Zondag 14 april, Baskenland. Lijsttrekker Albert Rivera van de rechts-liberale partij Ciudadanos (Burgers) gaat op verkiezingstournee in Errenteria, niet ver van San Sebastian. Rivera is ambitieus. Hij heeft haast. Hij wil de nieuwe premier van Spanje worden. In de peilingen staat hij op de derde plaats. Ver achter de sociaal-democratische premier Pedro Sánchez (PSOE), iets minder ver achter de conservatieve leider Pablo Casado (PP).

Waarom gaat Rivera op campagne in Errenteria? Bij de vorige parlementsverkiezingen in 2016 won zijn partij in de drie Baskische provincies geen enkele zetel. Heeft hij ditmaal een boodschap om de Basken te overtuigen van zijn goede plannen? Nee, de partijstrategen van Rivera hebben iets anders bedacht. Zij weten dat Errenteria een bolwerk is van de linkse onafhankelijkheidspartij Bildu. En dat de ideeën van Rivera - neoliberaal, strijder voor de Spaanse eenheid, fel gekant tegen separatisme en tegen maatregelen om de minderheidstalen te bevorderen, voorstander van recentralisatie - haaks staan op die van de inwoners van Errenteria. Zij voelen zich eerder Baskisch dan Spaans. Ciudadanos is een exponent van het nieuwe Spaanse nationalisme. Rivera en zijn gevolg, waaronder cameraploegen van de grote Spaanse tv-zenders, kunnen dus niet rekenen op een warm onthaal. En daar is het hem precies om te doen.

Het plan werkt. Op zijn voettocht door Errenteria wordt Rivera begeleid door een oorverdovend fluitconcert en idem cassolada, een uit Catalonië overgewaaide vorm van volksprotest dat bestaat uit het slaan van lepels op pannen. Aan de gevels hangen naast Baskische en Catalaanse vlaggen ook gigantische gele strikken, symbool van protest tegen de opsluiting van negen Catalaanse leiders die al ruim een jaar in voorarrest zitten. Rivera (39) kijkt tevreden de camera’s in, twee duimen omhooggestoken. ‘Dit is een aanval tegen de vrijheid’, roept hij. ‘Baskenland is niet van jullie, maar van alle Spanjaarden.’

Ciudadanos is niet de enige partij die in de eerste dagen van de campagne voor de algemene verkiezingen van 28 april naar Baskenland afreist. De andere twee partijen van het rechtse blok, de conservatieve PP en de extreem-rechtse partij Vox, doen hetzelfde. Volgens de jongste peiling van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CIS) hoeven ook deze partijen zich niet al te veel illusies te maken over steun in Baskenland. Geen van de achttien Baskische zetels in het parlement in Madrid lijkt voor de PP of Vox weggelegd. Het gaat er dan ook niet om de Basken te overtuigen, maar de rest van de Spanjaarden te laten zien hoe onverschrokken zij zich opstellen tegen ‘totalitairen’ en degenen die ‘Spanje kapot willen maken’.

Het rechtse trio PP, Ciudadanos en Vox heeft de territoriale kwestie tot de kern van het verkiezingsdebat gemaakt. De strategie bestaat uit het afschilderen van Pedro Sánchez als een handlanger van de separatisten en een verrader van de Spaanse eenheid. Hoe grover het geschut, hoe beter. De sociaal-democratische premier zou een ‘gevaar voor het vaderland’ zijn, omdat hij vorig jaar met de stemmen van de Catalaanse en Baskische fracties aan de macht is gekomen via een motie van wantrouwen tegen Mariano Rajoy (PP). Die steun kreeg Sánchez evenwel zonder te onderhandelen over tegenprestaties. De prioriteit voor de partijen die de motie steunden was om de conservatieve regering van Rajoy naar huis te sturen.

Desondanks herhalen Pablo Casado (PP) en Albert Rivera (Ciudadanos) het keer op keer, en zonder enig bewijs: Sánchez heeft een geheim pact gesloten om gratie te verlenen aan de Catalaanse leiders die sinds februari terechtstaan voor het referendum over onafhankelijkheid van oktober 2017. Sánchez zou dit volgens zijn rechtse rivalen zelfs openlijk hebben toegegeven in een tv-interview. Het is een eenvoudig aantoonbare leugen. In het interview zei Sánchez dat de discussie over gratie voorbarig was, ook omdat de Catalaanse leiders nog niet eens veroordeeld waren.

