Op 6 mei 2002, de dag dat een doorgedraaide dierenactivist Pim Fortuyn vermoordt, is Wim Kok ’s avonds in een café in Haarlem. Hij is in gesprek met een klein gezelschap buurtbewoners over onveiligheid en drugsoverlast als hij aan de telefoon wordt geroepen. Fortuyn is op het Mediapark in Hilversum neergeschoten. Hij is er slecht aan toe. Om half acht, na een rit op topsnelheid terug naar het Binnenhof, krijgt Kok in het Torentje de bevestiging van Fortuyns overlijden.

Bijna meteen hoort hij door het raam het bulderende geroep en de spreekkoren van de menigte die even verderop, op het Plein, snel aangroeit. De agressie is angstaanjagend. Rond het Binnenhof is een ME-cordon opgetrokken. Bezwijkt dat, dan zal een stormloop op het Binnenhof het gevolg zijn. Achter de wankele dranghekken, met gebalde vuist richting het Torentje, duikt onder anderen het ‘monster van het Laakkwartier’ op, een hulk van een man die eerder bewaker is geweest van de extreem-rechtse politicus Hans Janmaat. Naast hem een keurige Haagse heer in loden jas. Ook hij schreeuwt: ‘Melkert moordenaar!’

De kreet snijdt Kok door de ziel. Alsof pvda-lijsttrekker Melkert, zijn opvolger als pvda-leider, persoonlijk de trekker heeft overgehaald. Daags na de moord draagt de voorzitter van Fortuyns partij, Peter Langendam, aan die insinuatie bij met de uitspraak dat de ‘kogel van links’ is gekomen. Op advies van de beveiliging houdt Melkert daarna de gordijnen van zijn kamer aan het Binnenhof gesloten, óók overdag, omdat een aanslag niet is uitgesloten.

Op het Plein eindigt Paars in een puinhoop. De twee kabinetten van sociaal-democraten en liberalen die Kok heeft geleid (1994-2002) laten het land over het geheel genomen goed verzorgd achter. De Nederlanders zijn nog nooit zo welvarend geweest, de werkloosheid is laag, de overheid heeft het tekort op haar begroting weggewerkt. Desondanks slaagt Pim Fortuyn er in luttele maanden tijd in het beeld te vestigen alsof alles waar mensen ontevreden over zijn de schuld is van de regering.

In de nacht van de Pleinopstand heeft Kok het gevoel dat elke minuut telt, wil hij een verdere escalatie voorkomen. Hij belt de broers van Fortuyn en de leiding van diens partij en vraagt hun de volgende morgen voor een spoedberaad op het Catshuis. De aanwezige pvda-ministers, Kok in het bijzonder, krijgen daar de meest grove verwensingen naar het hoofd. En toch moet Kok zich groot houden, persconferenties geven en beslissen of de Tweede-Kamerverkiezingen doorgaan. Hij wil van geen uitstel weten. Op 15 mei trekt de Lijst Pim Fortuyn met 26 zetels de Kamer binnen, als één na grootste partij na het cda. De pvda is gehalveerd tot 23 en ook de liberale coalitiegenoten, vvd en d66, lijden een groot zetelverlies.

Het blijft voor Kok gissen waarom er in 2002 plotsklaps zóveel onvrede aan de oppervlakte is gekomen

In de uitvaartmis voor Pim Fortuyn in de Rotterdamse Laurentius- en Elisabeth-kathedraal, opgedragen door bisschop Adriaan van Luyn, zingt Kok met onder anderen Ad Melkert achter zich in de kerkbank Psalm 23: ‘Mijn herder is de Heer, het ontbreekt mij aan niets.’ Hij heeft de kerk ongezien via de achterdeur betreden. De beveiliging wil het zo, naar ze zeggen om ‘provocatie’ te voorkomen. Nog steeds kan Kok deze vernederende ervaring eigenlijk niet verkroppen.

