Herinner je je nog, van toen je op de middelbare school zat, wat je leerde over hoe huurlingenlegers Habsburgs, Zweeds, Frans een derde van de inwoners van Midden-Europa doodde tijdens de Dertig jarige Oorlog (1618-48)? Als je dacht dat die slechte oude tijd voorbij was, denk dan nog maar eens goed na. Om de discipline te verbeteren, de legers in de hand te houden en hun eigen politieke controle op te leggen aan de bevolking, hebben in de driehonderd jaar na het einde van die Oorlog westerse regeringen geprobeerd een einde te maken aan het inzetten van huurlingen. Hoewel die pogingen leidden tot het protocol uit 1977 in de Geneefse Conventie waarin ze werden verboden, zijn ze op dit moment helemaal aan het terugkomen, en het ziet er niet naar uit dat we op korte termijn van ze af zullen zijn.
Hoewel er altijd een paar huurlingen aan het werk zijn geweest op plekken als Latijns- Amerika en China, begon het proces in wezen aan het einde van de jaren zestig van de twintigste eeuw. Het was de tijd dat de ineenstorting van het kolonialisme leidde tot de creatie van talloze nieuwe staten, waarvan de meeste uiterst instabiel waren. Vele vervielen al gauw tot burgeroorlog en, meer dan eens, totale chaos. Aangezien weinig koloniale machten hun voormalige onderdanen een passende officiersopleiding wilden geven, waren de meeste van hen die leiding gaven aan de legers van de betreffende staten omhoog gevallen NCOs (onderofficieren) als Idi Amin (Oeganda) en Jean Bedel Bokassa (Burkina Fasso). Aan de andere kant werden de facties, stammen of rebellen waar ze tegen streden meestal ook geleid door omhooggevallen onderofficieren. Het resultaat was een schrijnend gebrek aan personeel met de vaardigheden die vereist waren om met grote formaties om te gaan en moderne wapens te hanteren. De oplossing lag dichtbij: importeer huurlingen en betaal ze om voor jou te vechten en leer tegelijkertijd jouw eigen mensen dat te doen.
Een van de eerste plaatsen waar huurlingen werden ingezet was Nigeria tijdens de burgeroorlog van 1967-69 en Noord-Rhodesië in de jaren zeventig. Later kregen ze gezelschap van Angola, Mozambique, Ethiopië, Somalië, Eritrea, Sierra Leone en Liberia. Nog later breidde het inzetten van huurlingen zich uit en ze traden ook op in de oorlogen die het einde van voormalig Joegoslavië markeerden van begin tot midden jaren negentig; nog later kon je Servische en Kroatische veteranen van die oorlogen aantreffen vechtend in de Congo, Rwanda en op andere plekken. Sommige huurlingen opereerden alleen, maar de meeste stonden onder contract van bedrijven als Military Professional Resources Incorporated, Vinnel en Airscan (allemaal Amerikaans), Gurkha Security Guard, ArmorGroup en Global Risk Strategies (Brits), en Hod Hahanit (Israëlisch). Wellicht het meest berucht was een Zuid-Afrikaans bedrijf, Executive Outcomes. Tijdens een groot deel van de jaren negentig stuurde dat vliegtuigladingen vol zwaar bewapende mannen om oorlog te voeren en vitale eigendommen als olievelden en diamant mijnen te beschermen in grote delen van Afrika. Het feit dat die firma werd gesloten, wil niet zeggen dat er geen andere Zuid-Afrikaanse bedrijven actief zijn in het veld, zoals bijvoorbeeld Meteoric Tactical Solutions.
Op dit moment zwermen naar schatting vijftienduizend huurlingen, eufemistisch aangeduid als «veiligheidspersoneel», door Irak als vliegen rond een karkas. Ze komen uit ver van elkaar verwijderde landen als Zuid-Afrika, Chili, Nepal en Israël, en sommigen zijn waar ze zijn op eigen initiatief, soms omdat ze een contract hebben gesloten met de Amerikaanse regering. Ze vervullen talloze functies, van het verlenen van logistieke steun tot het beschermen van een hoofdkwartier, installaties en konvooien. Een bepaalde firma, die naar verluidt Chileense personeelsleden in dienst heeft die veteranen van de regering-Pinochet zijn, beveiligt het vliegveld van Bagdad; een andere levert de persoonlijke lijfwacht van Paul Bremer. Ze nemen absoluut geen genoegen met lichte wapens, maar gebruiken vele soorten wapentuig van helikopters tot lichte pantservoertuigen; sommige van hun operaties zijn niet te onderscheiden van die van het echte leger. Maar er zit een adder onder het gras. Anders dan die van ontwikkelingslanden zijn de gewapende troepen van de Verenigde Staten de rijkste, best georganiseerde en sterkste ter wereld. Ze zijn ongeveer anderhalf miljoen in aantal en hebben al de expertise die ze nodig zouden kunnen hebben. Dus waar gaat dit allemaal om?
