Lang gold Nederland in televisieopzicht als een donorstaat van Duitsland. Wanneer onze oosterburen zich werkelijk wilden amuseren, huurden ze een lüstigen Holländer in. Lou van Burg — pseudoniem voor Louis van Weerdenburg, een Haagse zanger die in 1958 zijn debuut als quizmaster had gemaakt op de Nederlandse tv — brak in 1964 alle records op de Duitse televisie met zijn programma Der Goldene Schuss. De show gold als het summum van tv-genot. Driekwart van de Duitse bevolking zat tijdens de uitzendingen aan de buis gekluisterd. De formule — via een camera schieten op een appel, à la Wilhelm Tell — was de doelgroep kennelijk uit het hart gegrepen.

Niettemin kreeg de Hollandse presentator reeds na drie jaren zijn congé. Drankproblemen, zo werd gefluisterd. De presentatie van Der Goldene Schuss werd aan een Italiaanse collega overgedragen en Van Burg was een leven in het schnabbelcircuit beschoren. Pas in 1973 verscheen hij weer even op het Duitse scherm. Duitsland lag inmiddels aan de voeten van een andere Hollander, Rudi Carell, wiens programma’s als Am Laufenden Band en Rudi’s Lach-Parade tot de hoogtepunten van de Duitse tv-geschiedenis behoren. Carell grossierde in een product dat op de Duitse tv-markt kennelijk schaars voor handen was: humor, voorgedragen met een zorgvuldig gecultiveerd Nederlands accent dat er bij de oosterburen inging als Gods woord in een ouderling.

Even leek het fout te gaan toen Carell in een aflevering van een zijner immens populaire shows met onderbroeken liet gooien naar een stand-in van ayatollah Khomeiny, maar een fatwa bleef het Hollandse tv-genie bespaard. «Der Rudi» werd behangen met eretekenen — waaronder de Bundesverdienstkreuz 1. Klasse in 1985 — en mocht onlangs nog de Deutschen Comedy Preis 2001 ontvangen.

Na Carell was het de beurt aan Linda de Mol, die met haar kaasmeisjesuitstraling de harten van alle Duitsers wist te veroveren. Met haar programma Traumhochzeit stak De Mol zelfs de grote Carell naar de kroon. Haar populariteit nam excessieve vormen aan. Een Duits-Nigeriaanse aanbidder uit Hamburg stierf van de vrieskoude toen hij zich enige jaren geleden ‘s nachts had verborgen in het struikgewas bij het hoofdkwartier van Endemol, in de hoop een glimp van zijn idool op te vangen, zo vertelde De Mol onlangs aan De Telegraaf. «Deze man heeft mij persoonlijk nooit kwaad gedaan of last bezorgd», aldus de tv-diva. «Sinds hij me in Duitsland op tv zag met Traumhochzeit werd ik een obsessie voor hem.»

Op macabere wijze zegt het incident iets over de Nederlandse oppermacht in het Duitse televisielandschap. Achter de schermen heerst Linda’s broer John de Mol al enige jaren over het Duitse tv-amusement. Zijn soap Gute Zeiten, Schlechte Zeiten is sinds jaar en dag een ultieme kassakraker en ook het Big Brother-concept bracht de oosterburen in extase.

