De Koude Oorlog is 25 jaar voorbij, maar in Hollywood is een Rus, diep gutturaal Amerikaans pratend, nog steeds een geliefde stereotiepe bad guy. Wreed, flegmatiek, met lelijke kozakkenkop of drankneus, maar geniaal, en met de jezuïtische gave om de heldere moraal van de Amerikaan steeds te ondergraven. Oef, het lukt de brave Yank pas in de laatste minuten om die Rus de plek te wijzen waar hij hoort: onder de zoden, happend in het zand van de vrijheid. Haha, spannend!

De tweede Iron Man-film biedt een mooi voorbeeld. Was de schurk in de eerste film nog een moslim, in de tweede is er weer plek voor een Rus, gespeeld door Mickey Rourke. Knap werk, casting agent! Die Rourke is een ex-verslaafde, ziet er doodeng en levenloos uit met dat chirurgisch opgeblazen en strakgetrokken hoofd, en praat vanzelf al binnensmonds. Net een Rus.

In die film speelt Rourke de zoon van een briljante geleerde, die eerder tijdens de Koude Oorlog door de Amerikanen veroordeeld was voor spionage. De wraakgevoelens vanwege papa’s vernedering worden door niets getemperd, en hij slaagt erin om met een soldeerapparaat en wat oud zink een vernietigend apparaat te maken, waar de Amerikaan nog flink van schrikt. In deze post-Koude-Oorlog-variant is de Rus niet meer de representant van een verraderlijk en vernietigend regime, maar een revanchistische duivel, die symbolisch genoegdoening eist voor de vernedering die de Sovjet-Unie ten deel viel. Als Iron Man eindelijk de Rus verslagen heeft en hem wil opsluiten, ik neem aan in een hightech gevangenis twintig meter onder de grond, blaast de Rus zichzelf op. Een lafaard ook nog!

Ik moet denken aan Miron, een Russische acteur die ik ooit ontmoette in Moskou, thuis bij een Azerbeidzjaanse vriendin die getrouwd is met een Schiedammer. Miron was een beschaafde, zacht pratende reus, met imposante kale kop, die in Rusland bij klassieke gezelschappen Shakespeare en Ostrovsky had gespeeld. Toen dat niet meer ging, ontwikkelde hij zich tot bijrolacteur voor Duitse, Scandinavische en Amerikaanse krimi’s, waarin hij Russische criminelen speelde. Dat was een geweldig succes, hij had tientallen rollen per jaar, en hij pendelde nu tussen Moskou en een nieuw appartement in Düsseldorf. Vaak speelde hij een bodyguard of beul van een ‘grote jongen’, meestal zonder dialoog. ‘Mijn rollen eindigen altijd in een plas bloed’, merkte hij monter op. Als hij moest praten waren dat de bekende rochelende keelklanken, die hij zich voor de krimi’s had aangeleerd.

Als hoogopgeleide Rus sprak Miron zelf zacht en voor in de mond, met knisperende medeklinkers. Het zoontje van mijn Azerbeidzjaanse viendin vroeg hem wel drie keer om te laten zien hoe hij in zijn krimi’s werd doodgeschoten. Dan toonde Miron hoe hij zijn grote, gespierde lichaam kon laten sidderen en dansen, als het door Duits of Amerikaans mitrailleurvuur werd doorzeefd, tot handenklappende vreugde van het zoontje. Zo werd Miron iedere week geslacht in de arena van de popcultuur, waar de archetypische Ander eerst werd getypeerd, daarna gereduceerd, en tot slot vernietigd. Miron leefde er prima van in Düsseldorf, niemand herkende hem op straat, als hij in zijn tweedjasje naar de opera liep.

Russen zijn bepaald niet het enige etnische of culturele stereotype in de categorie der Hollywoodse schurken, maar opvallend is de vasthoudendheid van het cliché wel. Welk bewust of onbewust verlangen wordt hier gevoed, welke angst bezworen? Als Rusland inderdaad niet meer dan een regionale grootmacht is, zoals Barack Obama beweert, waarom dan toch die preoccupatie met die erbarmelijke Russen? Nostalgie, ongetwijfeld, maar er is ook nog iets anders aan de hand.

Hoort hij wel echt bij ons, zal hij zich niet weer openbaren als een barbaar? Hé, hij heeft een andere mening dan wij. Zie je wel!

