
Google Maps heeft moeite met het stratenlabyrint van Venetië. De app dirigeert mensen die met hun telefoon naar Teatro Goldoni zoeken naar een straathoek vijfhonderd meter verderop. Vanaf die plek zou je volgens het Amerikaanse technologiebedrijf via een kaarsrechte stippellijn bij het theater kunnen komen. Maar kabelbanen of metro’s zijn er niet in Venetië. De zoektocht strandt.
Teatro Goldoni ligt midden in de lagunestad, op een paar passen van de Rialtobrug. Het is een klein, klassiek theater met oranjerood velours en gordijnen die met honderden druppelvormige glazen elementen zijn gedecoreerd. Het bestaat al sinds 1622, en is daarmee het oudste nog bestaande theater van de stad. Op een avond in april, tijdens de openingsweek van de Biënnale van Venetië, is hier de Italiaanse première van Wu Tsangs Moby Dick; or, The Whale te zien, die straks de Nederlandse première op het Holland Festival beleeft.
Holland Festival Podcast
De Groene maakte podcasts over alle – ja, álle – voorstellingen op het Holland Festival. Te beluisteren via groene.nl/podcasts
Wu Tsang, geboren in 1982 in Massachusetts als kind van een witte Amerikaanse docente Engels en een Chinese vader, is kunstenaar, filmmaker en vooral verhalenverteller. De fout van Google Maps past bij Tsang: ze is iemand die altijd op zoek gaat naar een andere manier om van a naar b te komen. Niet om die weg als beter te verklaren, wel om te laten zien dat het anders kan.

Met haar debuutfilm Wildness uit 2012 (online te bekijken) werd ze bekend. Hierin vertelt ze over het ontstaan, succes en einde van de gelijknamige dansavond die Tsang elke dinsdagavond met haar vrienden organiseerde in de Silver Platter, een bar in de Latijns-Amerikaanse buurt van Los Angeles. Oorspronkelijk was de bar vooral geliefd onder homo’s en trans personen uit de Latino-gemeenschap, maar met de Wildness-feesten vonden ook ‘gringo’s’ en queer en trans kunstenaars als Tsang hun weg naar de bar. Tsang toont de filmbeelden die ze er maakte, en geeft de bar zelf, als een personage, een eigen stem. ‘Wu vond de sisterhood waar ze naar op zoek was geweest’, vertelt de Silver Platter-stem.
Tsang maakt vaker films over mensen en verhalen die zelden in het middelpunt staan. Ze noemt zich een kunstenaar van ‘in between’, hokjesdenkers noemen het ‘interdisciplinair’. De samenwerkingen ontstaan impulsief; dans, muziek, film en poëzie gaan samen. Haar collectief, Moved by the Motion, is een wisselende groep kunstenaars, met bijvoorbeeld een cellist (Patrick Belaga), een discjockey (Asma Maroof) en een dichter (Fred Moten).
Ze werkt in opdracht van modemerken en musea, in 2021 presenteerde ze Anthem in het Guggenheim Museum in New York, een twintig minuten durende film als eerbetoon aan de spirituele volksliederen die voorafgingen aan het idee voor het nationale volkslied. Een verticaal beeld met muziek, dat werd geprojecteerd op een enorm gordijn dat midden in het ronde gebouw hing. Sinds 2019 werken Tsang en haar collega’s vanuit en met het Schauspielhaus Zürich, waar ook Moby Dick ontstond.
Moby Dick, de Amerikaanse klassieker van Herman Melville, klinkt niet per se als typisch Tsang-materiaal. Over wat er te zien zal zijn laat ze vooraf weinig los: de ervaring moet ter plaatse, dus met de echte muziek in het theater, plaatsvinden. Niet met een digitale opname vanaf een scherm. Het publiek telt veel Nederlanders uit de (beeldende) kunstwereld – museumdirecteuren, curatoren, een enkele journalist. Allemaal hebben ze kort van tevoren nog een e-mail gekregen waarin Beatrix Ruf, ooit directeur van het Stedelijk Museum, nu bestuurslid van de Hartwig Art Foundation die de productie mede mogelijk maakte en de uitnodigingen verstuurde, drukte men op het hart om op tijd te komen. Eenmaal begonnen – wegens mondkapjestekort en nog steeds strenge coronaregels bijna een uur later dan gepland, dus de verdwalers kunnen nog aansluiten – doet de voorstelling vooral denken aan een vroege filmvertoning. Het is een stomme film, tussen de beelden door verschijnt de tekst uitgeschreven, wit tegen een zwarte achtergrond. Het orkest, het Zürcher Kammerorchester, is live aanwezig en verzorgt de muziek.
De beelden zijn loom, in kleur, soms in slow-motion. Het deinen van het schip, de theatrale bewegingen van de walvisvaarders en de soms ronduit romantische muziek nemen het publiek mee in de vertelling. Tsang stipt nu en dan de hoofdlijnen van het verhaal aan, maar je hoeft geen Melville-kenner te zijn om de film te kunnen volgen. Tsang transformeert de vaste gegevens – schip, zee, walvissen en een onbekend doel – tot een eigen theatrale en tegelijk intieme vertelling.
Queequeg, in Melville’s verhaal een Polynesische ‘wilde’ die bevriend raakt met Ishmael, heeft in zijn dromen, of in die van zijn collega’s, een vrouwenlichaam. Dansend en balancerend bewegen de bemanningsleden over het dek. Eén personage reist niet mee op het schip: behangen met sieraden en felblauwe oogschaduw geeft hij of zij vanuit een bibliotheek commentaar op het verhaal. Het is de enige wiens stem in de zaal hoorbaar is. Het is de bibliothecaris, de alwetende. God, misschien.