In een tv-debat op de laatste zaterdag van de campagne gaat Toni Cantó van Ciudadanos nog een stapje verder. ‘Door de schuld van Pedro Sánchez maken de separatisten de dienst uit in Spanje’, zegt hij. De vertegenwoordigers van de twee Catalaanse onafhankelijkheidspartijen in de studio horen het met verbijstering aan. Hun lijstaanvoerders Oriol Junqueras (ERC) en Jordi Sànchez (JxCat) zitten al ruim een jaar zonder proces in de gevangenis. Hun verzoek om tijdelijk hun cel te mogen verlaten om campagne te kunnen voeren, werd afgewezen. Maar in de ogen van Ciudadanos hebben zij in Spanje wel mooi de touwtjes in handen.

In december 2018 behaalde Vox elf procent van de stemmen bij de regionale verkiezingen in Andalusië. Dat bracht een schok teweeg. Voor het eerst sinds 1982 was ultrarechts weer vertegenwoordigd in een Spaans parlement.

De partij past in de nationaal-katholicistische traditie van de Franco-dictatuur. Dat houdt onder meer een verheerlijking van traditionele Castiliaanse waarden in en een vijandige houding tegenover de Catalaanse en Baskische cultuur.

Met het referendum en de onafhankelijkheidsverklaring in Catalonië vers in het geheugen, bombardeerden de drie rechtse partijen ook in de Andalusische campagne de eenheid van Spanje en de Catalaanse ‘staatsgreep’ tot hoofdthema. Opmerkelijk was daarbij de enorme (en grotendeels kritiekloze) aandacht die Vox kreeg in de toonaangevende Spaanse media. Volgens een recente peiling denkt nu ongeveer de helft van de Spanjaarden dat Vox geen ultrarechtse partij is, ondanks haar radicale standpunten tegen immigranten, vrouwen, homoseksuelen en niet-katholieken.

Het ultranationalisme van Vox heeft de beide andere rechtse partijen meegesleurd en geradicaliseerd. In het geval van de PP is dat niet zo verrassend. Vox is tenslotte ontstaan als een afsplitsing van de rechtervleugel van de conservatieven. In de visie van de haviken binnen de partij behoren de stemmen voor Vox eigenlijk toe aan de PP. Onder deze aanhangers van de harde lijn is ex-premier José María Aznar de meest invloedrijke. Toen de meer gematigde Mariano Rajoy na zijn verloren motie van wantrouwen van juni 2018 plaatsmaakte voor Pablo Casado als partijvoorzitter, was meteen duidelijk dat de PP naar rechts zou opschuiven. Onder leiding van Casado wilde de PP koste wat kost het stemmenverlies naar Vox indammen door de ultra’s te imiteren.

Minder voor de hand ligt de ruk naar rechts van Ciudadanos. In Catalonië, waar de partij van Rivera ontstaan is, hebben de liberalen (voorheen sociaal-democrtaten) zich jaren geleden al ontpopt als een onvervalst rechtse partij. In de landelijke politiek lag dat anders. Daar heeft Ciudadanos zich doorgaans opgesteld tussen de twee grote traditionele partijen PSOE en PP in. De radicalisering van de PP bood een uitgelezen kans om gematigde PP-kiezers, die zich niet langer thuis voelden bij de agressieve koers van Casado, aan te trekken - zou je denken. Rivera koos echter een andere weg. Hij wilde niet achterblijven bij de PP en Vox in hun competitie wie de beste patriot was en wie de hardste strafmaatregelen voor de opstandige Catalanen kon bedenken.

Behalve zijn diepgewortelde anti-catalanisme speelt daar waarschijnlijk nog iets anders in mee. In een coalitie met de PSOE van Pedro Sánchez zou de ambitieuze Rivera geen premier kunnen worden. Daarvoor is de achterstand van zijn partij op de sociaal-democraten te groot. Maar in een rechtse coalitie met de ultra’s van Vox en een PP in vrije val (de peilingen voorzien een historisch stemmenverlies voor de conservatieven) zou zijn partij misschien wél de grootste kunnen worden - en Rivera dus de regeringsleider.

Terwijl de rechterflank in Spanje radicaliseert, neigt links juist tot matiging. In 2015 leek het er even op dat de sociaal-democraten hun aloude hegemonie op links zouden verliezen ten gunste van het duidelijk linksere Podemos van Pablo Iglesias. Maar die inhaalmanoeuvre bleef uit en nu wijst alles erop dat de PSOE het linkse blok weer met gemak domineert. Pedro Sánchez doet dat met een discours dat vooral appelleert aan de gematigde kiezer en waar alle scherpe kantjes (en her en der wat sociaal-democratische principes) vanaf zijn geschaafd.