Ten eerste is oorlog altijd een prijzige zaak geweest, en in deze tijd is oorlog voeren duurder dan ooit, nu de meeste ontwikkelde landen, inclusief de Verenigde Staten, zijn afgestapt van een systeem van dienstplicht en hebben gekozen voor professionele legers die zijn samengesteld uit vrijwilligers. Alleen al om de troepen zo ver te krijgen dat ze naar een hellepoel als Irak gaan, moet het Amerikaanse leger eerst iedere man of vrouw vijftigduizend dollar in studiegeld betalen en daar vervolgens nog eens misschien tien- tot vijftienduizend dollar aan toevoegen voor de professionele werver die hem of haar heeft overgehaald het leger in te gaan. Als ze eenmaal in dienst zijn, zullen de meeste soldaten gedurende zes maanden tot een jaar worden opgeleid voor ze klaar zijn om te vechten. Voor officieren is dat vier jaar. In die tijd moeten ze eten, kleding en een dak boven het hoofd krijgen op kosten van de overheid; om een toekomstige tweede luitenant een van de militaire academies te laten doorlopen, kost naar schatting driehonderdduizend dollar. Huurlingen, van wie de meeste ervaren ex-militairen zijn (de top wordt vaak gevormd door gepensioneerde generaals) zijn de oplossing voor het probleem. Hoewel ze allesbehalve goedkoop zijn sommigen verdienen maar liefst duizend dollar per dag voor high-risk-missies kunnen ze naar huis worden gestuurd zogauw het conflict voorbij is. Ook zullen ze niet de vele soorten premies en toeslagen krijgen die soldaten, als werknemers van de overheid, ontvangen.
Ten tweede worden de Amerikaanse gewapende troepen, net als alle andere moderne legers, beperkt door hun eigen bureaucratie, die grotendeels werd ingesteld door hun politieke meerderen met het doel hun operaties en hun kosten te kunnen controleren. Vele jaren terug, toen ik werkte voor het National War College in Washington D.C., werd me verteld dat ik geen stoel uit mijn kantoor naar een andere plek kon verplaatsen zonder eerst een stapel formulieren in te vullen. Sindsdien is het overduidelijk alleen maar verder achteruit gegaan: een vrouw mag niet eens een beetje lol maken door naakte Iraakse krijgs gevangenen aan een riem vast te maken of net te doen alsof ze op hun geslachtsdelen schiet. Het inzetten van particuliere beveiligingsdiensten biedt een manier om al die beperkingen te omzeilen. Zolang ze hun werk doen, betaal je en sluit je je ogen. Zelfs als, zoals in het geval van Irak, de missie inlichtingen verkrijgt van gevangenen een taak die is toevertrouwd aan twee bedrijven die bekend zijn onder de namen CACI International Inc en de Titan Corporation en zelfs als het middel daartoe marteling is.
Ten derde, hoe cynisch het ook klinkt, zijn huurlingen «schoftentuig» in de woorden van Thomas More niet onmisbaar, zoals ook wordt bewezen door het feit dat ze niet worden opgenomen in de lijst van slachtoffers. Anders dan gewone troepen, die in het leger gaan om hun land te dienen en die gaan waarheen ze wordt verteld dat ze moeten gaan, zijn huurlingen niet op de plaats waar ze zijn omdat een of andere politicus ze heeft gestuurd maar omdat ze geld willen verdienen. Mochten ze sterven, dan zullen er geen met vlaggen gedrapeerde doodskisten zijn die verborgen moeten worden; in plaats van toelagen te claimen, zullen hun familieleden, als die er al zijn, worden afgescheept met een beleefd knikje. Gezien vanuit het standpunt van het Pentagon en het Witte Huis zijn zij veel geschikter voor het voeren van een oorlog die, zonder erg goede reden begonnen en zonder enkele vooruitgang, met de dag meer omstreden wordt.
Als Irak de enige plek was waar huurlingen worden ingezet, dan zou de rest van ons zich misschien geen zorgen hebben gemaakt. Dat is echter geenszins het geval. Deels omdat zoveel legers worden «geprivatiseerd», deels vanwege het groeiende terrorisme en de noodzaak van verdediging daartegen, is de vraag naar de diensten van huurlingen explosief aan het stijgen. De geschatte honderd miljard dollar die zij jaarlijks binnenhalen, overstijgt al de defensiebudgetten van elk land behalve Amerika. Toen ik in april 2004 Amsterdam bezocht, viel mij op hoeveel beveiligingspersoneel overal rondhing. Het hotel waar ik verbleef, dat een jaar eerder nog volkomen onbeveiligd was, leek te krioelen van de sterk en machtig uitziende mannen met een «V» op hun zwarte pak gespeld; en dit is duidelijk nog maar het begin.
Op dit moment is de tijd nog ver weg dat de beveiligingsindustrie en het personeel een gevaar gaan betekenen voor de regeringen die toestaan dat ze bestaan en de samenlevingen die ze geacht worden te beschermen. Maar toch, zoals Mao Zedong ooit zei en zoals wordt bewezen door pogingen huurlingen in te zetten voor staatsgrepen op plaatsen zo ver uit elkaar als Papoea-Nieuw-Guinea en Sierra Leone, groeit politieke macht uit de loop van een geweer. Ervan uitgaande dat huurlingen wapens zullen blijven kopen, hoe lang zal het dan nog duren voordat ze, in Irak en erbuiten, hun spieren gaan losmaken om opnieuw de voorwaarden te scheppen voor de Dertigjarige Oorlog? The answer, my friend, is blowing in the wind.
Vertaling: Rob van Erkelens