in 2002 heeft irrationaliteit zich van Nederland meester gemaakt, vindt Kok. Het steekt hem dat Fortuyn de erfenis die Paars achterlaat met de karikatuur van ‘puinhopen’ schetst, alsof er in Nederland een oorlog heeft gewoed. cda-lijsttrekker Jan Peter Balkenende spreekt van de ‘wederopbouw na Paars’. Die impliciete referentie aan de oorlogsretoriek van Fortuyn ergert Kok misschien nog meer, vanwege de geniepigheid waarmee het cda een graantje van diens succes hoopt mee te pikken. Ergens is de verbinding tussen Paars en de burgers verbroken geraakt. Hoewel ook hem de discrepantie dwars zit tussen de private rijkdom en publieke armoedeverschijnselen als de wachtlijsten in de zorg blijft het voor Kok gissen waarom er plotsklaps zóveel onvrede aan de oppervlakte is gekomen.

Heeft de oude politieke orde om die klap in het gezicht gevraagd? Een verklaring is dat Kok en de zijnen, evenals de leiders van de liberale coalitiepartners, zich machteloos tonen in hun verweer tegen Fortuyn. Dat komt in de eerste plaats door de publicitaire handigheid en retorische slimheid van de Rotterdamse politicus zelf. Als actievoerders hem half maart twee taarten in het gezicht duwen, noemt hij Kok en Melkert direct als degenen die daartoe aanzetten. Die beschuldiging, alsof de pvda’ers zelf Fortuyn hebben getaart, komt groot in de krant, Koks veroordeling van de actie is als een stoppertje in de kolommen weggedrukt.

Fortuyn maakt ook gebruik van het ervaringsfeit dat media eerder vallen voor het extravagante van iemand als hij, een homo die dark rooms bezoekt en tegelijkertijd intellectueel aanzien geniet, dan voor het normale van Kok. Hij creëert zijn eigen rage en krijgt daarvoor maximale aandacht op tv en in de krant, volgens Kok zonder dat hij last heeft van doorvragende journalisten.

Maar daarbij komt dat de oude orde zelf sprakeloos is vis-à-vis Fortuyn. Als Kok thuiskomt in de nacht van de gemeenteraadsverkiezingen van 2002, op 6 maart, treft hij zijn vrouw Rita rechtop in haar bed, ontdaan en verdrietig over wat ze net op tv heeft gezien. In het slotdebat over de verkiezingen, bij Paul Witteman, heeft de glorieuze winnaar Fortuyn de lijsttrekkers van Paars weggeblazen. Melkert, Hans Dijkstal (vvd) en Thom de Graaf (d66) zitten onderuitgezakt tegenover hem, een en al verongelijktheid. Met arrogantie probeert Melkert zich Fortuyn van het lijf te houden, tevergeefs. De kijkers doorzien dat die houding eerder voortkomt uit weerzin tegen de man die hem deze nederlaag bezorgt dan uit werkelijke superioriteit.

Fortuyn doet het voorkomen alsof alles wat er fout gaat in Nederland de zittende politici valt te verwijten

De arrogantie van Melkert komt over als de arrogantie van de macht. Hij weet zich geen raad, nu de eigen pretentie van een rimpelloze, vanzelfsprekende overdracht van het premierschap van Kok aan hem niets meer heeft te maken met de politieke werkelijkheid, waarin Fortuyn de verhoudingen op z’n kop zet. Aan de tafel van Witteman is een politicus te zien die het ontwend is om zijn maatschappijvisie, idealen en drijfveren te verwoorden en daarmee een strijdvaardige retoriek voor het debat te smeden. Evenals Dijkstal en De Graaf heeft hij geen woorden meer om zich teweer te stellen tegen een politicus die wél een meester is in het dramatiseren, zoals blijkt uit de titel van zijn boek De puinhopen van Paars.

Dat de oude orde tegenover Fortuyn met stomheid lijkt geslagen, tekent hoezeer de bestuurlijke houding van depolitiseren, dimmen en dempen over de politiek heen is geschoven. Uit de opdracht die paarse politici zich stellen, Kok niet uitgezonderd, lijkt het politieke karakter verdwenen. Ze vereenzelvigen politiek met bestuur en veronachtzamen daardoor het wezenlijke verschil tussen beide. Een bestuurder neigt ertoe verschillen te relativeren, tegenstellingen te verzachten, verwachtingen te temperen, om dat wat hij bestiert beheersbaar te houden. Een politicus begint juist met dramatiseren, stennis maken en tegenstellingen zwaarder aanzetten, om de kiezers te winnen voor zijn versie van wat er mis is in de maatschappij. De politiek houdt het bestuur en de bureaucratie daarachter zo scherp.

