Het kan een beroemdheid of een onbekende zijn, een landgenoot of een buitenlander, een vader of een verre voorganger, soms zelfs een mythologische figuur. Dat sterke mannen zich graag beroepen op sterke mannen vóór hen wisten we natuurlijk al, maar in Het dictatorvirus toont Frank Schaper aan hoe consequent dat gebeurt. Hij reconstrueert hele stambomen van autocratische machthebbers. Naast voor de hand liggende relaties zoals die tussen Hugo Chávez en zijn mentoren Simón Bolívar en Fidel Castro of die tussen Vladimir Poetin en de tsaren Peter de Grote en Catharina de Grote komen er frappante historische dwarsverbindingen aan het licht die het gedrag van de dictator beter kunnen verklaren.

Zo zijn er verbindingen van Alexander de Grote (zelf pupil van Achilles en Heracles) via Napoleon naar Charles de Gaulle, Jean-Bédel Bokassa en Poetin, en van de eerste Chinese keizer Qin Shi Huangdi (die van het terracottaleger) via Mao Zedong en Kim Il-sung naar Nicolae Ceausescu en Robert Mugabe. Castro ging niet te rade bij Marx of Lenin, maar bij de Cubaanse vrijheidsstrijder José Martí, Hannibal en Alexander de Grote. Niet toevallig zijn Castro’s zoons Alejandro, Alexis en Alex naar de fameuze Macedoniër genoemd. Terecht betrekt Schaper ook de religie in zijn onderzoek. De extreem autoritaire negentiende-eeuwse paus Pius IX blijkt het grote voorbeeld van Pius X, XI en XII en van Benedictus XVI.
Saddam Hoessein bewonderde Stalin, wiens snor hij kopieerde. Hitler droeg de snor van zijn antisemitische leermeester Dietrich Eckart. De nazileider liet zich niet alleen inspireren door Eckart, Henry Ford en andere predikers van het antisemitisme, maar ook door mannen als Caesar, Dzjengis Khan, Frederik de Grote, Bismarck, Hindenburg en Mussolini. Deze laatste was schatplichtig aan keizer Augustus en strekte op zijn beurt behalve Hitler ook hun Spaanse collega Franco tot voorbeeld, en in latere tijd Silvio Berlusconi.
Schaper onderscheidt vijf kenmerken van de dictator: grootheidswaan, zelfverrijking, sektegedrag, staatsterreur en zelfrechtvaardiging, met als subkenmerken bedrog, propaganda, machtsbehoud, expansiedrift en geheimhouding. Onder de vormen waarin een dictatuur zich manifesteert zijn monumenten, persoonlijkheidscultus, chauvinisme, corruptie, staatsgrepen, censuur, terreur, brood en spelen.
Een dictator is per definitie een sterke leider, maar een sterke leider niet automatisch een dictator. De Gaulle was ongetwijfeld een autoritaire, chauvinistische figuur, maar dat hij feitelijk als dictator regeerde zoals Schaper schrijft is niet waar. De Gaulle liet niemand martelen of vermoorden, en een dictator zou zich nooit hebben laten wegstemmen door een referendum dat niet eens over zijn aanblijven ging.
In zijn woorden, geschriften en optreden verraadt de dictator vaak zijn inspiratiebronnen. Het enige schilderij dat Hitler meenam naar zijn bunker was van Frederik de Grote. Semi-dictator Chávez dweepte met Bolívar, gaf bevriende staatshoofden een replica van diens zwaard cadeau en veranderde de officiële naam van zijn land in Bolivariaanse Republiek Venezuela. Dictators laten zich vooral kennen door de boeken die ze lazen. Velen van hen waren gulzige lezers. Hitler had de gewoonte passages die hem troffen te onderstrepen of te voorzien van een streep in de kantlijn.

Het kloeke boek van Frank Schaap is een ware oogopener, vol veelzeggende en vaak weinig bekende foto’s. De gemakkelijk leesbare tekst wordt echter ontsierd door nogal wat drukfouten, kleine onjuistheden, onbekendheid met de katholieke terminologie (en met de inhoud van het dogma van Maria’s onbevlekte ontvangenis), de manie om in de levensbeschrijving van de dictator om de haverklap zijn leeftijd te noemen en de vele moraliserende uitsmijters die ons moeten overtuigen dat dictators per definitie monsterlijke afwijkingen van de democratische regel zijn. Is dat eigenlijk wel zo?
In de oude Romeinse Republiek was een dictator de redder in nood, meestal een geliefd man van onbesproken gedrag. Hij kreeg van de senaat absolute volmachten om het karwei in maximaal zes maanden te klaren. Daarna werd de uitzonderingstoestand opgeheven en kwam de hoogste macht opnieuw aan de beide consuls. Inderdaad, kom daar vandaag de dag maar eens om. Het woord dictator is gebleven, de positieve connotatie niet.
Nu is de parlementaire democratie een recente regeringsvorm. Autocratie is in de geschiedenis de regel, en is dat in veel landen nog altijd. Als je rechtstreekse lijnen trekt tussen moderne dictators en oude autocraten en je geeft je boek de ondertitel ‘slecht voorbeeld doet slecht volgen’, dan moet je enorm oppassen voor anachronisme, eurocentrisme en politiek-culturele arrogantie. Alexander de Grote was een absolute vorst, maar hij was zeker geen dictator in onze zin. Tot diep in de negentiende eeuw waren ongeveer alle monarchen in Europa absolute vorsten, maar niemand noemde ze dictator. Xi Jinping is een potentaat, maar hij kan niet in één adem worden genoemd met tirannen als Pinochet of Videla, die democratisch gekozen presidenten afzetten. China is drieduizend jaar lang bestuurd door de Zoon van de Hemel. Nog altijd vinden de meeste Chinezen dat de democratie een voor hen ongeschikt systeem is. Sterker nog: de democratie zou een instrument van het dictatoriale Westen zijn om China te onderwerpen.
Schapers boek verdient een tweede, maar wel gewijzigde druk.
Beeld: Jean-Bédel Bokassa van de Centraal Afrikaanse Republiek laat zichzelf uit- roepen tot keizer, naar zijn grote voorbeeld Napoleon (ANP); (2) Napoleon (ANP)