«Ja, met Ferry. Wil je in de regering?»
«Wacht even, ik zet even de muziek uit. Wat zei je?»
«Wil je in de regering?»
«Tja, de regering Waar zit die?»
«In Den Haag. Het is met Jan Peter Balkenende, weet je wel. Wat Kok eerst deed, Wim Kok.»
«O, ja. Leuk. Waarom ook niet.»
Elk stukje over de LPF schrijft zichzelf. En misschien is het ook wel lastig de Lijst Pim Fortuyn serieus te nemen. De benoemingen van de verschillende kamerleden waren al een vrolijke boel. «Wat een gelul hier», was de gemiddelde reactie van de vers aangedragen volksvertegenwoordiger op het vergadercircuit van de Tweede Kamer. De controle van de cvs van de LPFers leverde nog eens een hoop spektakel op. «Iedereen liegt toch in de politiek», haalden LPFers van hoog tot laag hun schouders op bij onthullingen over Mat Herbens diplomas of Philomena Bijlhouts lidmaatschap van de milities van Bouterse. De selectie van ministers was een voorlopig hoogtepunt van de entree van deze partij zonder politici. De bewindslieden werden gevonden in het ledenbestand van andere partijen of in de achtertuin van een van de leiders. Kortom, het eerste bewijs van vernieuwingsgezindheid waarover de LPFers zo hoog van de toren blazen moet nog geleverd worden.
Maar wie is gerechtigd daarover te oordelen? De GroenLinkse achtertuinen liggen niet zoals die van de LPF in Naarden, maar wel op het Amsterdamse Java-eiland. Bij de SP helpt het toevallig als je uit Oss komt. En als je Donner heet, kom je van rechtswege vroeg of laat in de regering. Interessantere vraag is of deze razendsnelle aanpassing aan de coöptatiepraktijken van de reguliere politiek bijdraagt aan de overlevingskansen van de LPF, of dat deze de club marginaliseert.
Waarschijnlijk toch dat laatste. Hoewel de wervingsstrategie als zodanig niet veel verschilt van de bestaande partijen, wordt onmiskenbaar een ander slag mensen geworven. Doenerige types met maar een beperkt respect voor de politiek. Mensen als Eduard Bomhoff (Volksgezondheid) en Herman Heinsbroek (Economische Zaken) willen vooral bedrijfsmatig opereren iedereen afrekenen op zijn prestaties, en heldere beslissingen nemen. Ze profileren zich meteen als manager in plaats van als politicus, door mensen te ontslaan of door grote autos te eisen.
Dat kan een werkbare strategie zijn. Maar het ambacht van de minister vereist wel dat je, nadat je een half jaar lang zelf betrokken bent bij de wachtlijsten en de files, nog altijd de suggestie weet te wekken dat het alle maal de schuld van iemand anders is. Dat gaat beter naarmate je meer bereid bent «politiek» te maken, het debat op te zoeken op grond van argumenten en persoonlijke overwegingen. Die ambities lijkt de LPF in de haast niet aan boord te hebben gehaald.
Het succes van de LPF bestond uit kankeren op Paars en hameren op de burgermansagenda van de witte veertigjarige automobilist uit Almere. Dat is geen succes om jaloers op te zijn. Over een half jaar is iedereen Paars vergeten. De burgermansagenda wordt in vliegende vaart door CDA en VVD hernomen, partijen die daar van oudsher goed mee overweg kunnen. Zo blijft van de LPF vermoedelijk een verzameling ambitieuze eenlingen over, met als troefkaart migrantje-pesten.