Toch zijn de Nederlands-Duitse tv-verhoudingen anno 2002 al lang niet meer eenrichtingsverkeer. Hoewel de eerste Duitse komiek nog moet doorbreken op de Nederlandse markt, staat de Nederlandse televisie in toenemende mate bloot aan Duitse invloed. Het ging heel geleidelijk en viel nauwelijks op, maar ondertussen staat de Holland Media Groep (HMG), de grootste commerciële tv-maatschappij van Nederland (met de tv-zenders RTL4, RTL5 en Yorin) onder bijna totale Duitse controle. Verleden maand maakte Bertelsmann, de grootste uitgeverij van Duitsland, bekend dat zij aast op de totale overname van CLT/Ufa, moedermaatschappij van RTL, de Luxemburgse firma die op haar beurt over de HMG troont. Bertelsmann verkreeg afgelopen jaar van het Britse Pearson 22 procent van de aandelen in RTL, waardoor het in totaal 89 procent in handen kreeg, en deed begin dit jaar ook een bod op de resterende elf procent. De HMG verklaarde bij monde van president Dick van der Graaf in 2002 te rekenen op een marktaandeel van 31 procent, hetgeen impliceert dat bijna een derde van de gehele Nederlandse televisiemarkt in handen zou komen van Bertelsmann. RTL geldt met 23 televisiestations, waaronder ook het Britse Channel 5, en zeventien radiozenders in negen landen als de grootste Europese zendermaatschappij.

De ambitie van Bertelsmann, «de stille reus» (Der Spiegel), kent sowieso geen grenzen. Het bedrijf heeft luid en duidelijk aangegeven van plan te zijn binnen enkele jaren uit te groeien tot ’s werelds grootste uitgeefconcern. Of het nu gaat om televisie, radio, internet, muziek of boeken, in alle marktsegmenten heeft het bedrijf uit Gütersloh, Westfalen, enorme mondiale belangen opgebouwd. Bertelsmann kocht zich voor miljarden euro’s in in alle mogelijke mediaconcerns, maar zelf is het bedrijf nooit op te kopen. Daarvoor geldt een defensief meerderheidsaandeel dat volgens de statuten onvervreemdbaar is.

Als missie van het bedrijf geldt de pluriformiteit van de mondiale pers- en amusementsindustrie. Symbool van de macht is de Bertelsmanntoren op Times Square in New York, waar de firma haar Amerikaanse hoofdkwartier heeft. Via deze centrale kreeg Bertelsmann voet aan de grond op de Amerikaanse markt, waar inmiddels naar schatting dertig procent van de inkomsten worden gegenereerd. Maar waar ook ter wereld Bertelsmann zijn geld vandaan haalt — New York, Bogotá of Hilversum — het geld wordt geteld in Gütersloh.

De laatste jaren kampt Bertelsmann echter met een imagoprobleem. Toen Bertelsmann in 1998 de Amerikaanse uitgeverij Random House binnenhaalde en in één klap de grootste boekenuitgever ter wereld werd, verklaarde bestuursvoorzitter Thomas Middelhoff trots dat zijn concern historisch moet worden gezien als een «verzetsuitgeverij», van oudsher opkomend voor de verdrukten. «Ik prijs mij zeer gelukkig te mogen werken voor een onderneming die zich altijd al heeft ingezet voor de vrijheid van de godsdiensten en de rassen», sprak Middelhoff. «Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben wij boeken gepubliceerd die door het Derde Rijk als 'subversief’ werden beschouwd. Het voortbestaan van Bertelsmann was een bedreiging voor de nazi’s in hun streven de vrijheid van meningsuiting onder hun controle te brengen.»

Die opmerking kwam Bertelsmann duur te staan. Al snel doken historici en journalisten in Duitsland en Amerika in de archieven een heel ander beeld op van Bertelsmann in de Hitler-tijd. Het concern bleek in de nazi-tijd juist de grootste uitgever van het land. Het bedrijf verspreidde kwantitatief het meeste nazistische drukwerk, nog meer dan de NSDAP-uitgeverij Eher, en was daarmee een uiterste vitale schakel in de propagandamachine van Joseph Goebbels, die uiteindelijk van mening was dat de «nationaal-socialistische man van de daad niet kan leven zonder zijn zwaard en zijn boek». Alleen al door de uitgave van Die Feldpost, een serie krijgslustige publicaties ten behoeve van het moreel van de Wehrmacht-troepen — met titels als Deutsche Tanks fahren in die Hölle, Wir knacken einen Geleitzug, Der Berg des Blutes, Sturm auf den Annaberg en Ein Stoßtrupp dringt in Warschau ein, die stuk voor stuk enorme oplages haalden — ontpopte C. Bertelsmann Verlag zich als een ijverige propagandist voor Hitler-Duitsland.

