Je bent politicus van het jaar geworden, maar geen opinieleider van het jaar. GroenLinks bepaalt op geen enkele manier het publieke debat in Nederland.
‘Misschien concentreer ik me te sterk op het debat in de Kamer. Maar ik deed dat het afgelopen anderhalf jaar bewust, om de fractie op de rails te zetten. Je kunt alles wel willen, maar er wordt ook van mij verwacht dat ik het Schiphol-debat goed doe en dat ik aanval als Bolkestein een paar misperen maakt over het minderhedenbeleid. We moesten het eerst in de Kamer waarmaken, nu is het tijd voor de rest. Ik zie het wel als mijn taak voor het komende jaar om een nadrukkelijker rol te spelen in het publieke debat. Me mengen in discussies over de rol van het individu en de rol van de staat, thema’s als burgerschap en individualisering, de verhouding economie- ecologie.’
Is het niet een probleem dat de onderwerpen van GroenLinks - milieu, sociale politiek - nauwelijks nog rimpelingen teweegbrengen? Je kunt met de prachtigste voorstellen komen, maar doordat de onderwerpen ‘oud’ zijn ontketen je er geen debat meer over. Het gevaar van de islam, het gezinsbeleid, dat zijn nieuwe onderwerpen.
Er volgt een verhaal over de relativiteit van discussies op de opiniepagina’s van de dagbladen, die veelal het karakter hebben van aangenaam tijdverdrijf. ‘Maar, en daar verschuil ik me niet achter, al moet je je er wel van bewust zijn; het blijft als kleine partij toch moeilijker om discussies te agenderen.’
Het milieu is als onderwerp volledig gedepolitiseerd: iedereen is ervoor, zolang het om de retoriek gaat. Het lukt jullie niet het onderwerp opnieuw te politiseren, de reclamepraat van anderen door te prikken. Soms lijkt het zelfs alsof jullie bang zijn om dat te doen, misschien omdat je reclamepraat altijd nog beter vindt dan niks?
‘Dat ben ik niet met je eens. Bij de debatten over de uitbreiding van Schiphol, over de landbouw, knallen we er toch hard in. En het zou me ook te ver gaan om te beweren dat bijvoorbeeld de PvdA niks met het milieu heeft. Dat zou onzin zijn. De kritiek op D66 is veel rechtvaardiger. Die fractie bakt er op milieugebied dus echt niks van. Dat is trouwens ook de relativering van dat publieke debat waar we het eerder over hadden. Je kunt dat publieke debat wel leuk proberen te beinvloeden zoals een deel van de PvdA'ers succesvol doet, maar als het hier geen flikker uithaalt is het niks waard.’
NEE, ROSENMOLLER is ook niet ‘van nature’ een milieuman. Als vakbondsjongen kwam het niet in zijn hoofd op z'n auto te laten staan, heerlijk dat crossen door de haven. ‘Ik ben er het levende bewijs van dat je op dat gebied een ontwikkeling kunt doormaken.’
Diverse opinieventilerende wetenschappers - Kees Schuyt, Lolle Nauta - verlieten de afgelopen jaren boos de PvdA, maar bekenden zich toch niet tot GroenLinks.
‘Ik geloof inderdaad dat we er te weinig aan doen om noem het de progressieve intellectuelen voor ons te interesseren. Soms zitten mensen gewoon te wachten tot je ze ergens voor vraagt. Ze hoeven niet meteen met het bordje van GroenLinks om te gaan lopen, als ze maar meedenken. Bij sommigen speelt natuurlijk mee dat ze er bij een grotere partij eerder iets voor terug zien, maar zeker niet bij allemaal.’
De voorgangers van GroenLinks ontleenden hun macht voor een groot deel aan de sociale bewegingen. Als de PSP iets zei in de Tweede Kamer, werd dat serieuzer genomen omdat men wist dat die partij mobiliseerbare mensen achter zich had. Die tijd is voorbij.
Rosenmoller lacht bij de herinnering aan de mantelorganisaties van de CPN. Niet bepaald een verlies. Maar het is te makkelijk om het daarmee af te doen. Er was indertijd ook sprake van onafhankelijke, wederzijdse versterking: de actiegroepen lieten zien dat het hen menens was, klein links verwoordde het in het parlement. Rosenmoller: ‘Neem de actuele discussie over de privatisering van de Ziektewet, waar wij ons zeer tegen hebben gekeerd. Ik had natuurlijk graag gezien dat de vakbeweging daar een veel harder punt van had gemaakt. We hebben daar met ze over gepraat, maar blijkbaar schatten ze het politieke krachtenveld anders in. Ik zie voor GroenLinks wel de taak maatschappelijke organisaties uit te dagen. Zo vinden de vier vakcentrales unaniem dat de herkeuringen voor WAO'ers afgeschaft moeten worden, maar eigenlijk gelooft men op voorhand al niet in de haalbaarheid van dat standpunt. Ze miskennen hun eigen kracht.’
