Ooit klopte hij op de deur van de huisarts om hem slechts één vraag te stellen. Nee, aan zijn lichaam mankeerde niets. Hij wist niet hoe hoofdpijn voelde, zijn rugspieren waren door het gesjouw op de haven veranderd in staal, hij rookte niet dus waren zijn longen wit, misschien kon hij de marathon niet lopen met zijn kippenpoten, maar op de korte afstand was hij onverslaanbaar. Nee, Sami was een gezonde gastarbeider die alweer zeven jaar had gewerkt bij verscheidene bazen en zich niet één dag ziek had gemeld. Maar op de eerste maandag van september in 1971 belde hij zijn chef om te zeggen dat hij ziek was en naar de dokter moest.
Het was de tijd van de opkomst van de kleurenfoto’s.
Sami klopte op de deur van de dokter – een dokter die minstens een meter negentig lang was en minstens honderd kilo schoon aan de haak woog –, ging met een timide houding tegenover hem zitten, haalde de kleurenfoto uit zijn binnenzak en liet die aan de dokter zien. De vijf dochters keken in de lens, met de groene weiden van hun dorp op de achtergrond. ‘Waarom zij allemaal zo klein?’ vroeg Sami en keek met smekende ogen naar de dokter. Hij rekende op de hulp van het positivistische denken, op de geneeskunde, op de wetenschap, op alle technologie die hij had gezien en bewonderd hier. Daar zat hij, wachtend op het medicijn dat de dokter voor zou schrijven.
Beste museumbezoeker, deze migratie naar het polderland betekende meer dan culturele verschillen, aanpassingsproblemen, de botsing van religies, de botsing van gebruiken, het verschil in onderwijs… Het is ook het leren omgaan met het gegeven dat iedereen een kop groter is dan jij. En in het geval van Sami was het leren omgaan met het feit dat iedereen twee koppen groter is dan hij.
De grote dokter zette zijn bril op en haalde een vel papier uit de la. Sami verheugde zich nu al op het vooruitzicht dat hij zijn vijf dochters zou zien groeien. Misschien zouden ze dankzij de medicijnen die de dokter ging voorschrijven wel net zo lang worden als de meisjes hier.
De huisarts vroeg of de vrouw van Sami ook klein was en nadat Sami bevestigend had geknikt begon hij met tekenen. Het duurde even, maar uiteindelijk was hij klaar en gaf zijn gekrabbel mee aan de gastarbeider. Geen medicijn, maar wel een tekening. De gastarbeider nam deze tekening mee naar zijn kamer, verborg haar onder zijn bed, haalde meteen dat jaar zijn vrouw en dochters naar Gorcum en schonk de tekening vele jaren later aan het Migrantenmuseum, als een man die zijn missie had volbracht, genietend van zijn kleinkinderen die stuk voor stuk al op hun twaalfde de lengte van opa overtroffen.
We lieten de tekening keurig inlijsten, als was het een meesterwerk van Vermeer. Maar een vraag knaagde aan mijn brein. Ik kon me niet inhouden en belde een jaar later Sami op. Zijn dochter deelde me mee dat vaderlief overleden was. ‘Maar’, vroeg ik zonder de vrouw eerst mijn condoleances mee te delen, ‘zijn ook de kleinkinderen onverslaanbaar op de korte afstand?’ De dochter van wijlen Sami zei: ‘Ja. Maar hoe weet u dat van de korte afstand?’
Soms sta ik stil voor de ingelijste tekening van de huisarts. Op zo’n moment twijfel ik geen millimeter over hoe goed migratie is.
Op de tekening van de huisarts krijgen twee kleine paarden een klein veulen, twee grote paarden krijgen een groot veulen en een groot paard dat met een klein paard is krijgt een middelgroot veulen.
Sami stond onder de gastarbeiders bekend als de man die zijn dochters pas toestemming gaf om te trouwen nadat ze jongens hadden gevonden die minstens twee koppen groter waren dan hijzelf. Uiteindelijk kreeg Sami twee Nederlanders, een Turk, een Marokkaan en een Surinamer als schoonzonen.
Jonge mannen en vrouwen die hun reserves hebben over positieve kanten van migratiegolven, jullie hoeven niet naar binnen en kunnen ook buiten het museum wachten. Weet alleen dat als jullie een pijlsnelle zoon of dochter begeren de kleinkinderen van Sami allemaal vrijgezel zijn, een acceptabele lengte hebben en regelmatig naar het object van hun opa komen kijken in het Migrantenmuseum.