De van oorsprong op de verspreiding van kerkelijke boeken ten behoeve van de protestantse opwekkingsgedachte toegeruste familiefirma, in 1835 opgericht door Carl Bertelsmann, bleek er al snel bij te zijn. Reeds in 1933 verscheen bij Bertelsmann de verhandeling Sterilisation und Euthanasie — een aankondiging voor het latere «Erbgesundheitsgesetz» van de nazi’s. Met Der kleine Katechismus für den braunen Mann droeg Bertelsmann in de jaren dertig een steentje bij aan de verspreiding van de nazi-ideologie, net als met Herbert Volcks Rebellen um Ehre, een antisemitisch strijdschrift.

De Tweede Wereldoorlog legde de firma geen windeieren. Bedroeg de winst van Bertelsmann in 1938 nog 284.191 Reichsmark, in 1941 was dat opgelopen tot 3.259.730 Reichs mark. Het kritische mediaprogramma Monitor van de ARD-televisie concludeerde dan ook dat «het succesverhaal van Bertelsmann onmogelijk was geweest zonder diens bemoeienis met de oorlogs- en nazi-propaganda».

De Düsseldorfer historicus Hersch Fischler wijdde een diepgaande studie aan het gedrag van Bertelsmann tijdens de nazi-tijd en concludeerde: «Als Bertelsmann stelt dat ze een verzetsuitgeverij is geweest, is dat wellicht een zeer bruikbare mythe voor het bedrijf zelf, maar met de historische werkelijkheid heeft het niets van doen. Bertelsmann had juist zeer goede betrekkingen met het ministerie van Propaganda, en heeft deze betrekkingen gebruikt om zaken te kunnen doen.»

Dit alles stond in schrille tegenstelling met de versie die Bertelsmann zelf van zijn oorlogsverleden gaf. In de officiële bedrijfsgeschiedenis wees Bertelsmann er juist trots op dat het bedrijf begin 1944 op last van de nationaal-socialistische autoriteiten zou zijn gesloten, dit vanwege de genoemde «subversieve activiteiten». Helaas voor Bertelsmann bleken er in het staatsarchief in Detmold nog stukken over die episode te bestaan met een geheel andere boodschap. Bertelsmann was eind 1943 inderdaad in conflict gekomen met de autoriteiten, maar zulks vanwege een overschrijding van het gebruik van het op rantsoen gestelde papier. Van subversieve activiteiten was helemaal geen sprake. Weliswaar moest Bertelsmann in 1943 op last van Goebbels staken met zijn theologische boekentak Der Rufer, maar dat gold een algemeen verbod voor alle christelijke boek bedrijven. Bertelsmann zelf ging gewoon door. Sterker nog, de Staatsanwalt van Bielefeld die gemoeid was met de klacht tegen Bertelsmann vanwege de uitbundige papierconsumptie, was anno 1944 van mening dat Bertelsmann vanwege zijn cruciale rol in de oorlog beslist niet gesloten mocht worden: «Die Firma C. Bertelsmann hat sich auch bei den maßgeblichen Stellen des Staates, der Wehrmacht und der Partei außerordentliches Ansehen erworben.» Bertelsmann was in maart 1944 dan wel plat komen te liggen, maar dat was weer vanwege Britse bombardementen op haar papierfabrieken. Kortom, van de «verzetsuitgeverij» Bertelsmann ontbrak in de kronieken ieder spoor.