De rol wordt gespeeld door Fred Moten: dichter, cultureel theoreticus, gespecialiseerd in black studies en performance studies. Sinds 2018 geeft Moten les aan een New Yorkse academie voor performancekunstenaars en film- en mediastudies, sinds 2014 werkt hij soms samen met Wu Tsang. Het begon met een project waarbij ze twee weken iedere dag een voicemailbericht bij elkaar achterlieten, waarmee ze een soundtrack maakten met twee schermen. Daarop waren ze zelf te zien, ze noemden het Miss Communication and Mr: Re.
Ook de jazzklassieker Girl Talk, met een tekst waarin de zanger stelt dat wat vrouwen onderling zeggen er niet toe doet, werd in 2015 aanleiding voor een werk. Moten danst in vrouwenkleding, met make-up, voor de iPhone-camera van Tsang – ze wilde het communiceren ook hiermee onderstrepen. Tussen 2016 en 2019 werkten de twee aan het project Who Touched Me? voor de Amsterdamse kunstorganisatie If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution. In het boekje dat daarbij verscheen, staan hun teksten gedrukt alsof het een Word-document is waar correcties in zijn bijgehouden. Wie wat heeft geschreven is niet te zien. Het zijn overpeinzingen over de functie van een stem, vrije associaties, mailconversaties met de organisatoren, waardoor ze langzaam tot een plan komen voor een performance.

Een paar dagen na de vertoning van Moby Dick in Venetië vertelt Tsang over haar film in een neogotisch Venetiaans paleis dat inmiddels dienst doet als fotomuseum. Ze gaat er op uitnodiging van het tijdschrift Art Review in gesprek met de in Mumbai geboren Singaporese kunstenaar Shubigi Rao. Rao vertegenwoordigt Singapore op de biënnale met een presentatie van haar werk Pulp III: A Short Biography of The Banished Book. Ze probeert onbekende, verboden verhalen onder de aandacht te brengen, en ondenkbare gruwelen, zoals boekverbrandingen, te omschrijven, en daardoor te beheersen. Bij het project horen een film, een boek en leesclubs waarbij schrijvers, boekhandelaren en drukkers vertellen over hun werk. Rao noemt literatuur veeleisend, ten opzichte van film. ‘Zelfs een slechte film kan heerlijk zijn. Dat heb je niet met boeken.’ Rao noemt in haar film heel bewust geen nationaliteiten of locaties. ‘Het kan juist afstand creëren’, legt ze uit; zodra iets dichtbij blijkt te zijn, ervaren mensen het ook geestelijk als dichterbij, en andersom. ‘Dictators verbieden kunst omdat die zo waanzinnig goed is in het opwekken van empathie. Dat is bedreigend voor ze.’
Tsang vertelt waarom en hoe ze koos voor Moby Dick. Ze noemt het ‘a very juicy text’. ‘Zo alomtegenwoordig, terwijl weinig mensen de tekst ook echt gelezen hebben.’ Het verhaal van de boot met de walvisvaarders, de persoonlijke vete van kapitein Achab met de witte potvis Moby Dick, en de vriendschap tussen verteller en buitenstaander Ishmael en Queequeg, de Polynesische harpoenier, zag ze als opening om een verhaal te vertellen over witheid, sensualiteit en diversiteit.
In een leesgroep werkte ze de tekst door, vertelt ze, het ‘oude, vreemde Engels’, dat tegelijk soms ook nog steeds verrassend modern en sensueel kan zijn. Om dat duidelijk te maken leest ze geamuseerd een passage voor uit hoofdstuk 94 van Moby Dick, A squeeze of the hand, waarin in beeldende taal wordt beschreven hoe de walvisvaarders met hun handen in het lichaam van een gedode walvis wroeten: ‘Come; le us squeeze hands all round; nay, let us all squeeze ourselves into each other; let us squeeze ourselves universally into the very milk and sperm of kindness.’
Daarmee glijdt de tekst ook moeiteloos in de context van deze biënnale. Het thema is The Milk of Dreams, naar een surrealistisch sprookjesboek. Curator Cecilia Alemani koos een ongekend aantal niet-mannelijke kunstenaars uit alle hoeken van de wereld. De hoofdtentoonstelling is ongekend rijk en veelstemmig. Aan het eind van het terrein van de Arsenale, een van de twee grootste locaties van het internationale kunstevenement, in een van de zestiende-eeuwse docks die luisteren naar de naam Gaggiandre, is de bijdrage te zien die Tsang maakte voor de biënnale, op verzoek van Alemani. Op een zestien meter breed scherm, dat boven het water hangt, toont ze Of Whales, een welkom rustpunt in de duizelingwekkende veelheid van indrukken.
Of Whales is een pendant bij de film- en muziekvoorstelling. Het bestaat uit een volledig computergegenereerde film van maar liefst zes uur, die wordt getoond in een loop. In beeld is nu de onderwaterwereld: de microkosmos, de onwaarschijnlijke figuren en structuren die in werkelijkheid soms nooit het daglicht zien. Beelden die meegenomen werden door de schepen uit de werf, als exotisch beschouwde roofkunst. Het langgerekte beeld weerspiegelt in het water. Ook hier is, net als in de rest van de tentoonstelling, ruimte voor het perspectief van de hoofdrolspeler die nooit iemand iets vroeg, de olifant in de kamer. Tsang dook onder water en brengt ons hier de stem van Moby Dick.
Moby Dick; or, The Whale is op 17 en 18 juni te zien op het Holland Festival.