Links moet uit het defensief, de verwarring heeft nu lang genoeg geduurd, riep je bij het vijfjarig bestaan van GroenLinks. Dat klinkt even geforceerd als ‘wees spontaan’. Zelfvertrouwen moet je hebben, je kunt het niet voorwenden.
‘Maar je kunt wel proberen de krampachtige verhoudingen tussen de regerings partijen te doorbreken. Dat kun je organiseren, daar kun je - in stilte - met mensen over praten. D66 en PvdA zijn als de dood om de meerderheid die zij hebben in het kabinet, te gebruiken. De cultuur is: een motie van GroenLinks, daar doen we in principe niet aan mee, tenzij we er bijna niet onderuit kunnen omdat het anders te veel gezichtsverlies zou opleveren. Ze zijn bang met ons geassocieerd te worden, terwijl de achterbannen van die drie partijen het over het algemeen goed met elkaar kunnen vinden. De PvdA zal zich moeten afvragen waar die angst uit voortkomt. Misschien is men bang dat contacten met ons het interne krachtenveld, tussen de liberale en de sociale vleugel, te veel beinvloedt.’
En ondertussen laait dan toch af en toe de discussie over een progressieve partij weer op. Is dat, gezien de praktijk, niet een non- discussie?
‘Ja, dat is het. Want zo'n fusie komt er niet en het zou zelfs zeer de vraag zijn of het goed zou zijn als die er kwam.’
Toch antwoorden jullie, ook tijdens de jongste discussie, steeds braaf dat je er ‘natuurlijk’ voor bent. Blijkbaar hoor je voor te zijn, omdat je anders het verwijt krijgt sektarisch te zijn.
‘Ik ben niet voor een fusie, maar wel voor meer samenwerking in de politieke praktijk. D66 en PvdA laten kansen liggen door die angst om als progressieve partijen samen te werken. Ik zal ze blijven uitdagen om weer iets dichter bij hun oorspronkelijke gedachtengoed te komen.’
OP HET CONGRES ter gelegenheid van jullie vijfjarig bestaan kreeg ik de indruk dat de GroenLinks-kamerleden zich een beetje verloren voelden tussen de ‘losers’ van de samenleving, die blijkbaar massaal op zo'n congres afkomen.
Zijn glimlach is veelzeggend.
‘Ja, dat is wel een beetje waar. Het is grappig dat je dit noemt, want ons wordt ook wel verweten dat we een elitaire club geworden zijn, maar als je ziet wat er op zo'n congres afkomt dan zijn dat dus inderdaad de losers. Dat had ook met het onderwerp te maken, sociale politiek. Gaat het over milieu, dan heb je dat niet. Ik kan die tobberigheid van noem het de slachtoffers van de afbraak van de verzorgingsstaat wel begrijpen, maar ik maak me er ook kwaad over. Dat zeg ik ze ook, van jongens, dat getob van jullie dat levert niks op, je blokkeert de boel zelfs, door zo in jezelf te gaan zitten en elkaar aan te praten hoe slecht het allemaal is. Maar ik kan het wel begrijpen, en het is natuurlijk ook elitair van ons, zoals we hier zitten, om te eisen dat ze anders in het leven staan. Ik hoop hun het gevoel te geven “aan die gast hebben we in ieder geval nog wat”.’
Vervelend, zo'n achterban?
‘Nee. Alleen moet er een andere achterban bij komen. En deze mensen doen in ieder geval nog iets, ze komen nog ergens op af. Er zijn heel wat meer losers die alles al hebben opgegeven. Er wordt getobd en gekankerd bij het leven en vrijwel niemand doet er wat mee. Deze mensen komen in ieder geval nog tegen ons aan kankeren.’
Wat de D66-achterban te veel heeft, hebben jullie te weinig.
‘Ik ben nooit op een D66-congres geweest.’
Mensen die de wereld aan hun voeten hebben, of in ieder geval dat idee hebben.
