
Zo’n twee jaar geleden ontving ik iets merkwaardigs met de post, het was een veel te grote mannenpantalon. En dan ook echt véél te groot, Oliver Hardy-groot. Ik trok me de zending bijna persoonlijk aan – probeerde iemand me iets duidelijk te maken? – tot ik aan de pakbon zag dat het hier ging om een creatie van het Belgische Maison Martin Margiela, speciaal gemaakt voor H En in diezelfde lijn had ik wel degelijk iets besteld, zij het een zwartleren avondtasje dat naadloos overloopt in een paar lange zwartleren handschoenen. Maison Martin Margiela is van de grapjes, maar dit was gewoon een logistieke fout die op het conto van H geschreven kon worden.
Het avondtasje koester ik inmiddels. De veel te grote mannenpantalon zag ik terug in het promotiefilmpje dat het modehuis ter ere van zijn H liet maken in samenwerking met Rosas, het Brusselse dansgezelschap van choreografe/danseres Anne Teresa De Keersmaeker. Ook hier een naadloze verbinding, nu tussen beweging en kleding. Niet dat ik hier zieltjes hoef te winnen, maar wie kennis wil maken met Rosas, en het edele danspeerd De Keersmaeker, zou even op YouTube kunnen kijken. Draaiend om hun as laten de atletische dansers op een zanderige vloer een roos van cirkels achter, de chique en absurde blouses en broeken van Margiela aan- en uittrekkend. Ze versterken elkaar, de krachtige en soepele silhouetten van de dansers en de hoekige, zijdeachtige couture van het modehuis. Sterker nog: de kleding van Margiela, inclusief de Oliver Hardy-broek, zag er nog nooit zo begerenswaardig, en draagbaar, uit.
Anne Teresa De Keersmaeker houdt ervan om samen te werken met andere kunstenaars, zich voor haar choreografieën te laten inspireren door muziek, tekst, ontmoetingen. Toen ze een paar jaar geleden bezig was met de voorbereidingen voor Keeping Still, een voorstelling waarin ze recht wilde doen aan haar bezorgdheid om de aarde, contacteerde ze een aantal schrijvers, onder wie Patricia De Martelaere. Ze raakte bevriend met de schrijfster, die in 2009 op 51-jarige leeftijd overleed. Voor En atendant liet ze een van De Martelaere’s laatste teksten, Wie is er bang voor de dood?, in het Engels vertalen, zodat haar dansers er kennis van konden nemen.
Over het algemeen bouwt De Keersmaeker haar stukken op het werk van hedendaagse componisten, omdat ze de onverwachte dansbaarheid wil laten zien van muziek die breekt met het ritme en de harmonie waaraan onze oren gewend zijn. De minimalistische muziek van Steve Reich kreeg dankzij verschillende van haar balletten een sterk fysieke en zelfs sexy klank, voortdurend was er het gevecht tussen overgave en controle, benen open, benen dicht, handen die even snel naar een borst grijpen, zo snel dat het ook weer niet de bedoeling lijkt. In een eerdere editie van het Holland Festival, vier jaar geleden, baarde ze opzien met 3Abschied, op muziek van Mahler, om precies te zijn het laatste deel van zijn Das Lied von der Erde, ‘Abschied’. Opzien en protest ook, omdat ze zelf met dunne, breekbare stem dit hele stuk begon te zingen. ‘Hou je bij je leest!’ werd er vanuit de zaal geroepen. Ach ja. Publiek.
De Keersmaeker is geen pleaser, maar een onderzoeker met een radicale geest die voortdurend haar grenzen verlegt, iedere keer iets vernietigt om verder te kunnen gaan. Haar choreografieën zijn intens en compromisloos, cirkelend in meetkundige patronen en herhalingen. De wiskundige precisie van de dansbewegingen maakt de emotionele impact alleen maar groter. Hoe te dansen over de dood? is een van haar terugkerende vragen. ‘In het dansen creëer je een eigen verhouding van ruimte en tijd’, verklaart ze. Dat betekent ook dat je niet moet zoeken naar een verhaal, of een betekenis. ‘Elke beweging op zichzelf is de moeite waard, ook al weet je niet wat ze “betekent”: ze is er en ze is er zoals ze is, omdat ze er is.’
Rose is a rose is a rose is a rose, zou Gertrude Stein zeggen.

In het loslaten van het verlangen naar een één-op-één-betekenis lijkt het genieten van danskunst op dat van muziek, en poëzie. Ook al kun je de inhoud niet omschrijven, hij is er, in de spanning van de beweging, de klanken, de woorden op zichzelf. Gedichten moet je ook niet willen navertellen, het gaat om de spanning tussen wat het is en wat het betekent. Een spanning die erop berust dat je iets openlaat. Zo ook in het meest recente werk van De Keersmaeker, dat bij de opening van het Holland Festival zijn Nederlandse première beleeft. Vortex temporum – als ‘werveling van de tijd’ ben ik geneigd dit te vertalen, in De Standaard werd gerept van ‘de maalstroom van de tijd’ – is vervlochten met het gelijknamige muziekstuk van de Franse componist Gérard Grisey, die in 1998 op 52-jarige leeftijd overleed. Grisey onderzocht het fenomeen tijd in zijn composities, hoe tijd kort en lang kan zijn, kan worden vertraagd en versneld. Het zijn abstracte noties, tot je zijn muziek daadwerkelijk hoort: afzonderlijke akoestische klanken, het kleinste van het kleinste, krijgen een onverwachte dynamiek als ze worden opgerekt tot steeds grotere schaal, culminerend in bevrijdend geram op de pianotoetsen.