De stereotiepe Rus is zo’n dierbare schurk, omdat hij op ons lijkt. Hij heeft geen spleetogen, geen kleurtje en geen theedoek op zijn hoofd – op straat of in het klaslokaal kan hij zomaar doorgaan voor een lelijke Amerikaan. Eng! Hij lijkt op ons, maar is net anders. Zijn ware aard onthult hij pas als hij zijn pistool trekt. Hij is de vijfde colonne in persoon. Een klassiek en vaak geïmiteerd voorbeeld is Rosa Klebb uit From Russia with Love. Ze ziet eruit als een gewone lelijke Engelse schooljuf, maar in haar schoen zit een scherpe punt verborgen, met gif, waarmee ze Engelse spionnen met een trap tegen de schenen kan vloeren. Gelukkig krijgt ze een kogel door haar kop en sterft ze als een platgedrukte vlieg aan de muur.

Dit beeld van de Rus, als ambivalente en onbetrouwbare variant van onszelf, is nooit beter samengevat dan door Rudyard Kipling, in zijn korte verhaal The Man Who Was uit 1889, en dit glorieuze inzicht verdient het om in zijn geheel geciteerd te worden: ‘Let it be clearly understood that the Russian is a delightful person till he tucks in his shirt. As an Oriental he is charming. It is only when he insists on being treated as the most easterly of western peoples instead of the most westerly of easterns that he becomes a racial anomaly extremely difficult to handle.’

Dat ‘till he tucks in his shirt’ refereert aan de typische wijde blouse die boeren droegen, inderdaad over hun broek heen, met een riem ter hoogte van de navel, niet ter hoogte van de heupen. Zo ziet de exotische Rus eruit, liefst ook nog met baard, en blote voeten, en zo is hij goed. Zó is hij een te behapstukken entiteit, een edele wilde waar we iets van kunnen leren, al moet hij natuurlijk zelf in de eerste plaats worden opgevoed. Gaat hij zich kleden zoals wij, stopt hij zijn shirt in zijn broek, scheert hij zijn baard af, en begint onze taal te spreken, dan voelen wij ons bedreigd. Hoort hij wel echt bij ons, zal hij zich niet ineens weer openbaren als een barbaar? Hé, hij heeft een andere mening dan wij. Zie je wel!

Laten we dit de emancipatieparadox noemen. Deze paradox maakt dat volkeren, of minderheden, die zich emanciperen, die zich aanpassen en integreren, te maken kunnen krijgen met heviger vooroordelen naarmate die emancipatie voortschrijdt. Dit verklaart waarom het Duitse antisemitisme zo radicaal was, en zo ontvlambaar, terwijl er geen land in Europa was waar joden zo geïntegreerd waren als in Duitsland. De emanciperende minderheid baant zich een weg naar het hart van onze eigenheid, terwijl ze haar uitheemse wortels nooit werkelijk heeft afgeschud. Dat is haar explosieve kwaliteit.

Maar bij Russen ligt het net anders. Zij zijn geen emanciperende minderheid, maar een omvangrijk volk, in een groot land dat zich in ieder geval geografisch in een vrij vaste opstelling tot ons verhoudt. Zij bevinden zich in een voortdurend bipolaire toestand tussen westerse deelgenoot en oosterse exoot. Bewegen zij zich meer in de richting van het Westen, dan zal wantrouwen groeien omdat ze tegelijkertijd ook anders blijven, bewegen ze zich van het Westen af, dan bevestigen ze diepgewortelde vooroordelen, die zowel negatief als positief kunnen zijn, maar in ieder geval minder bedreigend, en in sommige gevallen zelfs zeer positief.

