
Iedereen die zich met kunst bezighoudt – in mijn geval is dat schrijven – houdt zich bezig met vertalen, soms onbedoeld of instinctief en soms doelbewust. Waar wij naar streven, hoop ik, is om van het ene hart naar het andere te gaan en daarbij zo waarachtig mogelijk te blijven, om de individualiteit – de specifieke, particuliere trekken van de personages en de stem en aanwezigheid van de verteller, van het decor, van de keuze van tijd en plaats – toegankelijk te maken voor andere individuen in andere tijden en op andere plaatsen – mensen zonder wie de kunstenaar, in dit geval de schrijver, in het duister tast. Dit betekent niet dat we nietszeggend moeten blijven, of compromissen moeten sluiten. Ook al blijven we in onze eigen taal, de behoefte om vertaald te woorden dwingt ons tot een verregaande vorm van eenvoud: we dringen steeds verder door in een steeds wezenlijker begrip van de menselijke natuur en spannen ons in om onze bevindingen op anderen over te brengen, en alleen op die manier kunnen we verwachten alomvattend te zijn. En daarin ligt het verschil met onvoldragen kunst, met kunst die onaf is, met de schimmige imitaties van kunst, het gebruik van kunst als propaganda.
Ik ben geen vertaler, maar ik besef hoe diep ik in het krijt sta bij mijn eigen vertalers omdat zij mijn werk tot leven brengen in andere landen en talen dan de mijne. Maar allereerst wil ik mijn erkentelijkheid betuigen aan de vertalers van andere boeken dan de mijne, de vertalers die me Gogol en Tsjechov en Calvino en Ribeiro en Mann en Grass en Hrabel en Krasznahorkai en Perucho en Alfau en Márquez hebben gegeven en zoveel andere grootheden in alle opzichten, degenen aan wie ik als student verslaafd raakte.
Mijn eigen werk is in een aantal talen overgezet, waaronder Frans, Duits, Ests, Grieks, Armeens en Hongaars. In sommige van die talen kan ik me enigszins redden, in andere kan ik hooguit een treinkaartje kopen; sommige van die talen gebruiken een alfabet dat ik kan ontcijferen, andere gebruiken symbolen die me volledig ontgaan. Het is een voorrecht dat mijn woorden zo ver kunnen reizen en zozeer veranderd kunnen worden, terwijl ze toch, in vele opzichten, hetzelfde blijven.
Vertaald worden betekent natuurlijk ook dat mijn inkomsten kunnen stijgen zonder dat mijn werkdruk ook maar enigszins toeneemt, een omstandigheid die voor de meeste mensen bijzonder ongebruikelijk en welkom zal zijn, maar vooral voor een schrijver. Ik ben niet de enige Britse schrijver die in toenemende mate gesteund wordt door inkomsten uit Duitse vertalingen, ook al woon ik in het Verenigd Koninkrijk en schrijf ik in het Engels. De manier waarop met name Duitsland zich openstelt voor vertaald werk vormt een schril en deprimerend contrast met de huidige ondoordringbaarheid van mijn eigen land. Het is fataal voor een schrijver om niet eens over een goede vertaling te kunnen beschikken van een prominente auteur als Géza Csáth, om zo weinig te weten over hoe het er in de rest van de wereld aan toe gaat, om alleen maar verre stemmen te horen uit Afrika of het Midden-Oosten, emigrantenstemmen. Om op bezoek te gaan in vreemde landen en niet één levende auteur van die landen te kunnen noemen die je gelezen hebt. Dat is beschamend en een gemis, een gemis voor mijzelf en voor mijn land, voor het denkende deel van mijn land. En het is gênant om ruimhartig te worden gesteund door landen waarvan de literatuur niet door mijn eigen land wordt gesteund.