‘Muziek gaat om geluid’, was het credo van Grisey, ‘niet om noten.’ Het ‘my walking is my dancing’ van De Keersmaeker blijkt daar wonderwel bij aan te sluiten. Vortex temporum werd een vloeiende groepschoreografie voor zeven dansers én musici. Het dansgezelschap Rosas en het Ictus-ensemble hebben hetzelfde domicilie, en werken geregeld samen. Elke danser werd gekoppeld aan een instrument, waardoor de klanken van piano, klarinet, viool, altviool, fluit en cello lijken te resoneren in de danserslichamen. Omgekeerd geldt dat de fysieke gebaren van het spelen onderdeel worden van de dans. Deze sensatie wordt in de voorstelling zorgvuldig voorbereid door musici en dansers eerst afzonderlijk hun werk te laten doen. Zo verstild als de dansers in het begin staan opgesteld op het zwarte podium waarop met krijt cirkels zijn getekend, zo razend wordt hun draf als ze eenmaal zijn aangeraakt door de instrumenten.
Een ‘transformerende’ theaterervaring wordt de voorstelling in het begeleidende tekstboekje genoemd, ik zou liever spreken van een hallucinerende theaterervaring, die de sluizen openzet voor hoogstpersoonlijke gedachten en associaties. Regels doken op in mijn hoofd, van de dichter van de tijd, oftewel Gerrit Kouwenaar, ook al weer dood, zij het op gezegender leeftijd gestorven dan De Martelaere en Grisey.
Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis
nog vellen, men moet zijn winter nog sneeuwen
Het zijn de beginregels van het gedicht Men moet, door Gerrit Komrij ooit treffend getypeerd als het boodschappenlijstje van hem die gaat sterven. Thuis zoek ik op hoe het ook weer verder gaat, het gedicht staat in een van de latere bundels van Kouwenaar, De tijd staat open:
men moet nog boodschappen doen voor het donker
de weg vraagt, zwarte kaarsen voor in de kelder
men moet de zonen nog moed inspreken, de dochters
een harnas aanmeten, ijswater koken leren
men moet de fotograaf nog de bloedplas wijzen
zijn huis ontwennen, zijn inktlint vernieuwen
men moet nog een kuil graven voor een vlinder
het ogenblik ruilen voor zijn vaders horloge –
Op het toneel toveren dansers en muzikanten twee parallelle universa te voorschijn, in mijn hoofd voegt dat van de dichter zich er moeiteloos bij. De muziek verkent in mijn oren tot aan de grenzen van de hoorbaarheid de mogelijkheden van toon en klank, de bewegingen van de dansers doorlopen hun hele lichaam, eerst langzaam, hoofd en schouders voorover knikkend, dan vallend, opspringend, rennend. Het ziet er zo toevallig en moeiteloos uit, arbitrair bijna, een resultaat dat net als in een geslaagd gedicht alleen met opperste beheersing kan worden afgedwongen. Het is van een abstracte schoonheid, bewerkstelligd door iemand die continu op zoek is naar ideale formules om alles samen te brengen en ook zomaar op z’n Malevich’ zou kunnen eindigen met het ophangen van een groot zwart doek waarachter het allemaal in gedachten gebeurt. Als de musici terugkeren en hun instrument weer ter hand nemen, blijkt pas hoezeer de bewegingen het ritme van de muziek volgen. Daarvoor hoorde ik bij wijze van spreken nog niet dat er überhaupt een ritme was. De dans legt de muziek bloot, maakt haar vreemd zichtbaar.
Nog een observatie van een betrekkelijke leek: de bewegingen die de dansers maken zien er niet ‘knap’ of ‘moeilijk’ uit voor het niet-dansersoog. Het zijn de gewone menselijke bewegingen van het lichaam, vertolkt door dansers gehuld in gewone menselijke kleding. In deze choreografie ging De Keersmaeker terug naar de basale ritmes van het lichaam: de hartslag, de ademhaling en de gerichte beweging van het lopen. Elke maat van het muziekstuk kreeg een fysieke expressie, zodat er een constante interactie ontstond tussen beweging en klank. Op een zeker moment gaan de musici ook bewegen met hun instrumenten, de piano wordt in cirkels over het podium verplaatst. Hoe ongelooflijk inspannend en gecontroleerd de dansers te werk moeten gaan, met eindeloze herhalingen, abrupte overgangen, in een harmonie die zich vermomt als chaos, blijkt bij het incasseren van het applaus. Om Gerrit Kouwenaar nog maar eens te citeren: ‘de tijd hapte adem’.
De Nederlandse première van Vortex temporum vindt plaats op 1 juni in het Muziektheater te Amsterdam. Voor de voorstelling van 4 juni zijn nog kaarten verkrijgbaar.
Beeld: (1) Anna Teresa De Keersmaeker Hoe te dansen over de dood, is een van haar terugkerende vragen (Herman Sorgeloos). (2) Vortex temporum, een ervaring die de sluizen openzet voor hoogstpersoonlijke gedachten en associaties (Herman Sorgeloos).