5 november 1941. Carson McCullers aan haar schrijftafel in Columbus, Georgia. Klok zonder wijzers lazen de Amerikanen in de jaren zestig als een onvermijdelijke aankondiging van de felle strijd voor burgerrechten © AP / HH

De tijd baart rozen. Zo luidt een oud maar verraderlijk spreekwoord, want niets komt uiteindelijk goed. Iedereen krijgt tijdens zijn leven steeds minder tijd. Het einde is aan iedereen bekend, de dood is immers democratisch. Wat gebeurt er als iemand de dood krijgt aangezegd omdat hij een dodelijke ziekte heeft en nog maar kort heeft te leven?

De openingszin van Klok zonder wijzers (1961), Carson McCullers’ roman waarin ze het racisme en de rassenjustitie in het Diepe Zuiden van de jaren vijftig meedogenloos beschrijft, liegt er niet om: ‘De dood is altijd hetzelfde, maar ieder mens gaat dood op zijn eigen manier.’ De twee mannen en de twee jongens die direct met de dood te maken hebben, zijn alle vier geworteld in het Diepe Zuiden van Amerika en stuk voor stuk besmet door de naweeën van de Burgeroorlog van 1860-1865, die een einde leek te maken aan de slavernij. De 39-jarige witte apotheker J.T. Malone uit het stadje Milan, Georgia krijgt zijn dood aangekondigd in maart 1953. Leukemie, stelt zijn dokter vast. Hij geeft hem nog zo’n vijftien maanden. Opeens dringt de tijd. Het aftellen begint maar de wijzers van de klok geven niet precies aan wanneer het zijn tijd echt is. Die wijzers zijn onzichtbaar. Malone dies, zoveel is zeker. Dat hij nooit dokter is geworden, wijt hij aan de ijverige joodse studenten (‘joodse strebertjes’) die het niveau van de studie medicijnen opkrikten waardoor hij die studie moest opgeven… Voor Zuidelijke begrippen is de antisemitische Malone een ‘milde’ racist want tegen geweld zoals lynchpartijen of bommen gooien.

Troost zoekt Malone bij de 85-jarige corpulente rechter en ex-Congreslid Fox Clane. Die oude witte man en oud-Ku Klux Klan-lid, die een beroerte heeft overleefd, treurt nog immer om de dood van zijn vrouw en nog meer om de zelfmoord van zijn enige zoon, de ambitieuze burgerrechtenadvocaat Johnny: ‘De dood is een grote verrader.’ De oude Clane wil de klok een eeuw terugdraaien, niet om zo zijn vrouw en kind terug te krijgen maar om de Amerikaanse Burgeroorlog teniet te doen en de slavernij weer in te voeren. Het knappe van McCullers is dat ze dit personage zeer geloofwaardig portretteert, als iemand vol passie die zich in zijn achterhoedegevecht keert tegen de moderne maatschappij waarin segregatie langzaam maar zeker overgaat in integratie. Klok zonder wijzers lazen de Amerikanen in de jaren zestig dan ook als een onvermijdelijke aankondiging van de felle strijd voor burgerrechten, een strijd die een halve eeuw na Martin Luther King nóg niet helemaal is gestreden. Clane’s zeventienjarige kleinzoon Jester – liefhebber van klassieke muziek en zweefvliegen – probeert zich vergeefs te weren tegen de reactionaire opvattingen van zijn grootvader. Hij staat op de drempel van volwassenheid maar weet nog heel veel niet.

En dan is er nog de zestienjarige zwarte wees Steward Peg. Zijn achternaam heeft hij te danken aan het feit dat hij vlak na zijn geboorte te vondeling is gelegd op een houten bank in de zwarte kerk van Milan. Steward is vernoemd naar generaal Steward, die in de Burgeroorlog als een tank met zijn leger doorstootte in de staat Alabama en zo de bevrijding van het Diepe Zuiden dichterbij bracht. Steward is het hoofdgevaar voor de racisten in Klok zonder wijzers want hij is het tastbare resultaat van integratie, dat wil zeggen de vermenging van zwart en wit bloed: bruine huid en blauwe ogen. Zijn uiterlijk fungeert dan ook als een tijdbom in het Zuidelijke stadje, zijn innerlijk is in twee woorden omschreven: hunkering naar een moeder, woede om het maatschappelijk onrecht.

