Het zou dan ook als kinnesinne kunnen worden bestempeld dat Wijdenbosch op zijn woorden werd gepind toen er tal van omstreden figuren werden opgenomen in zijn regering. Zo werd mediaschrik Dick de Bie, die ten tijde van het militaire regime censor was, benoemd tot minister van Transport, Communicatie en Toerisme. En zo kon Atta Mungra, in het verleden betrapt op deviezensmokkel, minister van Financiën worden. Ivan Graanoogst, de tweede militair achter Bouterse, die persoonlijk op de buis de telefooncoup van 1990 afkondigde, werd benoemd tot presidentsadviseur.
Wijdenbosch kwam er weliswaar mee weg door het begrip ‘schoon’ zodanig op te rekken dat het ook van toepassing was op beleidsmakers die zich in de toekomst fatsoenlijk zouden gedragen, maar van het voordeel van de twijfel dat de nieuwe machthebbers hadden, bleef weinig over.
‘Clean government’ spreekt wel uit Wijdenbosch’ ‘honderddagenplan’, dat als speerpunten het schoonmaken van Paramaribo en het asfalteren van de wegen heeft. Het plan behelst ook zaken als gezondheidszorg, onderwijs, volkshuisvesting, produktie en koopkracht. Maar op deze punten gaat het vooralsnog om het instellen van commissies die een situatie moeten inventariseren waarvan van tevoren vaststaat dat die deplorabel is.
Onder leiding van de Task Force werden acties ingezet in het kader van ‘Krin Sranan’ - ‘Schoon Suriname’. En het moet worden gezegd: sindsdien is de overheid opeens zichtbaar. Zelfs in de avonduren. Wegen worden opgeknapt, rioleringen ontstopt, illegale vuilstortplaatsen opgeruimd en dikkere waterleidingbuizen aangelegd. Dagelijks na de grote drukte gaan legertjes voornamelijk vrouwen de straten en plantsoenen aanvegen en harken. De binnenstad van Paramaribo wordt zienderogen schoner. De schoonmaakdrift steekt ook particulieren aan; het blijkt ineens wèl mogelijk dat panden worden voorzien van een nieuwe verflaag.
DE SCHONE LEI houdt ook stukje law and order in. Automobilisten worden gecontroleerd op hun papieren, fout geparkeerde auto’s worden massaal weggesleept en illegale straatverkopers wordt gesommeerd in te pakken. Fietsers ontspringen de dans evenmin. Menig rijwiel wordt in beslag genomen omdat de eigenaar ‘s avonds geen licht voert. Daar het Korps Politie Suriname kampt met zware onderbezetting, wordt het bijgestaan door de militaire politie. Het is al een vertrouwd beeld, oom Agent in zijn uniform die gebroederlijk met neef Soldaat in militaire camouflagekleding surveilleert.
De nieuwe regering lijkt het slim aan te pakken door te beginnen op voor de burger zichtbare knelpunten. Toch kijken de Surinamers het vooralsnog sceptisch aan. Maar weinigen lijken er vertrouwen in te hebben; men wacht liever af wat er na de eerste honderd dagen gaat gebeuren.
Aanvankelijk behoorde ik tot een van de weinigen die wèl enthousiast was over de hernieuwde law and order-drift. Maar dit enthousiasme temperde danig nadat ik op het politiebureau drie stevige klappen in mijn nek en een trap tegen mijn achterste ontving. Ik had me te mondig opgesteld toen mijn fiets op hardhandige wijze in beslag werd genomen omdat ik ’s avonds zonder licht reed. Niet dat ik nu opeens tegen discipline was, maar het is wat anders als die gehandhaafd wordt door een politiekorps dat na ruim vijftien jaar van morele decadentie niet meer in staat is eenvoudige overtredingen pratend op te lossen. Toen ik enkele dagen later een beleidsman van de NDP hierover aansprak, volstond hij met: 'Je moet ook niet zonder licht rijden ’s avonds.’
Door die reactie begon ik zowaar te twijfelen aan het rechtsstatelijke gehalte van de schoonmaakfanfare. ‘Flinterdun’, had eerder al iemand tegen mij gezegd in een poging me tot een kritische kijk op de gang van zaken te bewegen. ‘Als ze de wegen structureel willen herstellen, zullen ze eerst het oude asfalt moeten verwijderen. Wat nu gebeurt is dat de gaten worden dichtgesmeerd. Flinterdun is ook hun bedoeling met het land.’