Politicoloog Jordi Muñoz vergelijkt dit fenomeen met wat de afgelopen decennia in de Verenigde Staten is gebeurd en daar de naam asymmetrische polarisatie heeft gekregen. Sinds enkele tientallen jaren wordt de kloof tussen Republikeinen en Democraten in de VS steeds groter, werken zij minder samen en boycotten ze elkaar steeds vaker, zegt Muñoz. Maar de verwijdering is niet symmetrisch. De drijvende kracht achter de polarisatie is de voortschrijdende vervanging van gematigde Republikeinen door uiterst conservatieve hardliners onder invloed van bewegingen als de Tea Party en de verkiezing van Trump. In het kamp van de Democraten is de blik vooral gericht geweest op het politieke midden, in de lijn van Bill Clinton en Tony Blair. Misschien dat daar nu voorzichtig verandering in komt door mensen als Bernie Sanders en Alexandria Ocasio-Cortez, zegt politicoloog Muñoz. Maar hij betwijfelt of de tegenbeweging sterk genoeg is om de trend te keren.

In Spanje is het in elk geval niet zo ver. Het gevolg van de radicalisering van rechts is dat Pedro Sánchez het politieke middenveld in zijn schoot geworpen krijgt. En dat is het terrein waarop de Spaanse verkiezingen eigenlijk altijd beslist worden. Van het politieke midden tot aan het alternatief-linkse Podemos heeft de PSOE op landelijk niveau geen enkele concurrentie. Zo krijgt Pedro Sánchez de verkiezingszege op een dienblaadje aangereikt.

Volgens alle peilingen gaat de PSOE onbedreigd de grootste partij worden. Van 85 zetels in 2016 maken de sociaal-democraten een enorme sprong naar rond de 130 afgevaardigden. De ineenstorting van de PP van Pablo Casado is nog indrukwekkender: van 137 naar zo'n 80. Daarachter volgen Ciudadanos, Podemos en Vox op flinke afstand. Vox, nu nog buitenparlementair, zou in één klap met twintig of dertig zetels in het Congres van 350 afgevaardigden kunnen komen.

De grote vraag is welke partijencombinatie in staat zal zijn om een meerderheid te smeden. Het enorme aantal twijfelaars, zo'n veertig procent van de kiezers, maakt elke voorspelling gewaagd. Maar twijfelaars bewegen zich vooral binnen en niet tussen de ideologische kampen. En de trend die de meeste peilingen aangeven is dat het rechtse blok zich langzaam maar zeker verwijdert van de absolute meerderheid.

De paradox is dat dit voor Pedro Sánchez een bedreiging is. Hij heeft zijn campagne grotendeels gebaseerd op de angst voor een overwinning van rechts met de extremisten van Vox. Het idee dat dit gevaar nu geweken is, kan zijn kiezers gemakzuchtig maken en demobiliseren.

Aan de andere kant lijkt het linkse blok van PSOE met Unidos Podemos - opvallend gematigd in de campagne - ook geen meerderheid te halen. Dat zou betekenen dat er voor Pedro Sánchez twee mogelijkheden overblijven: een pact sluiten met Ciudadanos of steun zoeken voor een linkse coalitie met Unidos Podemos bij de Catalaanse en Baskische partijen. Volgens de krant El País zou dit de combinatie zijn die ruimschoots de meeste steun geniet onder de kiezers.

Aan beide opties kleven grote, misschien onoverkomelijke bezwaren. Albert Rivera heeft zo vaak en zo hard geroepen dat hij nooit met Pedro Sánchez in zee zou gaan, dat hij zijn geloofwaardigheid bij de rechtse kiezers mogelijk voorgoed verspeelt als hij dit tóch zou doen. En het lijkt uitgesloten dat Sánchez het zal aandurven om steun te zoeken bij de Catalaanse partijen. Omgekeerd is het nu al duidelijk dat de Catalanen Sánchez niet opnieuw gratis en voor niks aan de macht zullen helpen, zoals in juni 2018 gebeurde. In ruil eisen zij een minimaal gebaar in de richting van een politieke oplossing voor de Catalaanse kwestie. Lees: een dialoog over een erkend referendum. Maar van een dergelijk referendum naar Schots voorbeeld wil Sánchez helemaal niets weten.

In het najaar worden de vonnissen verwacht tegen de Catalaanse leiders. Voor menigeen, zowel binnen als buiten Catalonië, zijn zij politieke gevangenen. Bijna niemand twijfelt eraan dat zij lange straffen zullen krijgen, met alle onrust en verontwaardiging die dit teweeg zal brengen van dien. Zonder politieke oplossing voor het Catalaanse conflict dreigt Spanje onregeerbaar te worden. En zo'n oplossing is nu verder weg dan voor de start van de verkiezingscampagne.