Schalken zal inmiddels wat minder verrukt zijn, naar kan worden vermoed. Tweemaal is Winnie Sorgdrager in korte tijd het middelpunt van een parlementaire slachtpartij geweest, waarin haar het zwaarste verwijt is gemaakt dat een minister zich moet laten aanleunen: zij zou de volksvertegenwoordiging niet, althans onvoldoende (wat hetzelfde is) de waarheid hebben verteld.
Het betrof de gouden handdruk aan het adres van de hoofdstedelijke procureur- generaal Van Randwijck, waarvoor zij zich in het kamerdebat van 31 oktober 1995 heeft moeten verantwoorden. Het was, zei zij bij die gelegenheid, de afkoopsom voor ‘s mans disfunctioneren. Vandaar die 'goudgerande oprotpremie’ (Paul Rosenmoller), al zou minister Sorgdrager in haar eigen woorden ‘gelukkiger zijn geweest met een minder hoog bedrag’. Slotverzuchting harerzijds: ‘Meer kan ik er niet over zeggen.’
Dat valt haar dus kwalijk te nemen. Want inmiddels heeft iemand de Volkskrant het verslag in handen gespeeld van het gesprek dat een half jaar eerder, op 13 april 1995, tussen Van Randwijck en de chef- procureur-generaal Docters van Leeuwen is gevoerd. Daarin werd Van Randwijck om een heel andere reden de wacht aangezegd, omdat het ministerie van Justitie het college van vijf procureurs-generaal tot drie wenste terug te brengen. Speelde daarbij de IRT-affaire een rol? ‘De heer Docters van Leeuwen antwoordt dat zo'n oordeel hem niet toekomt. Als persoonlijke noot voegt hij hieraan toe dat hij de heer Van Randwijck al jaren kent als iemand die - zoals wij allen ongetwijfeld - fouten zal hebben gemaakt, maar die kan bogen op een grote staat van dienst.’
Dat is niet hetzelfde verhaal als mevrouw Sorgdrager in de Kamer heeft verteld. Of hebben wij niet goed geluisterd? In dit debat, zei de woordvoerster van de minister, is ‘ook over de reorganisatie gesproken’. Ja, maar niet door minister Sorgdrager, maar door het VVD-kamerlid Korthals (‘Ik zou me kunnen voorstellen dat gezegd is: wij willen terug van vijf naar drie procureurs-generaal’), waarop de minster antwoordde dat ‘reorganisatie- overleg gewoon niet aan de orde’ is geweest. Daar is, of men het leuk vindt of niet, geen woord Haags bij. Als premier Kok zijn minister inmiddels in bescherming neemt als iemand die ten onrechte in de ‘verdachtenhoek’ is geplaatst, probeert hij op zijn beurt de Kamer een oor aan te naaien.
Het is interessant om het kamerverslag van die eenendertigste oktober nog eens te lezen. Minister Sorgdrager heeft slechts op een ogenblik de vereiste helderheid opgebracht: op het moment dat zij de paarse coalitie dwong haar vertrouwen in haar uit te spreken. Voor de rest sprak zij in tongen, bijvoorbeeld op het moment dat zij de volksvertegenwoordiging openbaarde dat er pogingen zijn gedaan ‘een andere, acceptabele functie’ voor Van Randwijck te vinden. Zeg dat wel. Vroeger werden disfunctionerende ambtenaren naar de Oost verbannen, nu is Van Randwijck, hebben wij langs indirecte weg mogen vernemen, aangeboden een nieuw rechtssysteem in Ruanda op poten te zetten. Zouden de minister en haar hoogste ambtenaren een moment hebben gedacht dat de Amsterdamse procureur-generaal bereid was dit krankzinnige voorstel te accepteren?
Pas toen het het ministerie van Justitie duidelijk werd dat de poging om Van Randwijck te lozen door de ambtenarenrechter zou worden geblokkeerd, werden de ‘schadelijke defecten in het justitieel bestuur’ van stal gehaald. Een dergelijke opportunistische behandeling van een functionaris met ‘een grote staat van dienst’ kan onmogelijk erg elegant worden genoemd.
Zo lag minister Sorgdrager andermaal onder vuur. De Volkskrant was zo vriendelijk haar het debiteren van ‘halve waarheden’ te verwijten. Maar halve waarheden bestaan niet, laat staan in het aangezicht van de volksvertegenwoordiging. Mevrouw Sorgdrager was vervolgens zo onverstandig om zich te verdedigen met het argument dat zij ‘soms het gevoel heeft dat er een actie gaande is tegen de D66-bewindslieden’, waarmee zij met name in de richting wees van coalitiepartner VVD.
Zij had beter in de richting van haar eigen ministerie kunnen wijzen. Daar zitten immers de personen die haar inmiddels ten tweeden male een loer hebben gedraaid. Het zijn ongetwijfeld haar eigen ambtenaren die het geincrimineerde belastende materiaal naar de dagbladen hebben getransfereerd: de ‘Gouden Handdruk’ naar De Telegraaf, twee maanden later de ware reden van Van Randwijcks ontslag naar de Volkskrant. Het is voor haar ongetwijfeld geen prettige gedachte, de aanwezigheid van deloyaal personeel.
God mag weten wie er voor dat anonieme gestook tegen de bewindsvrouwe verantwoordelijk is. Het kan de notulist zijn die bij het gesprek tussen Van Randwijck en Docters van Leeuwen aanwezig is geweest. In het meest dramatische scenario, in de beste traditie van het inlichtingendienstwezen, is het ex- BVD-chef Docters van Leeuwens zelf geweest, van wie bekend is dat hij er geen bezwaar tegen zou hebben om in zijn volle gewicht op de zetel van zijn minster- partijgenoot neer te strijken.
Hoe dan ook, het zaakje stinkt. Niettemin, onze wrevel over al dit onsmakelijke conspiratieve gedoe wordt for the time being overschaduwd door ons ongenoegen over het feit dat mevrouw Sorgdrager helaas de politieke doodzonde heeft begaan de volksvertegenwoordiging om de tuin te leiden.