Het honderddagenplan van Wijdenbosch wordt over het algemeen doorzichtig bevonden. ‘Het is erop gericht het imago van de NDP op te poetsen en men gaat er daarbij van uit dat driekwart van de mensen slecht vooruit kan kijken’, zegt Henri Behr, voorzitter van de stichting Rechtstaat door Recht en Waarheid. Behr is de broer van een van de vijftien slachtoffers van de decembermoorden. Hij deelt de huidige regeringen op in drie bloedgroepen. De ‘gauwdieven’, het ‘economische-verrijkingsdeel’ en ‘zij die goed willen doen’, tot wie hij - opmerkelijk genoeg - met name NDP'ers rekent. ‘Omdat de doelstellingen niet parallel lopen, acht ik de kans op een debâcle niet gering’, zegt Behr. ‘De NDP zal bewust op vervroegde verkiezingen aansturen met Bouterse als presidentskandidaat, nadat zeg maar de boeven zijn geïdentificeerd.’
TOT DE GROEPERINGEN die voor hearings waren uitgenodigd voordat Wijdenbosch van start ging met zijn ambitieuze plan, behoorden geen mensenrechtenorganisaties. De president heeft afwijzend gereageerd op het verzoek het mensenrechtenvraagstuk reeds bij het honderddagenplan te betrekken. Al is het dan wegens onderbezetting dat de politie wordt bijgestaan door de militaire politie, feit blijft dat sinds het aantreden van de nieuwe regering het militaire uniform weer actief aanwezig is op straat. Het plan was overigens reeds ten tijde van de vorige regering in de maak. ‘Wij vonden het toen al geen goede zaak en nu nog steeds niet’, zegt Behr. ‘Ik kan niet zeggen in hoeverre die militairen trauma’s wakker roepen bij burgers, maar het is wel een zwak punt van deze regering dat ze op zo'n korte termijn zo veel macht demonstreert.’
De regering Wijdenbosch stelt zo haar eigen prioriteiten bij het schoon schip maken, waarbij nog een belofte lijkt te worden gebroken. Een ieder zou namelijk betrokken worden bij de wederopbouw van de natie. Alras brak er een periode van ‘koppensnellen’ aan waarvan het einde nog niet in zicht lijkt. Tal van directeuren en onderdirecteuren van ministeries en instellingen worden op non-actief gesteld. Ook ondergaan raden van commissarissen van enkele nationale bedrijven een dusdanige verandering dat gerust van zuiveringen gesproken kan worden. Meewerken mag, maar als het even kan niet te kritisch. De meest omstreden non-actiefstelling was die van de directeur van het Bureau Openbare Gezondheidszorg. Officieel heet het dat hij verantwoordelijk is voor uit de hand gelopen malariagevallen, maar het is een publiek geheim dat de directeur had opgemerkt dat er in de honderddagenstrijd tegen malaria onevenredig veel aandacht werd besteed aan de gebieden waar Bouterse goudbelangen heeft.
‘DE REGERING kan niet doorgaan met het ontslaan van mensen en het ongebreideld geld uitgeven’, zegt oppositielid Jessurun van DA'91. ‘Maar het hoogtepunt van deze regering is nu al achter de rug. Het kan nu nog alleen maar bergafwaarts gaan. Want deze regering verschilt niet wezenlijk van die die in december 1982 aan het moorden sloeg om het volk mak te maken en het verzet te breken. Anno 1996 heeft de koppensnellerij hetzelfde psychologische effect: mensen op een sleutelpositie durven hun mond niet meer open te doen. Vrijheid die je beleeft in angst en onzekerheid is de meest destructieve vorm van gevangenschap, omdat je de mensen alle initiatief en zelfontplooiing ontneemt.’
Wat Jessurun betreft is Suriname dus back to the eighties. Over het honderddagenplan zegt hij: ‘Deze regering verricht vooral zaken die het oog plezieren. Wat je voornamelijk ziet zijn showprojecten. Fundamentele oplossingen blijven achterwege, waardoor het economisch probleem blijft liggen.’ De vraag rijst of Suriname over zes maanden nog over voldoende financiële middelen zal beschikken. ‘Als de minister van Financiën spreekt van een lege staatskas, waar haalt men dan die zeventig miljoen vandaan voor de viering van de eenentwintigjarige onafhankelijkheid?’ zegt Jessurun. ‘Of zijn uitspraak is bedrog, of de reserves worden nu al opgesoupeerd. Het is een vrees die dwars door de hele samenleving gaat. De mensen zouden eigenlijk blij moeten zijn dat ze hun auto niet langer stukrijden op de wegen, maar ze zijn het niet omdat ze weten welk prijskaartje er uiteindelijk aan hangt.’