In 2001 maakte ik onder de hoede van Henk van Os in het Groninger Museum een tentoonstelling met kunst van Ilja Repin. Ik vond dat een belangrijke kunstenaar, maar verwachtte geen grote bezoekersaantallen. Repin was immers volledig onbekend bij niet-specialisten, en in de gemeenschap van kunsthistorici had hij de reputatie een kitsch-kunstenaar te zijn. Het werd de best bezochte tentoonstelling die het Groninger Museum ooit had gemaakt, met 285.000 bezoekers. Ter vergelijking: de tachtig werken van Repin trokken in 2001 evenveel bezoekers als de meer dan zeshonderd werken op de recente Malevich-tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Vier jaar later maakte ik voor het Groninger Museum een tentoonstelling met werken van kunstenaars rondom Diaghilev. We toonden kunstenaars als Bakst, Serov, Vroebel, Larionov en Gontsjarova, met werk dat in opdracht was gemaakt voor de Europese markt, aangevuld met werk van Picasso, Matisse en diChirico, voor dezelfde opdrachtgever. Die tentoonstelling trok amper negentigduizend bezoekers, terwijl de kunstenaars zowel door specialisten als door de markt veel hoger gewaardeerd werden dan Repin. Het was ook een veel grotere en duurdere tentoonstelling, en ze werd door mijn vakgenoten veel beter gewaardeerd. Waarom bleef het publiek weg? Dat was een schok voor mij. Diaghilev was mijn lievelingsproject waar ik een ontstellende hoeveelheid energie en ambitie aan had gewijd.

De Duitsers zijn object van angst, afschuw en bewondering, en als zodanig komen ze voor in vele mythes

Ik denk dat de oplossing ligt in het bovenstaande: Repin bevestigde een exotisch beeld van Rusland, terwijl de Diaghilev-kunstenaars juist een Rusland lieten zien dat met Europa verstrengeld was. De schilderijen van Repin toonden Russische boeren, Kozakken, soldaten en natuurlijk ook de noodzakelijke wreedheid en achterlijkheid. Dat is mooi, want exotische achterlijkheid bevestigt de superioriteit van de autochtoon. Een van de topwerken was niet voor niets een manshoog portret van Lev Tolstoj, blootsvoets en in boerenblouse. Dat was de oriëntaalse Rus van Kipling! A deligthful person, inderdaad.

Aan dat boerenimago van Tolstoj zit trouwens een interessant verhaal dat het bovenstaande nogal compliceert. Tolstoj was een elitaire, vereuropeaniseerde Rus die even goed Frans als Russisch sprak en zich bij sociale gelegenheden nooit anders dan in frak vertoonde. Pas op gevorderde leeftijd ging hij boerenblouses dragen, deed zijn schoenen uit, liet zijn baard lang groeien, gaf zijn bibliotheek weg, ontkende zijn liefde voor Shakespeare en Beethoven, en werd een exotische goeroe. Wat Tolstoj deed was een reactionaire emancipatie, die een aangeleerde authenticiteit opleverde die zijn wereldwijde faam belangrijk ondersteunde.

Tolstojs herprofilering van zijn publieke imago, van geïntegreerde Europeaan naar authentieke exoot, laat zien dat de bipolaire perceptie van de Rus niet alleen een zaak is van Europese arrogantie en angst ten opzichte van Rusland. Het hangt ook sterk samen met het al even bipolaire zelfbeeld van de Rus, dat evenzeer pendelt tussen dezelfde uitersten. Het Russische intellectuele erfgoed kent een lange, vrij oeverloze literatuur over de vraag of Rusland nu tot het Westen of het Oosten behoort. Is de Rus een authentieke, stabiele, zelfvoorzienende entiteit, met wortels in het Oosten, of een emanciperende, dynamische nieuweling in de westerse wereld?

De bulk van die discussie behandelt niet daadwerkelijk historische invloeden, maar beoogt een ahistorische zelfidentificatie die vrijwel altijd politiek is gemotiveerd. Als we ons op de historische feiten richten is die discussie snel beslecht. Welbeschouwd is de culturele en politiek-filosofische invloed op Rusland van de Chinese, Indische, Perzische en zelfs de Ottomaanse cultuur relatief klein geweest. Rusland heeft zich vanaf de elfde eeuw gespiegeld en gelaafd aan Europa. Eerst aan Byzantium, en vanaf de zestiende eeuw aan Duitsland, Frankrijk, Engeland, Italië, Nederland en Spanje, waarschijnlijk in deze hiërarchische volgorde. Hoe Rusland met die invloeden omging was altijd origineel, asynchroon, ahistorisch, reactief, overdrijvend en creatief, maar het was een discussie tussen Rusland en die Europese machten, en Azië speelde daarin geen rol.