Dat mijn werk wordt vertaald, betekent dat me dikwijls wordt gevraagd op andermans kosten naar het buitenland te reizen om die vertalingen te promoten, en als ik dat doe kan ik over het algemeen rekenen op een uiterst vriendelijke ontvangst. Mijn woorden kunnen, zonder dat ik erbij ben, aansluiting vinden bij lezers uit culturen waarmee ik misschien volstrekt onbekend ben en de reacties van die lezers op mijn werk – reacties vanuit een nieuw en soms uitdagend of verrassend perspectief – kunnen bijzonder informatief en ontroerend zijn. En al die prettige gevolgen van vertaald worden zijn precies de gevolgen die ik me zou hebben kunnen voorstellen als ik ooit had voorzien dat ik een gepubliceerd auteur zou worden – als ik me in mijn stoutste, meest ambitieuze dromen zou hebben voorgesteld dat ik zo ver zou komen en zo veranderd zou worden en toch, in sommige opzichten, hetzelfde zou blijven.
Maar deze prettige gevolgen zijn niet het belangrijkste van vertaald worden – geaccepteerd worden is niet belangrijker voor mijn kunst dan geld – en kunnen zelfs nadelig werken. Ik wil het liever over de sleutelmomenten van het vertalen hebben, allereerst de momenten waarop het feit dat mijn werk wordt vertaald ook mij heeft vertaald, waarop vertalingen mijn begrip verruimen en me zodanig veranderen dat ik meer mezelf word. Ik denk dat dat een van de gevolgen is waarop je mag hopen wanneer je enigerlei vorm van kunst beoefent, dat je je vollediger kunt ontplooien; niet omdat je nou zo geweldig bent, maar alleen maar omdat zelfontplooiing de enige optie is die je als individu in de echte wereld hebt. Je hebt tenslotte maar één leven, en daar moet je zo veel mogelijk uit zien te halen.
Een ander vertaalmoment doet zich voor op de dag dat je vragen krijgt van je vertaler. Ooit waren dat een paar vellen papier waarop naar regels en bladzijden werd verwezen, nu is het meestal een e-mailbijlage of een of ander geavanceerd interactief document met commentaarballonnetjes in de kantlijn en dergelijke, het soort documenten dat een goed idee zou zijn als de software ooit deed wat hij belooft. En soms gaat het daarbij alleen maar om verzoeken om verduidelijking of goede raad en heb je het gevoel dat je een geestverwant ontmoet. Vanzelfsprekend hoop je dat dit vaak gebeurt omdat iemand ervoor heeft gekozen je werk te vertalen omdat hij er op de een of andere manier door is ‘geraakt’. Maar vertalers kunnen natuurlijk op een nogal willekeurige manier door uitgevers worden uitgekozen, en misschien willen sommige vertalers liever gewoon een boterham verdienen dan zich volledig overgeven aan werk waar ze echt van houden, en ik kan geen uitspraak doen over de manier waarop dat hen en hun werk beïnvloedt. Ik kan alleen maar zeggen dat de vragen die ik krijg soms zo uitgesproken kritisch zijn, om niet te zeggen onbeleefd, dat ik het gevoel krijg dat ik mijn werk niet goed heb gedaan – en daar zit ik ook niet op te wachten. Je kunt er moeilijk op vertrouwen dat iemand je werk naar behoren omzet in een andere taal wanneer hij minachting heeft voor wat je doet. Dat gevoel te kort te zijn geschoten als schrijver kan ook het gevolg zijn van de inhoud van de vragen; want als een bepaalde zin of passage zo volstrekt verkeerd begrepen wordt, kan ik er ofwel de brui aan geven vanwege mijn eigen incompetentie, ofwel om een andere vertaler verzoeken, wat in mijn geval altijd een onmogelijkheid schijnt te zijn. Of ik ben een uilskuiken, of mijn woorden zijn niet in goede handen. Misschien wel allebei. De vertalers die de grootste moeite lijken te hebben met zowel zinnen als passages hebben ook problemen – en dit wekt nauwelijks verbazing – met afzonderlijke woorden. Ze vragen me bijvoorbeeld wat ik met heat of light bedoel, of met to fly of to run. De meeste vragen gaan over zulke basale, eenvoudige woorden, en maar zelden over veellettergrepige, verheven woorden. En hoewel dit immens frustrerend kan zijn – want met heat bedoel ik gewoon heat – kan het ook immens verhelderend zijn. Want als ik een eenvoudig woord gebruik met een brede resonantie wil ik dat ook mijn vertaler dat eenvoudige woord, dat meest basale woord gebruikt, het woord dat je gebruikte toen je een kind was, het woord dat in je hart is ingebed, het woord waarvan je je de vorm ijverig hebt eigengemaakt, het eerste woord dat je tegenkwam, het meest intense, het woord met de meeste echo’s.