‘Ja, eh nou, dat kan zo zijn.’
Misschien kan het wel niet samen: ‘losers’ en de linkse ‘well to do’. De gegoede linksen hebben als het om het beleid gaat wel oprecht boodschap aan de onderkant, maar ze hebben geen zin om die mensen te ontmoeten, om met ze te moeten praten.
‘Misschien klopt dat. Je hoeft ze denk ik ook niet tegelijkertijd uit te nodigen. Op zo'n congres komt als het goed is iedereen, maar het debat in een partij speelt zich natuurlijk op heel andere plaatsen af. Maar we moeten een politiek voeren die herkenbaar is voor beide groepen.’
In De Helling, het tijdschrift dat wordt uitgegeven door jullie wetenschappelijk bureau, heeft een discussie gewoed over de vraag of GroenLinks zich niet meer moet durven afficheren als behoudend, omdat er nu eenmaal veel is wat jullie willen behouden: verzorgingsstaat, tolerantie, solidariteit, natuur.
‘Ik vond dat eerlijk gezegd niet zo'n vruchtbare discussie. Dan denk ik toch pragmatisch: what’s in a name. Maar als je door rechts wordt afgedaan als conservatief of behoudend, moet je als GroenLinks durven zeggen: so what?’
Zijn jullie niet te veel bezig met de spanning tussen links en groen? Ab Harrewijn, actief in de armoedebeweging, werd partijvoorzitter om de rode achterban duidelijk te maken dat jullie de ecotax echt niet ten koste laten gaan van de armen. Dat getuigt van weinig zelfvertrouwen.
‘Er zit op sommige gebieden nu eenmaal een spanning tussen links en groen, en die wordt ons van alle kanten voorgehouden. Ik twijfel er niet aan dat die twee samen kunnen gaan, maar het is zendingswerk om dat duidelijk te maken. Die eeuwige zin “het een kan niet zonder het ander” kun je volgens mij niet vaak genoeg uitspreken.’
Durven jullie nog voorstellen te doen waarbij je het risico loopt voor lijp uitgemaakt te worden?
‘Voor lijp uitgemaakt worden is niet mijn eerste doel. Nee, serieus. Als je concretiseert wat er gebeurt als Schiphol niet mag uitbreiden, wat dat voor consequenties heeft voor de richting van de economie, is dat wel degelijk heel baanbrekend. En wij zijn de enige partij die hardop durven zeggen dat volledige werkgelegenheid niet haalbaar is. Maar je beweert natuurlijk alleen dingen die je zelf haalbaar vindt.’
En toch neemt niemand het over. Je mag door iedereen geroemd worden, je voorstellen krijgen er geen extra steun door. Dat moet vreselijk frustrerend zijn.
‘Dat is de grote les die ik hier het eerste jaar geleerd heb: dat Haagse politiek een heel wat langere adem vergt dan vakbondswerk. Als vakbondsman kon je met een nachtje dooronderhandelen een CAO afsluiten en tegen je mensen zeggen: jongens, hier ligt-ie. Ik hou me tegenwoordig vast aan strohalmen. Maar het is bij mij meer ongeduld dan ergernis. Al ben ik soms wel woedend. Omdat ik denk: jongens, je ziet allemaal dat het die en die kant op moet, maar je durft het niet te zeggen, of het mag niet, terwijl er gewoon een meerderheid is om het wel te doen. En soms denk ik: shit, maak ik me nou druk over dingen waar vrijwel niemand zich meer druk over maakt? Elke maand wordt hier wel een lootje van het sociale systeem onder de loep genomen: wat kunnen we ervan afhalen - en daar gaat weer vijfhonderd miljoen.’
En dan gaan de half miljoen mensen die daardoor worden getroffen, niet eens de straat op.
‘Nou ja, ik weet ook wel dat er niet zomaar een half miljoen mensen de straat op komen. En ik weet ook dat het feit dat dat niet gebeurt, nog niet wil zeggen dat die mensen het allemaal wel best vinden, dat het niet zou leven. Maar iets meer het werk doen op basis van een beweging in de samenleving zou ik niet verkeerd vinden.’