De archetypische Ander is in Rusland de ‘Njemets’, afgeleid van ‘njemoi’, ‘stom’. De Njemtsi zijn zij die onverstaanbaar praten. Later werd de term Njemtsi gereduceerd tot de aanduiding van de grootste en meest zichtbare groep onverstaanbaarpraters, de Duitsers. Deze Duitsers zijn object van angst, afschuw en bewondering, en als zodanig komen ze voor in vele mythes en geschiedkundige werken. Een bekende Duitse duivel is Eliseus Bomelius, de hofarts van Ivan IV de Verschrikkelijke. Deze arts was eigenlijk geen Duitser maar een Nederlander, afkomstig uit Zaltbommel, zoon van de reformatorische predikant Henricus Bomelius. Deze Eliseus werd vertrouweling van Ivan, wat natuurlijk de diepe haat opwekte van Ivans entourage, die echter ook bibberde van angst voor Bomelius’ Duitse geleerdheid. Door zijn unieke positie vergaarde hij een fortuin in Rusland, waardoor de afgunst alleen maar groter werd. Op een goed moment raakte hij in ongenade, werd geradbraakt en stierf in een kerker. Rimsky-Korsakov voert hem op in zijn opera De tsarenbruid, waar Bomelius een gifmenger is die zowel liefdeselixers als dodelijk gif verkoopt. Ook chanteert hij de heldin van de opera, de maagd Ljoebasja, om zijn minnares te worden. Daarin weerklinkt het aloude cliché van de buitenstaander als verleider en verkrachter van ‘onze vrouwen’.

Dit was misschien te verwachten van Rimsky-Korsakov, een activistische nationalist die een diep wantrouwen koesterde tegen Europa en er vrijwel niet toe te bewegen was zijn werk in Europa te dirigeren. Maar in diezelfde opera komt een aria voor waarin de bojaar Lykov uitbarst in een ode aan de ‘Duitse’ cultuur. Die aria kan niet alleen maar worden opgevat als een contrapunt ten opzichte van het negatieve Duitser-beeld in de rest van de opera. Daarvoor staat de aria, in heroïsch majeur gezongen door de tenor, te zeer los van de overige handeling, en daarvoor is de inhoud simpelweg te positief en te concreet. Ik citeer hier ongeveer de helft van de librettotekst:

Hoe hevig de Russische xenofobie ook kan zijn, ze contrasteert altijd met de wens om verlicht te worden

‘De winter daar is kort, en strenge vorst kent men er niet; de steden zijn er groot, zeer groot, en helemaal gebouwd van steen. In hun huizen is alles prachtig gedecoreerd, met overal gekleurd glas, de kamers behangen met gekleurd textiel. De Duitsers zelf bewegen zich rijk uitgedost. De vrouwen worden opgeleid, en niet opgesloten, zoals bij ons. In alles betrachten zij voorbeeldige ordelijkheid, geduld, en doelmatigheid in hun werk, en leggen in hun arbeid een waakzame ijver aan de dag. Wij moeten onze tsaar dankbaarheid tonen, aangezien hij als een vader over ons waakt, en hij wil dat wij het goede leren van de buitenlanders.’

Let wel, dit is een opera uit 1899, toen Rusland een snel industrialiserende natie was, de grootste graanleverancier ter wereld, met een bevolkingsgroei die alleen door de Verenigde Staten werd geëvenaard. Rusland was toen al lang niet meer het achtergebleven gebied dat het was onder Ivan IV en Peter de Grote. Een dergelijke bewonderende houding ten opzichte van Europa was geen vanzelfsprekendheid meer.

Maar zelfs voor Rimsky-Korsakov was de Duitser bepaald niet alleen een negatieve figuur, niet alleen een verlichtende Mefistofeles die kennis gaf in ruil voor morele degradatie. Hij vertegenwoordigde altijd ook een positieve hoedanigheid, een voorbeeld voor modernisering, en een instrument voor zelfkritiek. Dat aspect van het Russische buitenlanderbeeld kan niet voldoende benadrukt worden. Hoe hevig de Russische xenofobie ook kan zijn, ze contrasteert altijd met de wens om verlicht te worden, om via de Ander de eigenheid te vernieuwen, en te verbeteren.