Dat politieke element is in het consensusmodel waarop het Nederlandse bestel rust nooit echt ontplooid. Onder Kok I vormt vvd-leider Frits Bolkestein met zijn offensieve houding daarop een uitzondering, maar nadat hij in 1998 is opgevolgd door een politicus, Hans Dijkstal, die zegt dat hij niet in de politiek zit voor het debat, heeft Paars een broertje dood aan politiseren. De vvd regeert, maar waarvoor? De pvda regeert, maar wat maakt dat eigenlijk uit?

Dat maakt het contrast met Fortuyn zo groot. Hij doet het voorkomen alsof politiek almachtig is en, spiegelbeeldig, dat alles wat er fout gaat in Nederland de zittende politici valt te verwijten. Zij veroorzaken puinhopen. Kok weet dat dit onzin is, Fortuyn waarschijnlijk ook, maar een handige politicus kan groot worden met die voorstelling van zaken. Dat blijkt in 2002.

Kok is zijn hele publieke leven bestuurder, op die drie jaar (1986-1989) na dat hij in de Kamer in de oppositiebankjes zit. Zo gek is het dus niet dat hij als antwoord op De puinhopen van Paars op 2 april 2002 de notitie ‘Enkele feiten en cijfers over het kabinetsbeleid’ uitbrengt. In het kabinet zijn ze het erover eens dat een cijfermatig overzicht de voorkeur verdient boven een verbale aanval op Fortuyn. Het krijgt nauwelijks publiciteit, ook omdat Hans Blom enkele dagen later het Niod-rapport over Srebrenica publiceert en daarmee het aftreden van Kok II inluidt.

Kok meent dat Melkert de heftige persoonlijke aanvallen na de moord op Fortuyn niet heeft verdiend

Enkele maanden eerder, op 29 augustus 2001, besluit Wim Kok dat het genoeg is geweest. Hij verklaart publiekelijk dat hij na de verkiezingen de politiek zal verlaten. Negen dagen na dat besluit verandert de wereld in één klap, als twee gekaapte passagiersvliegtuigen zich in de torens van het New Yorkse wtc boren. Kok vraagt zich af of hij zijn vertrek had aangekondigd als de aanslagen van 9/11 twee weken eerder zouden zijn geweest. Nee, besluit hij. Niet omdat hij het niet aandurft de pvda aan Melkert toe te vertrouwen, maar omdat het voelt alsof hij Nederland in de steek laat op een kruispunt in de geschiedenis.

De dagen na de aanslag ziet hij al dat het effect van de terreurdaad nog lang zal voortwoeden. Hij ervaart dat effect als een deksel dat van de put is weggeslagen. Het lijkt plotseling legitiem op moslims te schelden en hun verwensingen naar het hoofd te slingeren. Alles mag opeens worden gezegd. In zijn reflex om te dempen, tegenstellingen te overbruggen, praat Kok met moslims in het Oude Westen in Rotterdam en legt hij een bezoek af aan de Al Kabir-moskee aan de Weesperzijde in Amsterdam.

Hij krijgt daar te horen dat sommigen zich verlaten, verloren, eenzaam voelen in de vijandige stemming die zij op straat ervaren. Kok zegt dat hij blij is met het welkom dat de moskee hem heet en herinnert eraan dat de Nederlandse samenleving ook de immigranten ooit heeft verwelkomd. Hij roept op tot respect over en weer en tot eerbiediging van de regels over wat mag en wat niet. Iedereen moet waken voor generalisatie, zegt hij. Niet alle Nederlanders zijn schuldig als een fanaticus een steen door het raam van een islamitische school gooit, niet alle moslims zijn schuldig aan 9/11.

