Als de Verenigde Naties ermee instemmen gaan twee Nederlandse F-16 jachtvliegtuigen binnenkort meehelpen bij het bombarderen van doelen in Syrië. Dat is bekendgemaakt door onze minister van Defensie, mevrouw Hennis-Plasschaert.

Wat ze er precies willen raken, heeft ze niet gezegd, maar er zijn daar doelen genoeg die trouwens al door veel deelnemers gebombardeerd worden. Waarschijnlijk gaan we meedoen met het vernietigen van de terreurorganisatie Islamitische Staat. De vraag is of het zal helpen.

Het was al druk in het Syrische luchtruim, het wordt nog drukker. Afgelopen week heeft de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry bekendgemaakt dat Washington bereid is met Moskou over de militaire toestand in Syrië te praten. De Amerikaanse minister van Defensie Carter heeft intussen met zijn Russische collega Sjoigoe getelefoneerd, over ‘afbouw van het conflict’. Intussen blijft het de vraag wat er met president Assad moet gebeuren. Hij is een bondgenoot van Moskou, en volgens de Amerikanen een van de oorzaken van de totale Syrische wanorde. Nu heeft Kerry gezegd dat Assad op korte termijn zou kunnen blijven.

Intussen heeft Rusland in de omgeving van het vliegveld van Latakia-geschut en pantservoertuigen met vijftienhonderd militairen gestationeerd. En als de Syrische regering Moskou om steun van gevechtstroepen zou vragen, zou president Poetin dit in ernstige overweging nemen, heeft een Russische woordvoerder verklaard. Weet mevrouw Hennis dat allemaal, en wat denkt ze er dan van?

Onder deze omstandig­heden twee F-16’s naar het front sturen is zinloos

Afgezien van deze politieke en strategische complicaties is er een militaire vraag. Van een chaotisch slagveld van opstanden heeft de strijd in Syrië zich langzamerhand ontwikkeld tot een oorlog tegen Islamitische Staat. Die wordt van westerse kant hoofdzakelijk uitgevochten met artillerie en luchtbombardementen. Iedere avond zien we op de televisie de kapotgeschoten steden en de vluchtelingen die langzamerhand bij honderdduizenden in Europa willen blijven. Er is een oorzakelijk verband tussen bombarderen en vluchten. Door de vluchtelingen, voor een groot deel uit Syrië, is Europa nu in ernstige politieke verlegenheid gebracht.

En er is ook een verband tussen bombarderen en wraak. Het Westen bombardeert delen van de islamitische wereld nu sinds 2003, toen onder leiding van president George W. Bush met het bombardement op Bagdad, shock and awe, de oorlog met Irak begon. De Amerikanen en hun bondgenoten waaronder Nederland hebben daar een failed state achtergelaten. Moslims hebben ook hun wraakgevoelens, hun verlangen naar revanche. En hoe absurd dat ook mag klinken, we zouden ons moeten afvragen of er misschien een mogelijkheid is om met Islamitische Staat in een verkennend overleg te gaan.

Intussen is onze nieuwe straaljager, de Joint Strike Fighter, weer even in het nieuws geweest. We hebben indertijd 37 toestellen besteld. Volgens de nieuwe verwachting gaan die nu bij elkaar 5,2 miljard euro kosten. Over vier jaar zullen de eerste worden afgeleverd. Fantastische vechtmachines, ongetwijfeld, maar in wat voor soort oorlog? In de afgelopen twee tot drie decennia zijn we in het Midden-Oosten naar een nieuw soort van oorlogvoering geëvolueerd. Er worden geen grote veldslagen meer geleverd. De vijand bedient zich van guerrillatactieken, bermbommen en zelfmoordaanslagen op kwetsbare plaatsen zoals in het openbaar vervoer – de methoden van de terreur. Het Westen verweert zich door een steeds geraffineerder systeem van elektronische veiligheidsmaatregelen en voor de luchtaanvallen hebben we de drones, de onbemande vliegtuigen die op veilige bases in het moederland worden bestuurd.

De aard van de oorlog is in de laatste tientallen jaren wezenlijk veranderd. De toestand in Syrië is ingewikkelder en sneller veranderend dan ooit. Onder deze omstandigheden twee F-16’s naar dat front sturen is zinloos.