/36