Stiekem beschouw ik mezelf wel een beetje als toekomstvoorspeller, of futuroloog. Een soort Lidewij Edelkoort die, zo las ik ergens, een intiemere en intuïtievere relatie met de natuur voorziet, technologie geïntegreerd in stoffen, de kleur geel-goud en een fusie van alles wat contrasteert: ‘man en vrouw, werk en vrije tijd, intens sporten maar ook luieren en mediteren’. Alleen ben ik van een wat zuurdere soort. Meer: technologie ontmenselijkt, de zelfhulpindustrie ontmenselijkt, kapitalisme ontmenselijkt, en dat wordt alleen maar erger. Bedrijven zullen me daarom niet snel inhuren, maar het voordeel van zo’n deprimerend wereldbeeld is wel dat niets ooit erger is dan ik had verwacht.
Tenminste, dat dacht ik. Maar toen las ik onlangs een interview in NRC Handelsblad met Olivia Yallop, schrijfster van Break the Internet, over de wereld van influencers. En toen gebeurde het toch, bij een bijzin, een voorbeeld slechts: ik sloeg van schrik een hand voor mijn mond. Dat het zó erg is, had ik niet gedacht.
In het interview stelt Yallop dat we influencers maar beter serieus kunnen nemen omdat ze indicatief zijn voor de wereld waarin we leven. Als een soort kanaries in de kolenmijn tonen ze wat de werkende mens te wachten staat: wat influencers gebeurt, zal ook ons gebeuren. Het is een voorspelling die vaker is gedaan, onder andere in het prachtige essay op Harper’s, The Anxiety of Influencers, van universitair docent Engels Barrett Swanson. Voor dat essay verbleef Swanson een paar dagen bij een stel jongens van een jaar of achttien die in een zogenaamde ‘TikTok-mansion’ wonen: een miljoenenvilla met zwembad, betaald door grote bedrijven, waar influencers begeleid worden om nog meer volgers en deals te scoren.
Ter verduidelijking: TikTok, een platform waarop gebruikers korte video’s plaatsen, is veruit het invloedrijkst van alle sociale media. In 2021 was het zelfs de meest gebruikte website ter wereld, groter dan Google. Wie hier een leuk dansje doet, kan in een klap miljoenen volgers vergaren en vervolgens duizenden dollars, euro’s of yen vangen om branded content te genereren. Precies zoals de jongens uit Swansons essay overkwam.
Bovenal zijn ze verschrikkelijk aardig, schrijft Swanson over die jongens, tegen iedereen en altijd. Maar er is ook iets vreemds met ze aan de hand. Ze zijn rusteloos, bijna wanhopig uitgelaten, alles wat ze doen is performatief, ook als de camera niet aanstaat. Ze lijken een kern te missen. Swanson beschrijft hoe op een drank overgoten feestje ‘iedereen dezelfde dode zinnen en standaard antwoorden begint te herhalen, alsof hun persoonlijkheden zelf onderworpen zijn geraakt aan de logica van memes’.
Ik moest denken aan de escort die ik kende, die het werk al zo lang deed dat ze sneller reageerde op haar escortnaam dan op die van haarzelf. Of ze nu een biertje dronk met vrienden of thee inschonk voor haar moeder, ze deed het altijd gracieus, altijd professioneel. Ze wist niet meer wie ze was, zei ze op een avond, zo gewend was ze om in te spelen op wat de klant verlangt.
In het NRC-interview beschrijft Yallop hoe normaal het is geworden om jezelf te etaleren op LinkedIn of te streamen via Zoom. Als universitair docent herkent Swanson zich in de influencers, zegt hij. Ook hij is afhankelijk van de likes van zijn studenten, het zijn hun beoordelingen die grotendeels bepalen of hij mag aanblijven. Belangrijker dan ze uit te dagen is het daarom om ze tevreden te houden. Privé en publiek lopen volgens Swanson steeds meer in elkaar over, ons huis is een kantoor geworden (Edelkoorts fusie van contrasten!), overal regeren de wetten van de markt, zozeer dat ‘we opgewekt geketend zijn geraakt aan het idee dat onze waarde als individu niet onze persoonlijke integriteit is, of ons gevoel van deugdzaamheid, maar ons vermogen om onze relevantie te adverteren op de platforms van technologiebedrijven’.
Swanson merkt het aan zijn studenten, ze hebben steeds vaker last van angsten, onzekerheden, zijn ‘bedroefd op een manier die ze niet kunnen verklaren’. In zijn laatste werkgroep schreven 24 van de 26 studenten een essay over zelfmutilatie en/of suïcidale gedachten. ‘Of het nu gewone studenten zijn of beroemdheden op sociale media, ze komen me allemaal voor als ondraaglijk verdrietig, en het is een verdriet dat meer dan terloops gerelateerd lijkt aan de manier waarop we hebben gedefinieerd wat het betekent om een persoon te zijn.’
En toch kan het altijd erger. Want dit was het moment dat ik een hand voor mijn mond sloeg, toen ik in het NRC-interview las dat er tegenwoordig een app bestaat voor de handel in ‘menselijke aandelen’. NewNew heet de app, zo leerde een korte zoektocht; je kunt er een aandeel kopen in een influencer en zo meebeslissen wat hij doet ‘en zien wat er vervolgens gebeurt’. Alsof je de Sims speelt, maar dan met echte mensen. Alsof je zelf een sturend algoritme wordt. Wie ontmenselijkt er in dat geval het meest: de influencer, zijn aandeelhouder of de maatschappij als geheel?
Ik mag dan officieel geen futuroloog zijn, ik word er immers niet voor betaald, maar zelf denk ik dat dit nog wel eens heel gewild kan worden in de toekomst: een onaangepaste persoonlijkheid, onvriendelijk, niet fit, onhandig en onverhandelbaar, maar juist daardoor ook behoorlijk gelukkig.