NEE, JAN MARIJNISSEN is niet de Paul Rosenmoller van vijftien jaar geleden, antwoordt Rosenmoller desgevraagd. En nee, jaloers is hij ook niet op zijn SP-collega, en nee, hij verlangt niet stiekem naar die populistische taal van vroeger. ‘Ik zeg nu wat ik vind, ik hou me echt niet in, maak je daar geen zorgen over. Ik ben nu eenmaal niet zo'n maximalist in de zin dat ik alleen tevreden ben met wat ik zelf vind. Ik ben ook tevreden met iets wat misschien nogal afwijkt van wat ik zelf vind, maar wat zonder mijn bijdrage er niet zou zijn. Ik ben altijd een resultatenman geweest.’
Dan is de volgende vraag: wanneer stap je over naar de PvdA?
‘Nee, nee, ik stap niet over naar de PvdA.’
Nooit?
‘Nee, ja - nooit dat vind ik zo flauw. Staat het pistool op m'n borst?’
Je bent je hele leven al langzaam naar rechts opgeschoven. Wie zegt dat dat nu opeens ophoudt?
‘Veel mensen vinden dat ik, komend vanuit de vakbeweging, naar links ben opgeschoven door naar GroenLinks te gaan. Dat ik ooit een hele dikke streep heb gezet onder de marxistisch-leninistische beweging kun je als je wilt beschouwen als opschuiven naar rechts, maar de ontwikkeling die ik doormaakte van m'n vijfentwintigste tot nu - ik word dit jaar veertig - vind ik behoorlijk consistent.’
De politieke discussie wordt op het moment bepaald door de tegenstelling staat- markt. Voor een van de voorgangers van GroenLinks, de PPR, bestond er ook nog een derde mogelijkheid. Dat heette toen zelfredzaamheid of zelfbeheer, nu civiele maatschappij. Het CDA is nu de enige die daar voor pleit.
‘Ik denk eerlijk gezegd echt dat het vooral om de keuze tussen markt en overheid gaat. Want zelfbeheer, mensen die bijvoorbeeld zelf bepalen hoe hun straat of werk er uitzien, is wel mooi, maar de overheid moet toch voorwaarden en randvoorwaarden scheppen. Maar je zou wel veel meer gebruik kunnen maken van de energie die er bij mensen zelf zit. De overheid doet nu het tegendeel; door op alles te bezuinigen demotiveert ze mensen. En wat het CDA betreft: ik zie het in het dagelijks functioneren van het CDA niet terug, en dat lijkt me relevanter dan wat er in een boekje staat. In dat rapport Nieuwe wegen, vaste waarden staat ook dat ze fantastische dingen met het milieu willen, terwijl ze zich hier in de Kamer kapot vechten om de energieheffing te torpederen.’
Volgens Kok gaat het de komende decennia tussen het liberalisme en de sociaal-democratie.
‘Het grappige is dat Kok en Bolkestein zelfs als het gaat om de vraag overheid of markt dezelfde beweging maken. Beiden benadrukken sinds kort weer dat de overheid de markt moet corrigeren. Ik beschouw die uitspraken in Koks Den Uyl-lezing dan ook vooral als opstapje naar de verkiezingen. Kok en Bolkestein zijn min of meer vrienden geworden en Kok zal straks een enorme krachttoer moeten uithalen om nog duidelijk te maken waarin hij nog van de liberalen verschilt. Ik hoop dat iedereen tegen die tijd nog doorziet dat het een schijngevecht is, want dat is het.’
Ben je niet bang hard te vallen, nu je de laatste maanden zo wordt opgehemeld? Journalisten schrijven straks graag dat Rosenmoller eigenlijk toch tegenvalt.
Nog voor de vraag is uitgesproken: ‘Nee, nee daar ben je zelf bij.’ Het voorbeeld van Brinkman spreekt hem niet aan. ‘Als dat gebeurt, heb je er zelf aanleiding toe gegeven.’
Met de huidige fractiesamenstelling heeft GroenLinks de verdenking op zich geladen dat er vooral naar de buitenkant is gekeken: als er maar genoeg vrouwen, migranten en homo’s in zaten. Misschien dat jij daardoor ook met kop en schouders boven de rest van de fractie uitsteekt?
Dat laatste wil hij ‘niet onweersproken laten’. Natuurlijk doet hij als fractievoorzitter de belangrijkste debatten, maar de rest van de fractie doet echt ook heel goed werk. Maar. ‘Dat gezegd hebbend, dus helemaal los van een oordeel over de huidige fractie, vind ik dat als er een spanning is tussen kwaliteit en de doelgroep die iemand vertegenwoordigt, de kwaliteit de doorslag moet geven. En dat is inderdaad een verschil met hoe er de afgelopen keer over de kandidatenlijst werd gepraat.’