Natuurlijk kunnen problematische vragen ook het gevolg zijn van het werken met vertalers die niet ook schrijvers zijn, die misschien zijn uitgekozen door uitgevers die onder financiële druk staan of onvoldoende verstand hebben van vertalen, of die in een cultuur werkzaam zijn waar niet zo’n positieve houding tegenover vertalen en het luisteren naar vreemde stemmen bestaat als bijvoorbeeld in Duitsland of de Scandinavische landen.
Vertaald worden dwong me al vroeg in mijn carrière mijn intenties aan een serieus onderzoek te onderwerpen op een moment dat ik dat nog niet had gedaan uit vrees dat er niets van over zou blijven of dat ik helemaal geen intenties had, of dat ik er alleen maar van in de war zou raken. Daarbij stuitte ik op een detail van het beslissingsproces dat plaatsvindt wanneer ik aan het schrijven ben. Als ik run schrijf, gaat het me om de snelheid en de vloeiendheid van dat werkwoord, om de associaties met vloeistof en de directheid ervan en ook om het gevoel van wegrennen, dus daarom heb ik het gekozen. Verhevener taal is prachtig, die gebruik ik ook voor sommige van mijn personages, maar het fundament van mijn proza bestaat uit woorden die ik altijd onbelangrijk vond, de kleine woorden, de eenvoudige. Die bepalen het verschil tussen een tikje naderbij komen en een beetje naderbij komen en een fractie naderbij komen en een stukje naderbij komen – slechts één daarvan zal de beste oplossing zijn voor het uitdrukken van wat ik bedoel. En doordat ik mijn werk door andere ogen zag, kreeg ik daar begrip voor.
Ook heb ik door het vertaald worden kunnen zien hoe andere culturen in bredere zin opereren. In Engeland heb ik bijvoorbeeld geleerd me te schamen voor wat ik doe. In Ierland zou mijn schrijverschap op verheugde belangstelling kunnen rekenen, in Schotland is mijn beroep veel minder gênant dan twintig jaar geleden en als ik in Duitsland, Frankrijk of India zeg dat ik schrijver ben, kan dat bijna onmiddellijk tot gesprekken leiden die ver boven mijn intellectuele pet gaan. In de Verenigde Staten is het weer reden voor schaamte, of voor gesprekken over inkomsten. Zoals de verschillende werelden die ik in mijn gedachten bewoonde me er al voordat ik op reis ging op voorbereidden dat ik anders was, zo heeft het verblijf in echte andere culturen me wat beter in staat gesteld mijn eigen cultuur met emotieloze hartstocht te bezien. Het cliché van de bereisde schrijver die alleen maar met exotische locaties terugkeert om als decor te dienen voor dezelfde personages is zeker iets om altijd bij stil te staan – sommige van die locaties zijn verbazingwekkend, verleidelijk – en soms kun je er genoeg over weten, genoeg over leren om ze echt te laten zijn, of voldoende beseffen hoe vreemd ze kunnen lijken om ze op een bruikbare manier van buitenaf te kunnen portretteren. Ik hoopte een voorbeeld te nemen aan Tsjechov en Stevenson. Tsjechov was een opmerkzame reiziger die de gevangenen een bibliotheek bezorgde en de wereld zoals hij haar aantrof – en variaties op die wereld – met begrip beschreef, als door de ogen van een arts. Stevenson vereenzelvigde zich zo sterk met de inheemse culturen dat zijn portretten van buitenlandse vertegenwoordigers van het Britse Rijk thuis aan censuur werden onderworpen. En in Samoa hielp hij zijn gemeenschap, was hij een mens onder de mensen en zag hij zichzelf ook als zodanig.