Kok wil met zijn bezoeken een verzoenend gebaar maken, maar noteert ook enkele schampere reacties. Begrijpt hij nu nog niet dat Nederland uit elkaar valt? Opnieuw ervaart hij dat 9/11 een honger heeft gewekt om mensen van elders hun plaats te wijzen. Fortuyn noemt moskeeën mantelorganisaties van het fundamentalisme, belast met de controle op wat moslims zeggen. De islam bekritiseert hij als een achterlijke cultuur. Later, 1 mei 2002, op een verkiezingsbijeenkomst op de Dag van de Arbeid aan het Vrijthof in Maastricht, reageert Kok op ‘de nationalist’, zonder Fortuyn bij naam te noemen, en waarschuwt hij dat nationalisme een land naar binnen keert en Europa al eerder weinig goeds heeft gebracht. Als Bolkestein dezelfde avond zegt dat Nederland met Fortuyn een ‘pleefiguur’ slaat, een uurtje later gevolgd door Melkert die meent dat zijn opponent terug wil naar het overzichtelijke Nederland van de jaren vijftig, ontploft Fortuyn. Hij laat zich erop voorstaan dat hij zegt wat hij denkt, maar blijkt er niet zo goed tegen te kunnen als anderen dat ook doen.

Verbazing wekt Kok als hij in 2003 in enkele maanden tijd vier goed betaalde commissariaten verwerft

Op de avond van 15 mei 2002 in Paradiso, als de grote verkiezingsnederlaag zich op de tv-schermen aftekent, zegt Kok het ook als een persoonlijke nederlaag te beschouwen dat de pvda de vertrouwensbreuk met de kiezers niet heeft kunnen voorkomen. Hij spreekt zijn teleurstelling uit over de onmiddellijke aftocht uit de politiek waartoe Melkert al die avond heeft besloten. Kok respecteert dat besluit, zegt hij, maar meent ook dat zijn opvolger dit lot niet heeft verdiend, zo heftig en onheus zijn de persoonlijke aanvallen op hem geweest na de moord op Fortuyn. De pvda-leden kiezen op 17 november Wouter Bos als opvolger van Melkert, op 20 maart 2012 gevolgd door Diederik Samsom. Het politieke leven is in de pvda nog altijd niet echt opgebloeid, zozeer is de partij gefixeerd op het veroveren of het behouden van bestuursmacht. Verdeeldheid kan dat doel in de weg staan, dus de eenheid staat voorop. Naast veren heeft de pvda ook geen vleugels meer.

Met onder anderen koningin Noor van Jordanië is Wim Kok sinds juni 2002 bestuurslid van de International Commission on Missing Persons, de internationale organisatie die mensen met vermiste familieleden in het voormalige Joegoslavië bijstaat in het verwerken van het leed. In april 2003 treedt hij toe tot het selecte gezelschap van de ministers van Staat, oud-politici met een grote verdienste en een lange staat van dienst, die de koning bij speciale gelegenheden inschakelt als adviseur of gezant. Op dit moment zijn er vijf. Hij is daarnaast onder meer voorzitter van de raden van toezicht van de Anne Frank Stichting, het Amsterdamse Muziektheater en het Nationale Ballet. Ook leidt hij vanaf november 2009 de Club van Madrid, een denktank van voormalige regeringsleiders. Sinds kort is hij bestuurder bij de China Construction Bank.

Verbazing wekt Kok als hij in de zomer van 2003 in enkele maanden tijd vier goed betaalde commissariaten verwerft, bij ing, TPG Post, Shell en klm. Hij belandt daarmee in de Nederlandse top-drie van invloedrijkste commissarissen. Als vakbondsman laakt hij in 1977 nog de ‘Tweehonderd van Mertens’, een groep machtigen uit het bedrijfsleven, die over de hekel is gehaald door Koks collega van de katholieke vakcentrale nkv, Jan Mertens. Kok zegt dan dat hij jagen op geld een ziekteverschijnsel vindt.

