‘Waar mag je een vrouw wel en niet aanraken? Waarom is dit belangrijk, jongens?’ Umit Colgecen geeft les aan de jongens van groep 7 van basisschool De Springbok in Den Haag. De jeugdwerker komt elke week langs om gastlessen te geven. Vandaag gaat het over seksuele intimidatie. Hij laat een YouTube-filmpje zien waarin een vrouwelijke en mannelijke acteur op straat een intimiderende scène spelen om te kijken hoe omstanders reageren. De man probeert de tegen de muur gedrukte vrouw mee naar huis te nemen na een date, terwijl zij dat niet wil.
In de klas volgt een gesprek: Wat is seksuele intimidatie? Wat is aanranding? Het gaat over macht en over hoe seksuele intimidatie een vorm van macht is. ‘Is dat ook de reden waarom veel vrouwen zich schamen na een aanranding of verkrachting?’ vraagt een Nederlands-Marokkaanse jongen. ‘Ja’, antwoordt Colgecen. ‘Ze durven er niet over te praten. Of hebben het gevoel dat ze zich anders hadden moeten kleden, anders hadden moeten gedragen.’
Hij zegt dat ze er thuis met hun moeder of zussen over kunnen praten. ‘Vraag hun of ze hier zelf ervaringen mee hebben. Hoe zij ernaar kijken. Wat ze jullie zouden adviseren te doen, en vinden wat jullie verantwoordelijkheid is als jonge, opgroeiende mannen.’ Hij sluit af: ‘Hoe onze maatschappij eruitziet begint bij jullie’.
De Springbok staat in de Transvaalbuurt, een ‘achterstandswijk’ met veel bewoners die net in Nederland zijn: Polen, Bulgaren, Hongaren en Roemenen. ’s Ochtends stappen velen bij het benzinestation aan het Kaapseplein in busjes die hen naar de kassen in het Westland rijden. De kinderen komen op school met een taalachterstand. Colgecen heeft met hen een sterke band, vertelt hij, omdat hij vaak op straat werkt en ze daar tegenkomt. ‘Door dat vertrouwen luisteren ze ook eerder naar je, en stap je samen met het kind en de school een traject in waarbij iedereen groeit.’
De Springbok is een ‘achterstandsschool’ die de laatste jaren opmerkelijke resultaten behaalt. De lage gemiddelde Cito-scores zijn verleden tijd, ouders én kinderen waarderen de school zeer en van het lerarentekort heeft de school relatief weinig last omdat sollicitanten graag het gemotiveerde team willen versterken.
Van ‘afvoerputje’ tot voorbeeldschool, wat is het geheim van De Springbok? ‘We durven leraren fouten te laten maken’, antwoordt oud-directrice Rebecka Wester-Buter. Zeven jaar geleden startte ze als directeur op de school. ‘We zijn heel specifiek per leerling realistische maar haalbare doelen gaan stellen en proberen te achterhalen wat hij of zij nodig heeft om zich te ontwikkelen.’ Ze proberen daarbij ook de ouders te betrekken. ‘We geven ouders inzicht in de potentie van de kinderen. Zo wordt het een gezamenlijke verantwoordelijkheid om die doelen te bereiken.’
Bij de leraren is langzaam maar zeker een sterker gevoel van urgentie ontstaan. ‘Je kiest niet zomaar voor een school in de Transvaalwijk’, zegt Wester-Buter. ‘Als je kiest voor een wijk als Transvaal, dan weet je dat je als leerkracht meer voor de kinderen moet betekenen dan alleen goed onderwijs verzorgen. Het aandeel van de zorg voor leerlingen in de werktijd die je hebt, is groot.’
De Springbok doet drie dingen goed, schrijft de PO-Raad in een rapport. Er is ambitie, een sterk gevoel van gemeenschappelijke doelen en het NT2-onderwijs is succesvol, constateert de sectorvereniging van het primair onderwijs.