Er is nog een aspect van vertalen waarmee ik bekend ben, het vertalen van mijn woorden in het lichaam van een ander die zeker een lezer is, maar ook een acteur. Voorgedragen worden door een acteur heeft iets opmerkelijks en leerzaams. Ik kan zeggen dat dit vooral iets voor mij betekende omdat ik voor het eerst bewust verliefd werd op woorden – terwijl ik een gretige en vroege lezer was – nadat ik acteurs had gezien die ze meer lieten zingen dan ik ooit in mijn eigen hoofd had gekund. Ik zag het werk van acteurs als het tegengestelde van het verzwakken, het beroven van kunst, als iets wat op een toegankelijke manier bijzonder was. Als we naar een goede opvoering van Hamlet kijken, zeggen we niet dat prinsen geweldig zijn, of dat wij geen prins zijn en daarom niet geweldig, of dat we geen Deen zijn, geen man, geen student, geen van de dingen die Hamlet is, maar worden we Hamlet en herinneren we ons dat we geweldig kunnen zijn; we zien een mens dat op een bijzonder expressieve manier een mens heeft leren zijn en een groot deel van het innerlijk van mensen met veel schoonheid en helderheid heeft leren openbaren, en we realiseren ons wat een magisch wezen we zouden kunnen zijn, wat een magische wezens we allemaal zouden kunnen zijn. En ik zou u kunnen vertellen over de eerste keer dat ik echte acteurs over een echt podium zag lopen en de wereld een beetje onder me vandaan voelde glijden. Of ik zou de keer kunnen memoreren dat ik in een schouwburgzaal in Stockholm over een opvoering van King Lear van twintig jaar geleden zat te praten met iemand die die ook had gezien, en dat we net zo lang praatten tot we ons in een andere schouwburgzaal waanden en we toen we ons op een gegeven moment omdraaiden merkten dat de zaal was volgestroomd met mensen die naar een heel ander stuk waren komen kijken, een stuk waarbij wijzelf betrokken waren. Op dat moment voelde ik mezelf tekortschieten maar was ik tegelijkertijd verrukt omdat ik een klein onderdeel was van datzelfde, van het beoefenen van diezelfde kunst, diezelfde opmerkelijke, weldadige, barmhartige, genereuze deken die ons allemaal kan bedekken en verwarmen.
Maar in plaats daarvan wil ik u vertellen over het werk van Alfred Wolfsohn, een Duitse veteraan van de Eerste Wereldoorlog. Hij had als jongeman belangstelling voor zingen gehad maar was gedwongen rechten te studeren, een studie die werd onderbroken door gruwel. Hij vocht voor Duitsland en werd midden tijdens de slachtpartij achtervolgd door de kreten van de stervenden. Hij merkte dat de stemmen van de stervenden volledig uitdrukking gaven aan hun doodsnood. Maar hij besefte dat in het normale leven maar heel weinig mensen zich uitdrukken door middel van hun stem, de vrucht van hun adem. Daarom hielp hij, toen hij eenmaal weer thuis was, de rest van zijn leven mensen om hun stem te ontwikkelen. Als jood was hij gedwongen voor de nazi’s te vluchten en belandde in Londen. De nazi’s hadden hem niet alleen afkeer ingeboezemd met de inhoud van hun propaganda, maar ook met de lelijkheid van hun stemmen. Om me te ontwikkelen als schrijver en spreker en mens heb ik de methodologie van Wolfsohn bestudeerd, en ik kan haar iedereen aanbevelen. Een schrijver die niet voluit kan spreken, niet voluit kan ademen, niet enigszins op zijn gemak zijn werk kan voorlezen, is misschien een beperktere schrijver dan nodig is. Tekens op papier zijn prima, maar taal is zoveel meer. Taal is beloften, gebeden, verklaringen van liefde, van oorlog, van haat. En die gaan van hart tot hart, heilzaam of funest. Hoe meer van hun energie we kunnen opnemen, des te ruimer onze toegang tot hun heilzame werking en onze mogelijkheden om ze te vertalen.
