
Hij wil er liever niet over praten, maar het duurt niet lang voordat Max Porter over de Brexit begint. ‘De overwinning van Boris Johnson is rampzalig voor het land’, treurt de Britse schrijver, ‘mensen in Noord-Engeland zijn in de shitty leugens getrapt en nu worden we door boeven geregeerd.’ Snel maakt de berusting zich meester van de 39-jarige auteur die drie jaar geleden de Europese Literatuurprijs won voor zijn opvallende debuut Verdriet is het ding met veren, in de voetsporen tredend van zijn beroemde vak- en landgenoot Julian Barnes. ‘Wat kun je eraan doen?’ zegt hij, roerend in zijn kruidenthee. ‘Behalve dan de wereld om je heen beter proberen te maken?’
Porter is sinds die ‘deprimerende verkiezingen’ meer tijd gaan besteden aan zijn drie kinderen, jongens van tien, acht en vier. Tevens is hij vrijwilligerswerk gaan doen, vertelt hij. In een jeugdclub helpt hij jongeren met schrijven en publiceren van verhalen. Veel plezier beleeft hij aan zijn werk voor de daklozenopvang. ‘Ik ben een buddy van een autistische jongeman, loop veel met hem door de stad. Hij kijkt op een heel andere manier naar de wereld, heeft een eigen vocabulaire. Er speelt ook eigenbelang mee, want het schrijverschap is een eenzaam bestaan, je leeft in een kleine wereld. Dat is moeilijk, weet je, voor iemand die zo rusteloos als een kind is.’
Hij ziet mijn verbazing wanneer hij gewag maakt van een daklozenopvang in Bath, een kuuroord dat als welvarend bekend staat en waar geen gebouw mag worden neergezet dat niet is gebouwd met de Bath Stones, de gelige kalkstenen uit deze omgeving. ‘Ook Bath is een verhaal van rijk en arm’, zegt Porter, ‘het ligt in een mijnstreek, waar het werk eind jaren zeventig verdween. Er kwam weinig voor in de plaats.’ Toerisme is nu de belangrijkste sector, met het kleine Jane Austen Centre als een van de bestemmingen. De schrijfster mocht haar woonplaats bespotten als zijnde truttig en kleinburgerlijk. Ze was blij toen het gezin verhuisde naar Clifton, een dorp nabij Bristol.
Porter woont sinds enkele jaren met zijn gezin in Bath, na jarenlang van hot naar her te zijn verhuisd in Zuidoost-Londen, van de ene kleine woning naar de andere. ‘Waarom Bath? Het ligt op een strategische plek, tussen mijn broer in Bristol en mijn schoonouders in West-Londen. Je zit zo in de prachtige natuur en er zijn goede boekwinkels.’ Nadeel is wel dat hij niet meer makkelijk naar thuiswedstrijden van Crystal Palace kan met zijn zoons. Graag zou hij op het vasteland willen wonen, met Amsterdam, Parijs en Stockholm als hoofdsteden die boven aan zijn verlanglijstje staan. Maar het blijft voorlopig bij een droom. ‘Het is moeilijk emigreren met kinderen. En mijn vrouw is erg gehecht aan haar ouders.’
Ik ontmoet Porter in de Woodhouse, een grand café Midden-Europese stijl. Handen schudden doen we niet, omdat de coronacrisis net is uitgebroken. De houten tafel is breed genoeg om afstand te houden, constateren we. Het is mijn tweede bezoek aan Bath en wanneer ik vertel dat het doel van mijn eerste kennismaking een interview met Nigel Farage in een kroeg was, voor de Europese verkiezingen van 2014, moet hij lachen. ‘Ik hoop dat ik beter gezelschap ben dan die….’ Er volgen niet af te drukken krachttermen.
Even heeft hij met de gedachte gespeeld een Brexit-boek te schrijven, zoals zijn collega’s Howard Jacobson, Jonathan Coe, Ali Smith en Ian McEwan op verschillende manieren hebben gedaan, maar hij zag er toch vanaf. ‘Ik ben Brexit-moe. Het is een rotzooi. De Brexit-stemmers hebben het signaal afgegeven dat ze niet geïnteresseerd zijn in de rest van Europa en de deur op slot willen doen. Dat doet pijn. Ik begrijp dat het een essentieel onderwerp is voor schrijvers die de tijdgeest willen weergeven, een belangrijke Engelse traditie, maar is het duurzaam? Stel je voor dat Jane Austen had geschreven over de landhervormingen die in haar tijd plaatsvonden, of over het Ierse vraagstuk, of het lot van de troepen na de oorlogen met Napoleon – zou dat nu interessant zijn? Het is geschiedenis. Veel liever lees ik haar over sociale klassen, over vriendschap, over ambitie, over armoede. Dat is wat Emma zo fris maakt.’