In het parlement heeft Jessurun vragen gesteld over de financiering en de juridische status van het honderddagenplan. Antwoorden blijven vooralsnog uit. Jessurun: ‘Wat je wel ziet is dat personen die in de jaren tachtig gefaald hebben, opeens leiding geven binnen tal van commissies. Dat roept argwaan op, want de NDP heeft in het verleden al bewezen het land niet te kunnen dragen. Er wordt nu gebruik gemaakt van de materiële hebzucht van politici die voorbij zijn gegaan aan het algemeen belang.’
Volgens Jessurun, van origine medisch specialist, is de uitbuitende rol van kolonisten ooit overgenomen door een ‘elitekliek’; tot nu toe ontbreekt de politieke wil om dit recht te trekken. ‘Ik ben de politiek ingegaan om tegenwicht te bieden aan deze kliek. We hebben altijd benadrukt dat deze lieden niet op de stoel van uitvoerende macht terecht mogen komen. En dat is nu gebeurd.’
Jessurun ziet de huidige regering niet als vertegenwoordiger van de wil van het volk maar als de ‘representatie van wat er omgekocht is’. DA'91 haalde bij de verkiezingen in augustus dit jaar 22 duizend stemmen en de NDP vijftigduizend. Dit werd voor DA'91 vertaald in slechts vier zetels, terwijl de NDP er zestien kreeg, het viervoudige. ‘Een zetel in Paramaribo is duur’, licht Jessurun het bedenkelijke Surinaamse kiessysteem toe. Waar partijen dertienduizend stemmen moeten halen voor twee zetels in Paramaribo, heeft men genoeg aan 1400 stemmen in een klein district als Coronie. En de NDP heeft haar stemmen vooral in de districten en het binnenland behaald. De NDP heeft volgens Jessurun dan ook handig ingespeeld op de armoede en de honger die daar heersen.
FRED DERBY, voormalig regeringsadviseur en vakbondsman, is van mening dat de jaren tachtig ‘passé’ zijn. ‘Het volk zal het geen tweede keer nemen’, zegt hij vol overtuiging. Derby leidt dit af uit het feit dat er in het geheel geen euforische stemming heerst over het honderddagenplan. ‘Iedereen ziet dat het een populistisch plan is. Het volk is ontwikkeld genoeg om door te hebben dat wat het nu opeet, later duur betaald zal moeten worden. Er wordt geld uitgegeven zonder de boekhoudkundige regels in acht te nemen, er worden geen openbare aanbestedingen gehouden. Het enige wat het plan inhoudt is dat er enkele mensen zijn die in honderd dagen schatrijk worden.’
Derby wijst het verwijt van de hand dat zijn regering te weinig ‘voor het oog’ heeft gedaan. ‘Wat wij in 1991 aantroffen was een lege kas, een torenhoge inflatie, politieke instabiliteit en een ondemocratische samenleving’, somt hij op. ‘Dit alles hebben we stapsgewijs weg weten te werken. De koers, bijvoorbeeld, is al geruime tijd stabiel. Terwijl dit honderddagenplan niet rationeel uitgezet is. Als deze regering zo doorgaat, is dat wat er aan reserves ligt binnenkort opgedroogd en belanden we weer op het punt dat de zaak monetair gefinancierd wordt. De prijzen zullen omhoog schieten en er zal weer schaarste ontstaan.’
Volgens Derby heeft de regering-Venetiaan een positieve handelsbalans - ‘voor het eerst sinds jaren’ - achtergelaten, 150 miljoen dollars aan goud en bankbiljetten, een overschot van vijf miljard Surinaamse guldens en een geringe buitenlandse schuld, kortom een ‘vette kas’. Derby ziet Wijdenbosch slechts als een overgangsfiguur; ook hij verwacht vervroegde verkiezingen. ‘En dan zullen we de rekening gepresenteerd krijgen. Het electoraat zal massaal thuis blijven vanwege de ongeloofwaardigheid van de Surinaamse politiek.’
WAT BEZIELT toch een natie die zich keer op keer weer in de vingers snijdt, terwijl zij goed weet aan te geven wat er fundamenteel fout zit? En waarom laat een natie zich leiden door een regering die tot stand is gekomen door omkoperij, chicanes, gekuip en verraad? Het antwoord dat Henri Behr op deze vragen heeft, klinkt weinig hoopgevend. ‘We hebben alles aan onszelf te danken’, zegt hij; ‘Iedereen moppert, maar niemand treedt op de voorgrond omdat we allemaal broodvrees hebben. We zijn zo egoïstisch dat een bundeling ten behoeve van het algemeen belang onmogelijk is. En omdat we fundamenteel verdeeld zijn, vormen we een goede bodem voor omkoping.’