Het laatste vertaalmoment dat ik wil beschrijven heeft te maken met de stem en de realisering daarvan. Ik heb een aantal toneelstukken geschreven en soms worden die goed geregisseerd en geproduceerd en soms niet, en soms zijn de acteurs geweldig en soms minder. Ik mag niet klagen over mijn acteurs en toch is de vertaling die ik wil beschrijven maar heel zelden voorgekomen.
Ik bedoel het moment waarop iemand zich mijn woorden zodanig eigen maakt dat de aard ervan heel duidelijk wordt, wat aangenaam is voor de emoties en bevredigend voor het intellect. Maar daar blijft het niet bij. Als alles precies gaat zoals het hoort, ontstaat er een soort resonantie zodat degene die mijn woorden spreekt, die ademt wanneer ik ademde, mijn eigen adem naar mij terug spiegelt. Dit is geen academisch moment, geen egocentrisch moment, maar alleen een onmogelijkheid: voor de duur van die ademhaling worden twee mensen één. Een idee is vertaald in een feit. De wereld is een beetje anders geworden, misschien alleen maar voor dit moment, misschien voor altijd. Eén zo’n moment beleven is bijna alles wat ik van mijn schrijverschap zou hebben durven vragen. Zulke momenten van eenheid en individualiteit creëren, van diepte en levensechtheid, is niet alleen een plezier maar ook een verantwoordelijkheid. Elk woord dat we schrijven moet bijdragen aan het troosten van en opkomen voor de mensheid – voor iets anders is geen tijd en al het andere is niet goed genoeg. Als we daarnaar streven, geloof ik echt dat we vertaald zullen worden, in elk opzicht dat waarachtig en weldadig, mooi en plezierig is.
De vertalersgeluktournee
Amsterdam, woensdag 13 mei om 20.00 uur
Boekhandel van Rossum, Beethovenstraat 32, 1077 JH Amsterdam
Inleiding: Nicolette Hoekmeijer en/of Andrea Kluitmann
Harrie Lemmens over Als een brandend huis van António Lobo Antunes (Portugees)
Nico Groen over De huisgenoten van Sarah Waters (Engels)
Liesbeth van Nes over Tot ziens daarboven van Pierre Lemaitre (Frans)
Entr’acte door Emilia Menkveld (Iginio Ugo Tarchetti ‘De letter U’)
Rondetafelgesprek onder leiding van Hanneke Marttin
Entree: gratis
De avond vindt plaats in boekhandel van Rossum, Beethovenstraat 32, Amsterdam
Reserveren: per mail of telefonisch op 020 470 70 77 bij Boekhandel van Rossum.
Velp, dinsdag 19 mei om 20.00 uur
Boekhandel Jansen & de Feijter, Emmastraat 6, Velp
Inleiding: Nicolette Hoekmeijer
Marijke Versluys over De huisgenoten van Sarah Waters (Engels)
Harrie Lemmens over Als een brandend huis van António Lobo Antunes (Portugees)
Elly Schippers over Een handvol sneeuw van Jenny Erpenbeck (Duits)
Rondetafelgesprek onder leiding van uw boekhandelaar Walter Jansen
De avond vindt plaats in Boekhandel Jansen & de Feijter, Emmastraat 6, Velp.
Entree: € 5,00
Reserveren: via de Activiteitenkalender in de rechterkolom op de website eenpassievoorboeken.nl
Nodig een vertaler uit in uw leesclub!
In aanvulling op de Vertalersgeluktournee doen stichting Schrijvers School Samenleving (SSS) en het Nederlands Letterenfonds een uniek aanbod aan leesclubs: zij kunnen in april of mei 2015 één van de genomineerde vertalers uitnodigen tegen het sterk gereduceerde tarief van 100 euro. Vertalers zijn de aandachtigste lezers van een roman – elk woord is door hun handen gegaan. En wat ligt er dan meer voor de hand om als leesclub met de vertaler van de gelezen roman in gesprek te gaan? In aanvulling hierop biedt de website Boek-delen.nl discussietips bij veel van de genomineerde romans.
Download hier de folder met het aanbod voor leesclubs.
Ook voor boekhandels en bibliotheken is er een aantrekkelijk aanbod!
Beeld: (Heinrich-Böll-Stiftung / Flickr)