In de films van Robert Altman hebben terloopse daden verstrekkende gevolgen. In M*A*S*H (1970) bijvoorbeeld, als Painless «even» zijn voornemen aankondigt zichzelf van het leven te beroven. Of in Short Cuts (1993) waarin een vrouw «gewoonweg» tegenover haar echtgenoot bekent hem ontrouw te zijn geweest. In zijn nieuwste werk, The Company, rekt de regisseur het terloopse uit tot een film van twee uur. Hij lokt de kijker als het ware in een val door de illusie te creëren dat er spannende ontwikkelingen op komst zijn: een fatale liefde, een balletdanseres die doorbreekt in een onwaarschijnlijk mooi stuk of een dansgezelschap dat wegens wanbestuur door de directeur te gronde gaat. Deze dingen gebeuren niet. Want bij Altman liggen dramatische extremiteiten niet in grootse plotontwikkelingen, maar in het alledaagse.

Geen andere regisseur kan naturalistische dialoog mooier filmen dan Altman. Door het accent te plaatsen op personages die op ongekunstelde wijze omgaan met elkaar creëert Altman de schijnwerkelijkheid die ten grondslag ligt aan de beste fictie. Zijn settings zijn gedroomd, maar ze zijn altijd geloofwaardig en herkenbaar, of het nu gaat om de cartooneske wereld van Popeye (1980), de Koreaanse oorlog in M*A*S*H, een Engels landhuis in Gosford Park (2001) of het dansgezelschap in The Company. In het westernlandschap van McCabe & Mrs. Miller (1972) zijn de personages treffend, niet doordat de acteurs toneelspelen, maar doordat zij in gewone spreektaal met elkaar communiceren. En in het gehuchtje Seahaven verklaart Popeye (Robin Williams) de eeuwige liefde aan Olijfje (Shelly Duvall), niet als een held die voor niets terugdeinst, maar als kwetsbare macho die volledig is gevallen voor een broodmager, schreeuw lelijk meisje.

Het naturalisme vloeit bij Altman voort uit zijn bijzonder dramatische stijl. Het beste voorbeeld komt uit McCabe & Mrs. Miller. De boerse zwendelaar McCabe (Warren Beatty) is tot over zijn oren verliefd op een prostituee, Mrs. Miller (Julie Christie). In een memorabele scène staat McCabe in het bordeel met een zakenman te praten over een transactie. Achter hem, ogenschijnlijk buiten de grenzen van de dramatische handeling, onderhandelt Julie Christie met een klant. Ze vraagt vijf dollar. McCabe luistert naar zijn gesprekspartner, maar door zijn hoofd even te draaien in de richting van de trap, waar Christie inmiddels samen met haar klant is verdwenen, verraadt hij hoezeer het hem kwetst dat zij met een andere man in bed duikt.

Van dit soort scènes zit The Company in elkaar. Ry (Neve Campbell) is een danseres bij het Joffrey Balletgezelschap in Chicago, geleid door de charismatische Mr. A (Malcolm McDowell). Op semi-documentaire wijze volgt Altman de dansers en choreografen terwijl ze een modern stuk voorbereiden.

Het plezier van de film ligt in de wijze waarop Altman speelt met de verwachtingen van de kijker, die immers geschoold is in de onwerkelijkheid van de dansmusicals van MGM, het melodrama van de televisieserie Fame en de kitscherige cinéma vérité van Idols. In plaatst hiervan onderzoekt Altman de stilte van het alledaagse: een triviale ruzie tussen Mr. A en een danser over een bepaalde beweging, een stortregen tijdens een openluchtballetvoorstelling die verder geen enkele gevolgen heeft, of Ry die in een kroeg biljart en in het proces op subtiele wijze een jongen verleidt. In een schitterende scène komt Ry ’s avonds laat thuis. Haar vriendje ligt op de bank te slapen. Hij heeft gekookt. Zij kijkt naar hem. Daar blijft het bij: slechts kaarslicht en een terloopse glimlach om haar mondhoeken. In dit soort stiltes klinkt oorverdovend de diepe menselijkheid van Altmans personages.

The Company is niet zijn beste film — dat is nog altijd McCabe. En toch is het een belangrijke toevoeging aan zijn oeuvre. Dat blijkt ook uit de autobiografische betekenis die criticus Roger Ebert van de Chicago Sun-Times de film toedicht. Ebert, die sinds de jaren zestig bevriend is met Altman, betoogt dat het personage Mr. A in de film de regisseur zelf is. Dat is een interessante invalshoek. Volgens deze lezing is The Company een allegorie voor de wijze waarop Altman films maakt: net zoals Mr. A kampt met allerlei budgettaire en inhoudelijke, artistieke kwesties, strubbelt Altman zijn leven lang met producenten en filmsterren die te grote ego’s hebben.

Bovendien ligt het idee van een company — een gezelschap — ten grondslag aan alle Altman-films: het dorpje Presbyterean Church in McCabe, het artsenteam van het veldhospitaal in M*A*S*H, het gemeenschapje van Seahaven in Popeye, de modewereld in Prêt-à- porter (1994) en de filmwereld in The Player (1992). Deze «micromaatschappijen» zijn metaforen voor de Amerikaanse ideologische werkelijkheid, zoals in McCabe, waarin Altman de deugden van gemeenschapszin bezingt terwijl hij de euvelen van het kapitalisme accentueert. In het verlengde hiervan symboliseert de danswereld in The Company het creatieve proces. Voor Altman is de kern van dat proces het zoeken naar iets verhevens in het alledaagse. Hij vindt dat in gewone mensen, in Ry die nooit de top zal bereiken, maar die altijd een goede danseres zal zijn. En in de stinkende flierefluiter van Presbyterean Church, de verliefde pooier McCabe, die in de spiegel kijkt en zegt: «I have poetry in me.»