Het sterkst komt dit natuurlijk naar voren in de verbeelding van de beroemdste Duitser uit de Russische cultuurgeschiedenis, Andre Stolz, uit Gontsjarovs roman Oblomov. Stolz is moedig, loyaal, praktisch, drammerig, efficiënt, en eerlijk. In de roman is hij de contrastfiguur voor de lethargische, poëtische, gevoelige, sympathieke Oblomov, de meest complexe figuur uit de roman. Maar Stolz staat ook nog tegenover twee authentieke Russische schurken, de agressieve xenofoob Tarantjev, en de koelbloedige oplichter Matvejev. Door Stolz te plaatsen in zo’n gezelschap van corrupte en kwaadaardige authentieke figuren krijgt hij een werkelijk heroïsche glans.

Wie noemt mij een boek van vergelijkbare reputatie en populariteit waarin de archetypische Ander zo krachtig en overtuigend wordt gepositioneerd om kritiek te leveren op het autochtone? En dat zonder een positieve karikatuur te worden, en zonder aan complexiteit te verliezen? Nu is Oblomov een verstrekkend voorbeeld, en de roman is niet exemplarisch voor de gehele mentaliteit ten opzichte van de ‘Duitsers’. Maar een fundamentele wens van de Russen om zich tot Europa te verhouden, om van Europa te leren, en door Europa serieus genomen te worden, is volgens mij een onverminderde constante in de Russische mentaliteit ten opzichte van het Westen, of hoe we de Duitsers tegenwoordig ook noemen.

Vorige week, op het Sint-Petersburg Economic Forum, vroeg German Gref, een bankdirecteur en voormalig minister van Economische Zaken, om een stemming onder de aanwezige Russische ondernemers over een uitweg uit de economische crisis waar Rusland zich in bevindt. Een van de mogelijke antwoorden was een ‘verdere integratie met Aziatische economieën’. Let wel, deze stemming vond plaats op het hoogtepunt van de Oekraïense crisis, in aanwezigheid van Poetin, die zojuist een historisch gascontract met China had gesloten, in de wetenschap dat Europa nog jaren zal stagneren en Azië groeit. Slechts vijf procent van de aanwezige ondernemers pleitte voor de weg naar Azië.

Deze fundamentele pro-Europese mentaliteit is ook een bron van niet geringe frustratie onder de Russen. Zoals een niet helemaal nuchtere vrouw aan een Moskouse bar mij ooit toeblafte: ‘En jullie zijn altijd buitenlanders, en wij maar Russen – wat oneerlijk!’ Een groot, heel groot deel van de steun die Poetin kreeg voor zijn kamikaze-actie op de Krim, en de hele antiwesterse koers die hij nu vaart, ligt in deze frustratie besloten. Dat het Westen na decennia integratie met Rusland de Russische emancipatie miskent, hun eigenheid en hun belangen onderwaardeert, en hen slechts wil aanvaarden als exoot, als een belachelijke karikatuur, alleen geschikt om neer te knallen in een 150 miljoen kostend Hollywood-vehikel. Deze frustratie is even onvolwassen en zinloos als de karikatuur waar ze op reageert, maar dat maakt haar niet minder hevig.

Zo zitten Europa en Rusland verstrengeld in een debiliserende omhelzing van minachting en gefrustreerde ambitie. De kans dat Europa leidend zal zijn in het ontvlechten hiervan, acht ik klein. Het ongeïnteresseerde, nostalgische vijandbeeld dat in Nederland de berichtgeving en commentaren over Rusland domineert, geeft wat dat betreft weinig hoop. Ik geloof dat in dergelijke relaties het vaak de initieel zwakste van de twee partijen is die de sleutel tot verandering bij zich draagt. Die zal boven zichzelf uit moeten stijgen en zijn frustratie moeten gebruiken, niet om vijandbeelden te bevestigen, maar om de reducerende karikatuur te tarten en onhoudbaar te maken. Concreet: Rusland zal de verstikkende corruptie moeten uitdrijven die de economie doet stagneren, het talent verjaagt, en het fatsoen kleineert. Toegegeven, de kans dat dat gebeurt is ook niet heel groot. Zou het, laat ik het heel voorzichtig zeggen, bij ontstentenis daarvan toch niet zinvol zijn dat Europa eens naar zichzelf kijkt?


Sjeng Scheijen is slavist en expert op het gebied van Russische kunst. Hij schreef onder meer Sergei Diaghilev, een leven voor de kunst

Beeld: (1) Sergei Ivanov, De aankomst van de buitenlanders, 1901 (Tretyakov Gallery). (2) Ilja Repin, Tolstoj blootsvoets, 1901 (Staats Russische Museum).