De leerlingen presteren inmiddels in bijna alle groepen voor begrijpend lezen op of boven het landelijke gemiddelde, terwijl de cijfers voor begrijpend lezen landelijk juist gemiddeld omlaag gaan. ‘Belangrijk zijn de neveninstroomgroepen die we hebben ingesteld’, vertellen Patricia Jong en Vincent Wanschers, de twee adjunct-directeuren. ‘Hierin zitten kinderen die net in ons land zijn en gedurende een jaar wordt hun Nederlands bijgespijkerd. Ze gaan daarna naar normale klassen.’

Door extra subsidies die de school ontvangt, krijgen kinderen elke week zes uur extra les. ‘Niet alleen voor de sport en handvaardigheid die ze krijgen, maar ook om ze op school langer in een Nederlandstalige omgeving te laten verblijven’, vertelt Wanschers.
Scholen krijgen steeds meer taken van de overheid opgelegd. Van cultuur tot voeding tot omgaan met geld: wanneer iets in de samenleving ontbreekt bij jonge mensen, verschijnt in de media vaak de oproep ‘dat de basisscholen hier iets mee zouden moeten doen’. Krijgen ze niet te veel op het bord? ‘We maken hier gelukkig wel onze eigen keuzes in’, reageert adjunct-directeur Jong. Zo is de periode tijdens corona met het invoeren van digitaal onderwijs heel bijzonder geweest. ‘Alle leerkrachten op de school gingen toen van half negen tot drie uur online. Iets wat niet alleen erg intensief was, maar ook veel flexibiliteit vergde.’ Het was noodzakelijk om de kinderen extra bij de les te houden. Want de ouders lukt het soms niet om hun kind op tijd achter de computer krijgen, huiswerk op tijd laten maken of uitleg te geven als ze iets niet snappen.
Eigenlijk is De Springbok een mede-opvoeder van veel kinderen. ‘We doen ook aan zwemmen en extra sport omdat sommige ouders dat niet altijd zelf kunnen doen’, zegt Jong. Leraren kunnen niet op dezelfde manier op ouders leunen als andere scholen dat doen. Voorleesouders, luizenmoeders en vaders achter de bar na de schoolmusical komen er niet vanzelf. ‘We moeten ouders actief betrekken, willen ze zelf ook denken iets bij te kunnen dragen.’
Vanuit de lange en rustige gangen valt het op hoe vaak de digiborden uitstaan en kinderen met een leraar in gesprek zijn. Leraren zijn bij De Springbok nog ambachtslieden die, in de woorden van socioloog Richard Sennett, hun ondeelbare praktijkkennis en plezier delen met de kinderen. De spanning in het vak komt van het bieden van oplossingen, wisselende en soms conflicterende situaties. Wanschers verschuift op zijn stoel en moet glimlachen. Hij vertelt dat het uitlaten van de digiborden een bewuste keuze is. Wanneer heeft het bord wel en geen nut? ‘Dat zijn vragen die we als school hopelijk bij veel momenten tijdens het lesgeven aan onszelf en elkaar stellen.’
Vanuit dit zelfvertrouwen kunnen leraren en directeuren genoeg tegenwicht bieden tegen schoolbesturen die met vanuit ministeries vrijgekomen geld veelal technocratische oplossingen voorstaan en sturen op hypes. ‘Natuurlijk, ook op De Springbok bestaat er een lerarentekort en werken we met schaarste. Maar we laten ons minder iets wijs maken’, zegt Wanschers. Voor De Springbok is iets als technologie dienend aan de basis die het lesgeven vormt voor alles wat daarna komt. ‘Zonder dat kritische vermogen verlies je ook het draagvlak en de motivatie onder leraren. Dan verlies je je visie uit het oog.’
