Barcelona – Otero de Sanabria is een gehucht met 26 inwoners in de Spaanse provincie Zamora. Ze hebben geen supermarkt en geen apotheek, maar ze krijgen wél een station van de hogesnelheidstrein.
O Páramo, een dorpje met vijftienhonderd inwoners in Galicië, heeft al zo’n station. Alleen is de hogesnelheidslijn van de ave (Alta Velocidad Española) tussen Ourense en Lugo nog niet af. En als die lijn af is, zullen de treinen niet stoppen in O Páramo, zegt de Spaanse NS.
Helemaal verrassend is dat niet. Het oude station van O Páramo aan de conventionele spoorlijn werd in 2002 opgedoekt wegens gebrek aan reizigers. Het nieuwe station, inclusief de zijtak van zeven kilometer die ervoor nodig was, heeft negentig miljoen euro gekost.
Het zijn maar twee voorbeelden uit een lange lijst met dubieuze en bizarre investeringen in de ave. Voor het Spaanse statussymbool bij uitstek lijkt bijna niets te dol. Sinds 2010, toen Frankrijk werd voorbijgestreefd, heeft Spanje het grootste hsl-net van Europa. Wereldwijd heeft alleen China meer kilometers. Volgens de eigenaar, het staatsbedrijf Adif, zijn nu 3152 kilometer in gebruik van een van de ‘modernste en meest geavanceerde spoorlijnen ter wereld’.
Dat heeft zo zijn voordelen. De reis tussen Barcelona en Madrid, een afstand van 650 kilometer, duurt tweeënhalf uur. Vorig jaar maakten 4,1 miljoen reizigers gebruik van de snelle trein tussen de twee metropolen, bijna tweemaal zo veel als degenen die voor het vliegtuig kozen. Dat is meegenomen voor het milieu. Maar zelfs het traject Madrid-Barcelona, met afstand de drukste lijn, is niet rendabel. Laat staan dat de gigantische investeringen ooit terugverdiend zullen worden.
Tot nu toe heeft Spanje een slordige vijftig miljard euro gepompt in de ave. Zelfs in de voorbije crisisjaren ging de uitbreiding van het hsl-net vrolijk door, zij het in een iets lagere versnelling. Maar nu de economie aantrekt, gaat de beuk er weer in. Voor de komende vier jaar heeft de regering een bedrag van veertien miljard uitgetrokken.
De Spaanse snelle treinen hebben veruit de minste passagiers ter wereld. Op een van de vier stations stapt gemiddeld nog niet één passagier per dag in. Met de uitbreiding van het net naar provinciesteden als Castellón en Burgos zal die bezettingsgraad niet bepaald verbeteren.
Maar economisch nut speelt geen rol. Waar het om gaat is de ‘eenheid van de natie’ te versterken, zoals verschillende ministers van transport hebben benadrukt. En daarvoor is geen prijs te hoog.