Hij heeft het over vroeger en nu. ‘Vroeger was er nog levensvreugde’, zegt hij, ‘er was humor en die is er niet meer. Wij hadden honger en ellende, maar er was wel levensvreugde. Toen wij klein waren, at ik op mijn zeventiende voor het eerst brood met kaas. Wij hadden niks. We gingen op klompen naar school met een droge snee brood met een lik boter erop. Andere dingen kon je niet kopen in de tijd van Colijn. In de volksbuurten, daar heerste armoe, en met die grote gezinnen, dan had je één keer per week een stukkie vlees. Op zondag.
Mijn vader werkte op stukloon in de fabriek. Nu hebben de mensen alles, maar ze hebben geen levensvreugde meer. We leven in een overdadige maatschappij. Ze hebben het te goed tegenwoordig. Daar worden ze lui van. Neem nou het gedrag van de dieren. Als een leeuw gegeten heeft, doet-ie de hele week niks meer. Maar als die maag gaat knagen…
Een overdadige maatschappij, daar zit het gevaar. Vroeger moesten we vechten voor ons bestaan. Zo bouwden we weerstand op.’
Wim wil niet op de foto.
‘Daar krijg ik alleen maar gedonder mee.’
Rubriek
De transvaal
‘De crisisjaren heb ik aan den lijve ondervonden’, zegt Wim, voormalig ziekenbroeder, 75 jaar oud.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/45
www.groene.nl/1999/45