Ze wist wie in haar omgeving wel eens als Ku Klux Klan-lid een witte puntmuts droeg

Carson McCullers weet de levens van de twee mannen en de twee jongens ingenieus te verweven en laat alleen zo al zien dat simpele, vernederende segregatie-ideeën de ingewikkelde realiteit tarten. Centraal staan twee racistische moorden die McCullers’ alwetende verteller nuchter en feitelijk beschrijft, wat een veel schokkender effect sorteert. De zestienjarige Grown Boy is een geestelijk gehandicapt neefje van Fox Lane’s oudere zwarte huishoudster Verily. Deze jongen bezwijkt voor de verleiding een paar centen te stelen van een bedelaar. Jester rent hem achterna, waarna hij door een menigte wordt ingesloten en een politieman hem doodknuppelt. De tweede moord is die op Steward. Rechter Lane heeft hem in huis genomen maar Steward loopt woedend weg om Lane’s slavernij-ideeën. De aanleiding voor de moord is de verhuizing van Steward naar een witte wijk in Milan. Die ‘provocatie’ heeft tot gevolg dat een aantal witte bewoners een vergadering belegt met één agendapunt: vergelding. De motor van de vergadering is de reactionaire Fox Lane, die passie boven gerechtigheid stelt. Jester is getuige van de moorddadige plannen, de doodzieke Malone krijgt via het lot de opdracht Steward uit de weg te ruimen. Hij weigert, niet omdat hij een ‘nikkervriend’ is maar omdat hij tegen geweld is.

Het is niet toevallig dat McCullers ‘de aparte drinkkranen voor blanken en zwarten op de binnenhof van het gerechtsgebouw’ noteert. Die zijn symbolisch voor de racistische rechtspraak waaraan rechter Fox Lane zich vroeger schuldig heeft gemaakt. Zijn grootste fout is een moordzaak geweest waarbij zowel Stewards vader en moeder als de vader van Jester betrokken waren, een zaak die al jaren een smeulend vuurtje is in het onderbewustzijn van Milan, Georgia. En het komt onherroepelijk tot een uitbarsting.

Er is nog een ander vuurtje, het liefdesvuurtje van Jester. Hij is hopeloos verliefd op Steward en laat dat onder meer merken door zijn pianospel: Richard Wagners Tristan draagt hij aan hem op door een opdracht voor in zijn partituur te schrijven. Steward heeft zangtalent en is goed in Duitse Lieder. Maar de samenleving in het Diepe Zuiden laat geen enkele ruimte voor iets meer dan een problematische relatie vol aantrekken en afstoten. Van homoseksualiteit moet Steward, misbruikt door zijn stiefvader, niets hebben.

Klok zonder wijzers kwam uit in het heetst van de burgerrechtenstrijd. Carson McCullers, in Georgia geboren, wist waarover ze schreef. In haar jeugd, de jaren van de Depressie, wist ze wie in haar omgeving wel eens als Ku Klux Klan-lid een witte puntmuts droeg. Ze kende de nostalgische gevoelens naar de tijd vóór de Burgeroorlog. Van dichtbij had ze lynchpartijen meegemaakt. Ongetwijfeld zagen de meeste Zuiderlingen in haar een ‘nikkervriend’. De overheersende gedachtewereld in het Diepe Zuiden was in de jaren dertig en vijftig nog heel simpel zwart-wit.

Steward is een sterke persoonlijkheid in Klok zonder wijzers. McCullers (Columbus, Georgia 1917; overleden in Nyack, New York 1967) was zeer goed in het beschrijven van subtiele en zeer aanwezige zwarte karakters. Waar andere witte schrijvers, hoe tolerant ook, al te vaak bleven steken in bijfiguren of karikaturen wist McCullers aangrijpende en voor het verhaal doorslaggevende portretten te schilderen. De zwarte Berenice in The Member of the Wedding bijvoorbeeld brengt het problematisch opgroeiende witte meisje Frankie levenswijsheden. Zij is haar alternatieve opvoedster en haar wereld is er een van redelijkheid en rechtvaardigheid. ‘First, there would be no separate coloured people in the world, but all human beings would be light brown colour with blue eyes and black hair. There would be no coloured people and no white people to make the coloured people feel cheap and sorry all through their lives.’

Het is een wereld die William Faulkner beschrijft aan het slot van Absalom, Absalom! en die een effectief antwoord lijkt op alle hardnekkige hersenspinsels over segregatie.