Juf Evelyne van Gent zit vooraan in de klas die vol hangt met kleurplaten en foto’s. ‘Als iemand praat, is de rest stil’, staat er op een poster. ‘We zijn aardig en lief voor elkaar en helpen elkaar, want dat is zorgzaam.’ En: ‘We houden rekening met elkaar en anderen.’ Van Gent beantwoordt zo nu en dan vragen van leerlingen. Ze werkt hier al zeven jaar en kwam meteen in aanraking met de grote nadruk op de Nederlandse taal. Het IB-PYP-onderwijs – dat normaliter op internationale scholen en ook op De Springbok wordt gegeven – probeert de nadruk te leggen op de bredere ontwikkeling van de kinderen. Ze wijst op een stapel papieren. Het zijn interviews die kinderen met hun ouders hebben gehouden. De zin ‘Veranderingen in plaats en tijd maken wie wij zijn’ prijkt boven een van de gespreksverslagen. De interviews gaan over hun jeugd, wat zij vroeger wilden worden, en hun tijd in Nederland. De kinderen zijn op deze manier met hun eigen tijdlijn bezig, en plaatsen zichzelf in de tijd. ‘Juist voor de kinderen op De Springbok kan dat belangrijk zijn, omdat ze vaak vanuit andere landen hiernaartoe komen’, zegt Van Gent. Leerlingen zijn hierdoor niet alleen actiever met hun Nederlands bezig, maar vooral ook met hun eigen plek in de samenleving, en hun verantwoordelijkheden naar de mensen om hen heen. ‘Ze leren respect voor zichzelf en anderen te hebben.’
Dit is precies wat het programma IB-PYP en De Springbok als school tot doel hebben. Zo vroeg Sara aan haar ouders hoe hun juf of meester was, hoe laat ze naar school vertrokken en hoe zij zich concentreerden op school. Ze kwam niet alleen met een dikke knipoog te weten dat ‘goed eten en goed slapen’ volgens haar ouders belangrijk is, maar ook wat het onderwijs vroeger was, zeker in andere landen. In de klas van haar vader in Turkije werden kinderen bijvoorbeeld geslagen. Dat werd vervolgens in de klas besproken. Zo hoorde Sara net als de rest van klas van een ander kind dat hij op school in Turkije ook nog geslagen werd. ‘Ik merk dat de kinderen er veel aan hebben.’

Af en toe loopt er een nieuwe leerling op Van Gent af. Er staan soms drie leerlingen bij haar aan tafel. Het ene kind spreekt beter Nederlands dan het andere, maar ze hebben allemaal vragen over de lesstof. Ken je nog de manier waarop je deze som makkelijker kunt doen?’ zegt ze tegen een meisje. Haar gezichtje licht een beetje op, en ze loopt schuchter en zonder iets te zeggen weg.
Met een andere leerling neemt ze de kleurrijke en in vakken opgedeelde cirkel door die op haar tafel ligt. Er staan stappen in die de kinderen door kunnen nemen. Ze kunnen ‘afstemmen’ (wat weet ik al en wat wil ik weten?), ‘uitzoeken’ (welke middelen kunnen helpen?), ‘sorteren’ (welke informatie is relevant?) en conclusies trekken (wat is mijn belangrijkste punt dat ik wil maken?). Veel kinderen kunnen daarna zelfstandig aan de slag. Van Gent geeft les aan veel kinderen met achterstanden. Zorgt dat niet voor meer werkdruk? ‘Natuurlijk is het soms zwaar’, antwoordt ze, ‘maar het is ook erg motiverend om te zien dat de stappen die kinderen maken groot zijn.’ De leraren op De Springbok weten dat er meer van hen afhangt. De kinderen op deze school krijgen tenslotte geen extra betaalde bijles, spreken thuis minder Nederlands, sporten minder en doen niet aan kunst en cultuur. Zij helpen mede het pad van kinderen uit te stippelen.
Ballen vliegen over en weer, kinderen klimmen op het rek, groep 3 van juf Janneke Vandeursen is buiten. Ze vertelt over de creativiteit die er soms aan te pas komt om de landelijke leesmethodes toch aan deze kinderen in groep 3 te kunnen geven. Haar les begon eerder die dag langzaam en met tijd voor een praatje: het ging over haar, wiens haar langer was en wiens haar juist korter. De kinderen zaten in een kring en lachten en praatten vaak. Het zijn momenten waarop de kinderen buiten de lesstof om actief met hun Nederlands bezig zijn, vertelt Vandeursen. ‘Rust en vertraging zijn soms erg belangrijk, en zijn mogelijk omdat we als leraren weten dat kinderen door de leertijdverlenging en de goede communicatie binnen de school niet meteen aan de slag hoeven.’