Siegfried Lokatis van het Zentrum für zeithistorische Forschung in Potsdam, dat eveneens onderzoek deed naar het gedrag van Bertelsmann in de nazi-tijd, is van mening dat de firma uit Gütersloh indertijd de «onbetwiste nummer één» was van het Duitse propaganda-apparaat. «De werkelijk sprookjesachtige winsten die men hiermee kon maken, maakten dat het hier om veel meer ging dan alleen maar een beetje aanpassing, wat men er na 1945 natuurlijk van maakte.» Lokatis spreekt in dit verband van een noodzakelijke Lebenslüge.

Na de reeks van onthullingen bleef Bertelsmann schuchter in het erkennen van het oorlogsaandeel van de firma. Journalisten van het tv-magazine Kulturzeit van de Duitse zendgemachtigde 3 Sat, die zich hadden gezet aan het ontrafelen van Bertelsmanns bruine verleden, werden via het old boys network van het ZDF adequaat ontmoedigd. Bertelsmanns perschef Manfred Harnischfeger kenschetste hun arbeid als «unheimlich und gefahrvoll» en hield vol dat «wij ons niet kunnen voorstellen dat Bertelsmann op welke manier dan ook een publicitaire handlanger van het toenmalige regime is geweest».

Niettemin brachten de onthullingen Bertelsmann de nodige schade toe. Tot overmaat van ramp bleek de firma in Engeland en Amerika ook nog eens verantwoordelijk voor de verspreiding via internet van Hitlers Mein Kampf, dat nog altijd een onverbiddelijke beststeller is in de Angelsaksische wereld. Na protesten en dreigementen met rechtszaken door het Simon Wiesenthal-centrum — dat erop wees dat Mein Kampf in Duitsland en Nederland verboden is en derhalve ook niet via het net zou moeten kunnen worden besteld — staakte Bertelsmann deze uitgave. Ook zegde men een «antinazi-filter» toe op de vele internetsites van het concern.

Een «onafhankelijke commissie» onder leiding van historicus Saul Friedländer moest verder uitkomst bieden over wat Bertelsmann nu precies had uitgespookt onder Hitler. De commissie-Friedländer kon ook niet anders dan concluderen dat Bertelsmann moet worden beschouwd als «Hitlers bester Lieferant». Bertelsmann-baas Middelhoff reageerde kort met zijn «treurnis» uit te spreken «dat deze zaak vanwege ontoereikende kennis van de toenmalige gebeurtenissen tot nu toe verkeerd is weergegeven». De Frankfurter Allgemeine bestempelde de bevindingen van Friedländer niettemin als een «catastrofe voor het zelfbeeld van Bertelsmann».

Het concern ligt sindsdien voortdurend in de vuurlinie. Het probleem is dat het bedrijf zo gemondialiseerd is en zo groot is dat de geldtellers van Gütersloh waarschijnlijk zelf niet meer kunnen bijhouden welke divisie welk boek uitgeeft. Nog in 2000 kwam Bertelsmanns Amerikaanse internet-dochtermaatschappij MightWords.com onder kritiek vanwege de verspreiding van een boek over William Pierce, een van de bekendste antisemitische propagandisten van de Verenigde Staten.

Binnen dit toch enigszins duistere conglomeraat opereert dus ook een belangrijk deel van de Nederlandse televisiewereld. Het is van een bittere ironie dat een altijd zeer op antisemitisme gebrand programma als Barend & Van Dorp van RTL4 via aandelenconstructies toch regelrecht is gekoppeld aan het concern dat ooit de boodschap van Adolf Hitler luid de wereld in toeterde. Vooralsnog hebben de makers van dat programma naar eigen zeggen nooit last gehad van inhoudelijke bemoeienis van bovenaf. Bertelsmann heeft dan ook zo veel media in handen, zowel rechts als links georiënteerd. Zolang er maar geld wordt verdiend, is er niets aan de hand. Voor de Nederlandse eigendunk moet de hegemonie van het Bertelsmann-imperium in het polderland echter toch als een behoorlijke nederlaag worden gezien.