In 1918 vergiste Troelstra zich toen hij verzekerde dat de Duitse revolutie niet halt zou houden voor Zevenaar. Negentig jaar later loopt links Nederland minder uit de pas met de oosterburen. Het gevecht tussen sp en PvdA vertoont grote overeenkomsten met de alsmaar heviger wordende strijd tussen Linkspartei en SPD. Het belang daarvan kan nauwelijks overschat worden. Hét debat binnen links zal de komende jaren niet draaien om een nieuw vrijzinnig geluid of de toekomst van de globaliseringsbeweging. Ook al lijken die discussies verfrissend en daarmee interessanter, zij wortelen niet in een bredere sociologische ontwikkeling. Dat geldt wel voor de slag om de sociaal-democratie die op dit moment in Duitsland en Nederland woedt.
Nieuwe cijfers van het Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung laten namelijk geen andere conclusie toe dan dat de middenklasse in snel tempo verbrokkelt. Tussen 2000 en 2006 is het aantal Duitsers dat in financieel opzicht tot de middengroepen kan worden gerekend, geslonken van 62 naar 54 procent. Slechts een klein deel wist tot de rijke upper class door te dringen. De meesten gingen onderuit op de maatschappelijke ladder. Zij behoren voortaan tot de groeiende groep Duitsers, ruim een kwart inmiddels, die zich bedreigd ziet door armoede. In Der Spiegel noemde een van de onderzoekers de erosie van de middenklasse een ‘onomkeerbaar proces’.
Deze maatschappelijke aardverschuiving wordt ook in Nederland zichtbaar. En hoe. Het is een van de verklaringen voor de populariteit van rechts-populistische partijen en bewegingen. De gevolgen voor links zijn zo mogelijk nog groter. Onder invloed van de door New Labour gepropageerde Derde Weg heeft zowel de PvdA als de spd in de jaren negentig de ideologische veren afgeschud en de middengroepen omarmd. Aan hen was immers de toekomst, dachten zij. Die oriëntatie lijkt zijn langste tijd te hebben gehad. Het succes van partijen links van de traditionele sociaal-democratie toont de hernieuwde electorale invloed van de arme onderkant. Dat betekent ook dat een partij als de SP geen eendagsvlieg is. Natuurlijk kan zij de komende jaren nog grote fouten maken. Maar de sociologische basis voor haar politieke programma is blijvend. Het maakt dat de partij van Marijnissen meer is dan de nostalgische backlash waar velen haar voor houden.
Dat de electorale veranderingen intussen drastischer zijn dan de sociologische, is overigens eenvoudig verklaarbaar. In de politiek maakt het niet uit of mensen werkelijk deel uitmaken van de middenklasse. Het gaat erom of zij het gevoel hebben daartoe te kunnen behoren. Die hoop op verbetering heeft de laatste jaren een flinke knauw gekregen. Dat is niet op de laatste plaats te wijten aan de flexibilisering van de economie en de misstanden in het onderwijs. In plaats daarvan kwamen onzekerheid en precariteit. Met alle electorale gevolgen van dien.
Is daarmee de sociaal-democratie politiek failliet? In het geheel niet. Daarvoor hebben de kiezers die de PvdA inwisselen voor de sp te goede – misschien wel geïdealiseerde – herinneringen aan hoe het vroeger was. Zij willen geen radicale experimenten. Zij willen enkel de verzorgingsstaat, Drees en Den Uyl terug. De sp en de Linkspartei zijn dan ook allerminst revolutionaire partijen, zoals sommige tegenstanders beweren. Hun politiek lijkt nog het meest op die van de sociaal-democratie in de jaren zeventig.
Het afnemende gewicht van de middenklasse betekent wél het dreigende faillissement van de huidige koers van de PvdA en de spd. Binnen die laatste partij is een felle richtingenstrijd uitgebroken. De PvdA beperkt zich tot discussies over handen schudden. Dat is niet verstandig. Als regeringspartij kan zij het tij op zijn minst proberen te keren. Door de topinkomens af te romen en dit geld naar de onderkant van de maatschappij te sluizen, kan de PvdA de verbrokkeling van de middenklasse een halt toeroepen. Maar vooralsnog beroept zij zich op hogere machten.
De globalisering houdt niet halt bij Zevenaar. Dat beperkt volgens Bos en de zijnen de mogelijkheden voor nationale staten om sociaal-democratisch beleid te voeren. Supranationale alternatieven die dat wel kunnen, zijn niet voorhanden. Maar een linkse stroming die zich daarbij neerlegt, maakt van haar teloorgang een historische onvermijdelijkheid.
Hoe marxistisch dat ook klinkt, het is een zwaktebod.