Als hij zich ontpopt als commissariatenverzamelaar wordt hij herinnerd aan de kritiek die hij in 1997 als premier spuit op de riante pakketten aandelen en opties waarmee topmannen uit het bedrijfsleven zichzelf belonen. Hij spreekt dan van ‘exhibitionistische zelfverrijking’. Leidinggevenden en topmanagers hebben volgens hem een voorbeeldfunctie, zeker ten opzichte van de Nederlanders die er jaar in, jaar uit slechts mondjesmaat op vooruit gaan. Als ing-commissaris stemt hij niettemin in met een stijging van de beloning van topman Michel Tilmant met meer dan vijfhonderd procent, tot ruim twee miljoen euro.

De parlementaire enquêtecommissie die de bankencrisis onderzoekt, onder leiding van SP’er Jan de Wit, vraagt hem in januari 2010 hoe hij het een met het ander rijmt. Kok verklaart dat waar hij als minister-president een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft hij als commissaris in het belang van de vennootschap moet handelen. De raad van bestuur van ing is met zijn inkomen achterop geraakt bij de rest van de bankwereld en dat kan talentvolle mensen ertoe bewegen naar de concurrentie over te stappen. Daarbij is ook de ‘BV Nederland’ niet gebaat, zegt hij. In het verhoor van de commissie-De Wit blijkt opnieuw dat de zorg voor een expanderende economie, voldoende werkgelegenheid en een betaalbare verzorgingsstaat de rode draad in zijn bestuurlijke loopbaan is. Een ing-bank die is opgewassen tegen de internationale concurrentie dient dat belang, ook al moet hij daarvoor meewerken aan de jacht op meer geld door topman Tilmant. Hij vindt dat een ‘duivels dilemma’, zegt hij, maar staat achter zijn keuze.


Voor de drie delen over Wim Kok werd gebruik gemaakt van de volgende literatuur: Shere Berman, The Primacy of Politics. Anet Bleich, Joop den Uyl 1919-1987: Dromer en doordouwer. Hans Goslinga, Groter dan Drees en Verpletterende nuchterheid (in: Trouw). Paul Kalma, Het socialisme op sterk water. Paul Kalma, Links, rechts en de vooruitgang. Paul Kalma, Het revisionisme van Den Uyl (in: Socialisme Democratie 1997/12). Pieter Klein en Redmar Kooistra, Wim Kok: Het taaie gevecht van een polderjongen. Wim Kok, We laten niemand los (Den Uyllezing 1995). Wim Kok, Onze verzorgingsstaat onder druk – hoe verder? (Willem Dreeslezing 2012). Jan de Koning, Schuivende panelen: Het begin van een discussie (in Christen Democratische Verkenningen 1988/2). Roel Kuiper, De terugkeer van het algemeen belang. Jos van der Lans, Het kruispunt van Joop den Uyl (ongepubliceerd essay). Jan Joost Lindner, Wim Kok: Met veel tegenwind naar de ereloge, in: Paul Brill (red.), Kopstukken van het Laagland: Een eeuw Nederland in honderd portretten. Frans Nypels en Kees Tamboer, Wim Kok: Vijftien jaar vakbeweging. Bram Peper, Op zoek naar samenhang en richting (in: Haagse tegenstrijdigheden). Piet de Rooy, Ons stipje op de wereldkaart. Piet de Rooy en Henk te Velde, Met Kok. PvdA, Bewogen beweging. PvdA, Schuivende panelen. Ed van Thijn, Kroonprinsenleed. Jan Tromp en Bert Verhoeff, De lange mars van Wim Kok. Kees Vendrik en Erica Meijers, Democratie als belofte: Een gesprek met Herman Tjeenk Willink en Paul Kuypers (in: De Helling).


Beeld: (1) Coolsingel, Rotterdam. Het stoffelijk overschot van Pim Fortuyn op weg naar de uitvaartdienst (Robin Utrecht/ ANP). (2) 2002. Premier Kok vliegt in een Chinook-helikopter terug naar Sarajevo na een bezoek aan een mortuarium in Tuzla, waar zich resten bevinden van slachtoffers van de massamoord in 1995 in Srebrenica (Robin Utrecht / ANP).