Dat god zoveel mogelijk uit de openbare ruimte moet worden verdrongen, heb ik altijd een heilzaam uitgangspunt gevonden. De religieuze vrede is het best te garanderen in landen waar de scheiding tussen kerk en staat strikt wordt nageleefd. Het principe is: buiten (openbare ruimte) heerst de onpartijdige staat, ontdaan van elk uiting, ook van religiositeit; binnen (huiskamers en gebedshuizen) mag god zijn gang gaan. In Nederland, zeker na het opdoeken van de verzuiling en het opbloeien van de ontkerkelijking, leek tot voor kort geen vuiltje aan de lucht. Maar in rap tempo ontwikkelen zich vanuit de politiek tal van initiatieven die het geloof richting de openbare ruimte lijken te willen duwen. Dit verschijnsel is in tal van opzichten hoogst opmerkelijk. Eerst enkele voorbeelden.
In zijn nieuwjaarstoespraak stelt PvdA-burgemeester Cohen voor dat de overheid de bestaande «religieuze infrastructuur» zou moeten gaan gebruiken. Hij denkt in het bijzonder aan moskeeën die volgens hem de integratie kunnen bevorderen en de criminaliteit van jonge allochtonen kunnen helpen indammen.
Op initiatief van de afdeling Rotterdam wordt op het PvdA-congres voorgesteld een islamitische vrije dag in het leven te roepen. Daarvoor moeten christenen hun Tweede Pinksterdag inleveren.
Op initiatief van GroenLinks afdeling Rotterdam zal voor het eerst een stembureau in een moskee worden gevestigd. Zo kunnen vrome allochtone moslims die vijf keer per dag komen bidden, tussendoor ook hun stem uitbrengen.
PvdA-kamerlid Rehwinkel pleit voor aanpassing van de ede voor volksvertegenwoordigers en ambtenaren van moslimse signatuur. Ze zouden voortaan iets kunnen uitspreken als «zo helpe mij Allah».
Tegen alle vier de voorstellen heb ik als atheïst die de scheiding tussen kerk en staat hoog heeft zitten gewichtige bezwaren. Ik heb eerder geschreven dat Cohen een contraproductieve maatregel voorstelt. Een aanzienlijk aantal moskeeën predikt juist de non-integratie van moslims in de «varkensstal» van de westerse beschaving. Meer macht aan conservatieve imams toekennen is als een vuurwerkfabriek neerzetten in het centrum van de grote steden. Over het afschaffen van Tweede Pinksterdag heb ik op TV-Rijnmond gezegd dat deze maatregel alleen voor polarisatie en anti-islamgevoelens zal zorgen. Het lange pinksterweekeinde is allang geseculariseerd en je kunt de Nederlander zijn pret en vrije tijd niet zo maar afpakken. Van verschillende kanten binnen de PvdA (havenwethouder en raadsleden) kreeg ik uiteindelijk gelijk. Het voorstel werd «niet verstandig» of «niet slim» genoemd. Het was, werd me verzekerd, «onder druk van allochtone (raads)leden» naar voren gebracht. Een stembus in een moskee is niet alleen gelijk aan een aanval op de onpartijdige staat, maar remt ook de integratie af. De moslimse kiezer hoeft niet meer uit zijn godshuis (waar meestal geen Nederlands wordt gesproken) te komen om zijn democratische recht uit te oefenen. GroenLinks-raadslid en initiatiefnemer van deze maatregel Bourzik noemde in de NRC mijn reactie «onzin». Bourzik volgt regelmatig de preken van imam El-Moumni die hij ook bijstond ten tijde van de homoaffaire. Hij waarschuwde in oktober dat een aanval op Afghanistan «de pleuris zou doen uitbreken in Rotterdam waar twee werelden bestaan». In mijn ogen vertegenwoordigt Bourzik de politieke islam binnen GroenLinks Rotterdam. Over het «helpe me Allah» van Rehwinkel ben ik alleen maar sprakeloos.
Het zal iedereen duidelijk zijn dat de krachten achter het morrelen aan de scheiding tussen kerk en staat de linkse partijen zijn met uitzondering van de SP. Dit komt waarschijnlijk doordat de PvdA en GroenLinks de meeste moslimse kandidaten op hun verkiezingslijsten hebben gezet. Met twee belangrijke verkiezingen in aantocht moet de progressieve atheïst of gelovige die geen aantasting wil van de scheiding tussen kerk en staat, zijn conclusies maar trekken.