En toch is zijn jongste boek, Lanny, in de Engelse pers ‘een Brexit-roman’ genoemd. ‘Het woord “Brexit” zul je er niet in aantreffen’, zegt Porter snel, alvorens toe te geven dat het onderwerp er op een indirecte wijze in voor komt. ‘“Hoe schrijf ik over Engeland?” was de vraag die ik mezelf stelde.’
Lanny is de naam van een dromerige, wispelturige jongen die in een dorp op een uur forensen van Londen woont, de stad waar zijn niet heel sympathieke vader Robert in de financiële wereld werkt. Lanny’s moeder schrijft een misdaadroman. Een artistieke en excentrieke vriend van haar, Mad Pete, leert Lanny tekenen en schilderen, iets wat sommige dorpelingen vreemd vinden. Verdacht zelfs.
Een bijzondere verschijning in het boek is Dead Papa Toothwort, een mysterieus wezen dat onder de grond leeft en dialogen van dorpelingen aanhoort. Deze kakofonie van stemmen, een symfonie van Englishness in Porters woorden, verschijnt schots en scheef, in verschillende lettertypen, op de bladzijden. Het gaat om losse, willekeurige opmerkingen, zoals ‘de klokkenluiderstraining is verplaatst naar half zes’. Soms doen ze meteen denken aan de stemming ten tijde van het Brexit-referendum: ‘Poolse advertenties in het parochieblad, wat krijgen we nu weer?’ Dankzij de centrale gebeurtenis in de roman – de verdwijning van Lanny – laten de dorpelingen zich steeds beter kennen.
Dat dromerige van Lanny heeft hij ook, zegt Porter, maar verdere vergelijkingen lopen mank. De kleine Max groeide op in een dorpje nabij High Wycombe, een stad in de Chiltern-heuvels net ten noordwesten van Londen. Zijn jonge jaren werden getekend door het overlijden van zijn vader, toen hij zes jaar oud was. Zijn moeder moest zorgen voor Max en zijn broer. Het gezin werd groter toen zijn moeder een vriend kreeg, ‘een heel fijne stiefvader’. De nieuwkomer bracht stiefbroertjes en -zusjes mee. Zowel zijn moeder als zijn stiefvader hield van lezen, een liefde die hij nu overbrengt op zijn eigen kinderen.
Net als Lanny zat de kleine Max vaak thuis bij een plaatselijke kunstenaar, in zijn geval een oudere dame. ‘Pam leerde me tekenen en schilderen’, zegt hij, ‘ik vind zo’n leerling-leraarrelatie iets speciaals, het gaat terug tot de oude Grieken, maar er wordt in onze tijd met argwaan naar gekeken. Dat is zonde.’ Zijn tienerjaren stonden in het teken van muziek. ‘Ik luisterde naar jazz, hiphop, drum & base, reggae, house en het liefst naar bands die de genres combineerden. Ken je Roots Manuva? Nee? Schaam je! Wat een rapper! Mijn leermeester was Gilles Peterson, de discjockey naar wiens muziekprogramma’s ik elke zaterdag luisterde. De andere leraar, voor mij als jonge saxofonist, was John Coltrane.’
Na het staatsgymnasium ging Porter kunstgeschiedenis studeren op het Courtauld Institute of Art. De keuze voor dit vak, vaak afgeschilderd als een pretstudie, was evident voor Porter. ‘Al het menselijke zit erin. Politiek, geschiedenis, geografie, lijden, vreugde. Het vormde ook een toegangspoort tot feminisme, psychoanalyse, marxisme en postkolonialisme.’ Hij ontwikkelde een bijzondere interesse in vrouwelijke kunstenaars, met name Louise Bourgeois en Eva Hesse, alsmede voor een Engelse modernist als Eric Ravilious. Deze schilder, illustrator en houtbewerker kwam tijdens de oorlog om het leven toen het vliegtuig waarin hij zat neerstortte in de zee nabij IJsland.
De Brits-Ierse schilder Francis Bacon fascineerde Porter al als puber. ‘Ik was bezeten door dood, seks en lichamelijkheid. Op mijn slaapkamer hing het citaat “We zijn allemaal vlees”. Op school deed ik een kunstproject over Bacon, probeerde als hem te schilderen. Onmogelijk. Ik las veel over hem, over zijn traumatische achtergrond, de enige manier om hem te begrijpen. Bij een Bacon-expo in de Hayward Gallery stond ik lang stil bij de Triptych May–June 1973, het drieluik van zijn gewelddadige vriendje George Dyer. Ik bewonderde het schone oppervlak van de doeken, een contrast met het lichamelijke geweld, en met zijn chaotische atelier.’
