Het is dus niet waar. We dachten dat peuters die een marshmallow even kunnen laten liggen, het op school beter doen en later succesvoller zijn. Maar de oorspronkelijke marshmallowtest door psychologen in Stanford betrof een handvol kinderen van collega’s en blijkt broddelwerk. Het is overgedaan met negenhonderd kinderen van allerlei achtergrond. Resultaat: geen resultaat. Kinderen die behoeftebevrediging uitstellen, scoren wel wat hoger op testjes. Maar dat komt door hun achtergrond, niet doordat ze een spekje kunnen laten liggen.

Er waren altijd al tegenvoorbeelden te over. Snelle genieters niet succesvol? Churchill was minister en premier, won een oorlog en een Nobelprijs. Maar hij kon zijn behoefte aan alcohol niet uitstellen. Voordat hij uit bed stapte was hij al aan de champagne, elke dag. MeToo lijkt me een andere collectie voorbeelden van machtige (en blijkbaar dus hoogst succesvolle) mannen die toch hun behoeften niet onder controle hebben. De wereld wemelt van de succesvolle snelle genieters. Het bewijs tegen de spekjestest is overal.

Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief en ontvang iedere ochtend het beste uit De Groene in je mailbox

Wat is er dan zo onweerstaanbaar aan? Zoals een normale vijfjarige niet van een marshmallow kan afblijven, zo zwichtten wij kritiekloos voor de spekjestest. Of denk aan het neponderzoek van Diederik Stapel en de onfortuinlijke Roos Vonk met als conclusie: van vlees eten word je hufterig. In beide gevallen worden ons twee dingen verteld waar we naar hunkeren. Deugdzame zelfverloochening wordt beloond, en een autoriteit (De Wetenschap) aait je over de bol: goed bezig. Stapel en de spekjestest boden dat allemaal in één verhaaltje. Onweerstaanbaar.

We hebben behoefte aan een spekjes­test voor ­economen

Pas als diezelfde Wetenschap verklaart dat het toch niet klopt, mogen we er van onszelf aan gaan twijfelen, stiekem met pijn in het hart. Nu moet je weer vegetarisch zijn zonder op vleesetende hufters neer te kunnen kijken. Nu moet je je weer inhouden als je even door wilt snoepen – gewoon omdat dat gezonder is, en niet meer omdat je daarmee je succes-status bevestigt. Jammer. Het voelde zo goed.

In die zin zijn dit soort resultaten kleine mythes: verhalen die ons vertellen wie we zijn. Soms kloppen ze, soms niet – wetenschap is het in elk geval niet. Een goede mythe past precies bij onze diepste overtuigingen. Ze is zo onweerstaanbaar dat Stapel er moeiteloos mee in DWDD en de wetenschappelijke bladen kwam, en dat de spekjestest een halve eeuw geloofd werd. Matthijs van Nieuwkerk en de professoren die artikelen afwijzen of plaatsen zijn ook maar mensen.

Het zou wel heel toevallig zijn als de spekjestest het laatste misverstand was dat nu is opgehelderd. Er zijn dus Stapel-stories en marshmallowtests die nog níet ontmaskerd zijn. Ik kan op mijn vakgebied zo een aantal mythes oplepelen die nog onverminderd aanhang genieten. Overheidstekorten zijn slecht voor het functioneren van een economie, ‘structurele hervormingen’ (wat dat dan ook precies zijn) verbeteren die juist. Stijgende winsten zijn een indicatie van succes, loonstijgingen niet. Renteverhogingen beteugelen inflatie. Ik heb eens nageplozen waarop die beweringen gebaseerd zijn en dat blijft onduidelijk. Dat wil zeggen, het is overduidelijk: ze passen naadloos in de verhalen die economen zichzelf vertellen over de rol van ondernemers, het nut van de overheid en de effectiviteit van centrale banken. Mythes dus, wat mij betreft. Misschien zijn ze waar, misschien niet. De wetenschap heeft er geen uitsluitsel over gegeven.

Het vreemde hiervan is: je ziet ze alleen als je er toch al niet in geloofde. Misschien is dat ook wel een kenmerk van mythes. Omgekeerd wordt een mythe ook niet ontkracht door een nieuw experiment of andere cijfers. In het bericht dat ik over de spekjestest las, zegt een hoogleraar uit Durham tot besluit: ‘(…) maar het zal niets uitmaken. Over tien of twintig jaar zal de marshmallowtest nog steeds in de opvoedingsboekjes opduiken.’ Dat lijkt me voorbarig. Want wat de wetenschap kan doen, is er een ander verhaal tegenoverstellen, graag wél onderbouwd door cijfers en argumenten. Mythes worden nooit zomaar gedumpt, maar alleen verlaten voor andere goede verhalen.

Juist daarom is pluralistische wetenschap, waarin verschillende verhalen over de werkelijkheid naast elkaar mogen bestaan, van levensbelang. We hebben ook behoefte aan een meta-marshmallowtest voor economen. Dus niet: hoe deed jij het in de test, maar: kun jij zin en onzin van de test beoordelen? Bij sollicitaties of aanvragen voor onderzoeksgeld moeten economen nu vaak hun vijf beste publicaties noemen, of het aantal keynotes dat ze mochten geven. Dat zijn vaak juist de plekken waarin mythes bestendigd worden. Een zinniger vraag is: wat is volgens jou een populaire mythe, en heb je hem onderzocht?