Opeens hebben twee jongens buiten ruzie over de voetbal. Ze sjorren aan elkaar. Schelden in het Turks. De conciërge haalt ze uit elkaar, en neemt ze mee naar de hoek. Met veel gebaren en in het Nederlands probeert hij uit te vogelen wat er precies is gebeurd, waarna verzoening kan volgen. ‘Dit kan niet’, zegt hij. ‘Zo gaan we niet met elkaar om.’ En: ‘Respect.’
Langzaam strekt een van de jongens zijn hand uit. ‘Sorry’, zegt hij. ‘Het was dom.’ De andere jongen knikt. De conciërge aait de jongens over hun bol terwijl hij een strenge blik aanhoudt, even later staan ze alweer te voetballen.
‘Koen heeft als conciërge een belangrijke rol’, vertelt Vandeursen. ‘In de hiërarchie moet je je voorstellen dat wij als school vaak de grap maken dat de leraren hier staan’ – haar handen op beenhoogte – ‘de directeuren hier’ – haar handen op ooghoogte – ‘en Koen hier’ – handen boven haar hoofd. Koen is alles voor de kinderen. Hij heeft veel pedagogische kwaliteiten, zonder er voor gestudeerd te hebben.’
De Springbok heeft enorme stappen gemaakt. Midden in een wijk waarin veel verandert en armoede en laaggeletterdheid hand in hand gaan, weet de school goede resultaten te behalen en rust te creëren. Het is ooit anders geweest, vertelt Wester-Buter, die onlangs als directeur vertrok. Er was een tijd dat ze hier als leerkracht werkte en er niet eens boeken voor groep 8 waren. Dat was het niveau dat van kinderen op De Springbok verwacht werd. Meer zou er zogenaamd niet in zitten.
Wat is de succesformule van De Springbok? Het lijkt dat naast hard werken en soms wat geluk de extra financiële middelen en open communicatie de belangrijkste factoren zijn.
Intern geven leraren en leidinggevenden elkaar feedback en ook heel bewust zijn de banden aangehaald met maatschappelijke organisaties in de wijk. Zo heeft de school de omgeving van de leerlingen beter in beeld. Als bijvoorbeeld zij-instromers in een negatieve spiraal komen omdat ze het moeilijk vinden aan te haken, dan merken andere leerlingen en leraren dat vrij snel en kan er iets aan gebeuren. Zo worden de door de gemeente beschikbaar gestelde financiële middelen optimaal benut.
Leraren ervaren de resultaten van hun werk, voelen zich daardoor mentaal gesterkt en zetten net dat stapje extra. Ze willen ook graag op De Springbok werken omdat goede meesters en juffen hier hard nodig zijn en waardering krijgen. Een ding is duidelijk: het werkt. In juni 2022 is De Springbok, na een langdurige inspectie en controle, ook geautoriseerd als IB-school.
Wat maakt een school goed? ‘Ik vind dit een lastige vraag’, zegt jeugdwerker Umit Colgecen tijdens het rondje door de wijk. Wat hij wel weet is dit: alles begint bij de leiding. Als die niet goed is, legt hij uit, heeft dit effect op de leraren, op hoe zij lesgeven en de ruimte die zij voelen en krijgen om de focus ook echt op lesgeven te kunnen richten. ‘En dit sijpelt door naar de leerlingen.’ Als de cultuur en organisatie meer open zijn, wat op De Springbok vroeger minder het geval was, als er met elkaar gesproken durft te worden, dan kan men, ondanks dat er vast dingen mis zullen gaan, stappen maken. ‘Stappen maken voor de leerlingen.’