Bacon leerde hem dat kunst meer is dan decoratie. Hij leidde hem naar Velázquez, naar Caravaggio, naar Picasso. ‘Tijdens mijn studie heb ik Bacon genegeerd, maar de belangstelling is teruggekomen. Hij is mijn ondeugende geheim. Ik schrijf nu een sprookje over hem. Niet doorvertellen.’ De interesse voor Bacon ging hand in hand met zijn belangstelling voor zwaar op de hand liggende dichters, met name Ted Hughes en Emily Dickinson. ‘Ik zal altijd voor haar knielen’, heeft Porter in een interview gezegd over de negentiende-eeuwse Amerikaanse dichter. ‘De manier waarop zij heeft geschreven, gedicht over onderwerpen als dood, liefde, geloof, extase is haast niet te evenaren.’
Grote interesse in literatuur kreeg hij pas na zijn studie, toen hij ging werken in een Londense boekwinkel. ‘“Wat zal ik eens gaan lezen”, vroeg ik mijn baas.’ Dan, lachend. ‘Hij gaf me De graaf van Monte-Cristo, de spannende roman van Alexandre Dumas. In mijn zeven jaar als boekverkoper maakte ik een wereldreis door de literatuur. Van welke Europese schrijvers ik hou? Saramago is een favoriet van me, net als Leonardo Sciascia, de Siciliaanse schrijver wiens boek De dag van de uil een prachtige combinatie is van misdaad en politieke intrige. Een zwak heb ik voor Elfriede Jelinek en genieten deed ik van Het ijspaleis van de Noorse schrijver Tarjei Vesaas.’
Lyrisch is Porter over De _avond__ is_ongemak, de debuutroman van de dichter Marieke Lucas Rijneveld over rouw in een gereformeerd boerengezin. ‘Een waanzinnig en eigenzinnig boek, een meesterwerk dat de sfeer oproept van een Kafka of een Jelinek. Ze heeft een eigen wereld gebouwd, een wereld die ik in het geheel niet kende. Mensen sturen me dagelijks boeken met de mededeling DIT MOET JE LEZEN. Ons huis is al bijna te klein voor al die boeken. Soms zit er een pareltje tussen en dit was er een. Of ik bekend ben met andere Nederlandse schrijvers? Toon Tellegen, die spreekt me aan, wegens de originaliteit van zijn kinderboeken. Ik ben dol op kinderboeken.’
Als boekverkoper klom hij op tot de manager van Daunts Books in Chelsea. Waardering volgde in 2009, toen Porter werd uitgeroepen tot Jonge Boekverkoper van het Jaar. Niet veel later ging hij als redacteur aan de slag bij Granta en Portobello Books, waar hij onder meer Eleanor Catton, Sarah Moss en Han Kang begeleidde. In 2016 maakte hij promotie tot hoofdredacteur, een van de gevolgen van zijn succesvolle debuutroman Verdriet is het ding met veren, dat een jaar eerder was uitgekomen en in 26 talen zou verschijnen. De titel van het boek is een verwijzing naar het gedicht ‘“Hope” is the thing with feathers’ van Dickinson, dat pas nog werd geciteerd door een EU-woordvoerder met betrekking tot de coronacrisis.
De dunne, experimentele en deels autobiografische roman gaat over twee jongens die rouwen om het plotselinge verlies van hun moeder. Hun vader, een biograaf van de dichter Ted Hughes, is kapot. De drie krijgen op een dag bezoek van een vogel, Kraai. Deze besluit in het huis te blijven zolang hij nodig is, als klankbord, als pestkop, als verzorger, als kinderoppas. Door zijn aanwezigheid helen de wonden van vader en zoons. Porter vertelt jaren aan het boek te hebben gewerkt, naast zijn werk als verkoper en daarna als redacteur. ‘Als schrijver moet je niet bezig zijn met succes, niet met het idee dat je een bestseller schrijft of rijk gaat worden. Je moet doen waar je in gelooft en hopen dat iemand het oppikt.’
