Het eerste deel van dit boek bestaat uit korte stukjes die in 1998 en 1999 in een Zwitserse krant hebben gestaan. Op zich zullen de stukken in de krant soms verrassende miniaturen zijn geweest; in dit boek worden het noten bij latere essays van grotere omvang. Als je de houtwol eerst weghaalt, blijft er genoeg interessants over, maar het is een boek, een bundel essays. Na de columns lijken enkele ervan ook een aaneenrijging van korte stukken. Dat heeft iets te maken met de manier van kijken: observaties van details worden al gauw veralgemeend en daardoor illustraties van brede beweringen. Een groter stuk gaat over een treinreis van honderd schrijvers over zevenduizend kilometer – de vroegere Ugresic zou erom gelachen hebben, die van nu moet het wel hebben over Oost en West, over culturele verschillen. Waar gaat het dan nog over? Zo gaat het in andere stukken over ‘literatuur’ terwijl er nauwelijks boeken aan te pas komen. Wat is er Europees aan de Europese literatuur? Bestaat er zoiets en wat betekent ‘wereldmarkt’ voor een individuele schrijver?
De grotere stukken draaien om twee onderwerpen, die in elkaars verlengde liggen en elkaar dwarszitten: cultuurverschillen – en het misbruik van woorden als ‘cultuur’ en ‘identiteit’ – en de schrijver die haar taal (het Servokroatisch) en lezers (thuis) kwijt is. De titel Niemand thuis lijkt een voortzetting of afsluiting van een vroeger boek, Nationaliteit: geen (1993). Sindsdien heeft Ugresic (1949) geen fictie meer geschreven, afgezien van de recente roman Ministerie van pijn, over een literatuurdocente die in Amsterdam met haar studenten oorlogsherinneringen verwerkt; fictie in de vrije zin was dat niet. Door de oorlog werd de Joegoslavische schrijver indertijd een zwerver. Wat op haar teksten stond, het etiket (‘Kroatische schrijver’, dolende intellectueel uit een voormalig land) werd belangrijker dan wat erin stond.
Over die etikettering – literaire bloedgroepen, maar ook ‘literaire geopolitiek’ – gaan enkele recente essays. Toen ze er vijftien jaar geleden over schreef was ze vervuld van verbijstering en woede, nu klinkt het soms nogal routineus. Voor de wereldburger is alles klein. Maar als zij het na zoveel jaar over de Nederlander en z’n fiets heeft, over zijn neiging tot verkleinen (verkleinwoorden en dito sculpturen) en onvermogen tot converseren, is dat geen routine meer maar gemakzucht. Literatuur en cultuur, het heeft er veel van weg dat Ugresic besmet is geraakt door de taal van congressen en bijeenkomsten waar zij als (vrouwelijke) intellectueel wordt uitgenodigd.