Dat oppikken gebeurde tijdens een lunch met een uitgeefster van Faber. Toen Hughes ter sprake kwam zei Porter terloops dat de dichter een rol speelt in een boek dat hij zelf aan het schrijven was. ‘Ze wilde het lezen en ik verwachtte er niet veel van. Een experimentele roman van slechts elfduizend woorden die tussen de genres zweeft. En dan ook nog eens met de geest van Hughes, een omstreden dichter. De computer zou meteen “Nee” zeggen en een van haar collega’s stelde voor mij te vragen om eens een echt boek te schrijven. Maar ze zette door en het werd een succes. Voor mij bevestigde het de indruk dat de uitgeverswereld vrij behoudend is, terwijl er een markt bestaat voor originele boeken.
Lezers weten wat ze willen, zijn kieskeurig, ze voelen aan of er met hart en ziel aan een boek is gewerkt, of er vakmanschap aan te pas is gekomen. Misschien klink ik nu als een oude man, maar het idee van hard werken lijkt het tegenwoordig te verliezen van de drang naar snelle faam en beroemdheid, naar kant-en-klaar succes. Naar likes en retweets. Die houding leidt vaak tot verbittering. Hard werken is goed en zorgt voor meer bevrediging. Ken je de dichter Alice Oswald toevallig? Studeerde de klassieken op Oxford en werd tuinier. Ze zit hele dagen met de handen in de aarde, en dat werk heeft bijgedragen aan haar poëzie. Eerlijkheid is kenmerk van haar werk en ook van haar als persoon.’
Het oordeel van de beroepslezers over zijn debuut was niet eensgezind, zo memoreert Porter. ‘Een recensent waarschuwde potentiële lezers met de woorden “Kijk uit, mystiek denken!” Zo denken de Farages van onze wereld, de broodschrijvers die geen verbeelding bezitten. Het is de religie van de onvriendelijkheid. Er zijn juist creatieve ideeën nodig, excentrieke oplossingen, ja mystiek denken, bijvoorbeeld waar het gaat om klimaatverandering, de grootste uitdaging van de mensheid. We moeten onze levens anders gaan inrichten. Minder vliegen bijvoorbeeld. Ik ga eens per jaar naar Australië voor familiebezoek, maar dat zal in de toekomst eens in de vier jaar worden. Het is toch een roteind.’
Zorgen over het klimaat en de schade die zorgeloos reizen teweegbrengt, kunnen de wereld weer kleiner maken. Voor de literatuur ligt er de schone taak de wereld groot te houden. ‘Een goede schrijver kan de lezer zowel in tijd als in ruimte verplaatsen. Door Han Kang kon ik in de huid kruipen van een Koreaanse vrouw. Voor tien pond kan er een nieuwe wereld voor je opengaan. Om die reden vrees ik voor de gevolgen van identiteitspolitiek die onze leefwereld juist kleiner dreigt te maken. Als je je probeert te verplaatsen in een andere cultuur, of in een andere sekse, kan je dat het verwijt van culturele toe-eigening opleveren. Zo worden er muren opgetrokken.’
Aan de belofte van Johnson dat de Brexit leidt tot Global Britain twijfelt hij. ‘Zijn regering heeft net bepaald dat immigranten die hierheen willen komen bovenmodaal moeten verdienen. Hoe verhoudt zich dat tot dat streven? Wie gaat in ons land de rotbaantjes vervullen? De Britten die nu zonder baan zitten? Geloof je het zelf?’ Porter zegt geen eurofiel te zijn. ‘Ik zie de EU vooral als een vredesproject. Boven alles ben ik een pacifist. Dat zeggende: Brussel zit verlegen om dringende hervormingen. Er is te veel bureaucratie en het wordt te veel een Fort Europa. Heb je gezien wat er aan de buitengrenzen van de Unie plaatsvindt? De Griekse kustwacht die op migranten schiet? Dan schaam je je toch om Europeaan te zijn.’
Of de Brexit voor hem zelf gevolgen heeft, durft hij niet te zeggen. ‘Ik werk momenteel fijn samen met mijn vertaalster Saskia. Dat we de prijs voor Verdriet is het ding met veren samen kregen is terecht. Ze heeft er veel energie in gestoken en kwam zelfs over naar het dorp waar ik opgroeide om een gevoel voor de plek te krijgen. De Brexit zal ons niet scheiden.’ Hij toont geestdrift als de naam Paddy Leigh Fermor valt, de Engelsman die in 1933 van Hoek van Holland naar Constantinopel liep en zijn ervaringen opschreef in zijn klassieker A Time of Gifts. ‘Als een spons zoog hij de culturen op, de tradities, de verschillende keukens. Nu politici ons uit elkaar halen, is het aan schrijvers om de boel weer samen te brengen.’