Op maandagochtend 11 juli staan en zitten ongeveer honderdvijftig mensen voor de poort van het asielzoekerscentrum in Ter Apel. Het ziet er allemaal nog redelijk beschaafd uit, je zou kunnen denken dat dit een festival is, al valt het op dat er weinig witte mensen zijn. Her en der lopen moeders met baby’s rond, er liggen wat mensen op dekentjes, veel kleine, zwarte rolkoffers.
‘Dit is wat je niet wil’, zegt Sylvia, een innemende en doortastende vrouw van midden veertig die manager is bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (ind), een organisatie waarvoor ze in diverse functies al decennia werkt. Daarnaast is ze gediplomeerd sommelier en is ze gemeenteraadslid in haar eigen gemeente. ‘Maar bij het coa hebben ze het pas echt moeilijk’, voegt ze eraan toe. Het coa (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers), het eigenlijke azc, bevindt zich direct naast de ind.
Een uur eerder heeft Sylvia me opgehaald in Hotel Boschhuis, een rustiek hotel in de bossen aan de rand van Ter Apel, waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan en waar veel ind’ers al hebben gelogeerd.
‘Als je de echte ind-ervaring wil, moet je in het Boschhuis logeren’, had Sylvia al gezegd. Precies die ervaring zocht ik. Ik ben zeker niet de enige die dergelijke ervaringen zoekt, theatermaker en acteur Ilay den Boer (1986) werkte zeven maanden bij de ind en maakte vervolgens over zijn werk daar, als zogenoemde hoor- en beslismedewerker, de veelgeprezen theatervoorstelling Salomonsoordeel, waarover NRC schreef: ‘Een belangrijke ethische denkoefening, die hooguit door Den Boers hang naar volledigheid soms wat te wijdlopig wordt.’
De voorstelling wordt overigens ook door medewerkers van de ind hogelijk gewaardeerd, het bezoeken van de voorstelling maakt inmiddels deel uit van de opleiding voor hoor- en beslismedewerker. ‘Ik had niet gedacht dat Den Haag akkoord zou gaan met het voorstel van Den Boer’, zegt Sylvia als we over het parkeerterrein naar de voordeur van de ind lopen en een laatste blik werpen op de wachtende vluchtelingen buiten de poort. Even heb ik het aangename gevoel dat ik door de artiesteningang naar binnen mag, terwijl het publiek moet wachten op toegang tot het concert. De gerieflijkheid van een empathisch kijkje achter de schermen, zeker als die professioneel georganiseerd is, blijkt uit het feit dat de empathische mens na vijf uur naar huis mag om zijn pantoffels aan te trekken.
Bij de ind zullen ze het later hebben over ‘de noodzakelijkheid van afstand’, maar dat geldt natuurlijk voor elke hulpverlener. Al zal niet iedereen in de ind een vereniging van hulpverleners zien.
Een beveiliger bij de ind vraagt om mijn paspoort, dat heb ik niet bij me, maar Sylvia zegt ‘als ik het goed vind is het in orde’. Om daaraan toe te voegen: ‘We zijn gaandeweg een open organisatie geworden.’ Dat is inderdaad mijn indruk.
Ter Apel is tot nu toe een van de twee plekken waar de asielaanvraag wordt geregistreerd. Schiphol is de andere plek, maar Schiphol is er voor de buitengrenzen, voor vreemdelingen die met het vliegtuig of met de boot Nederland binnenkomen, Ter Apel voor hen die de zogenoemde binnengrenzen zijn gepasseerd.
Als voorbereiding op mijn tijd in Ter Apel en daarna ook op Schiphol, had ik een aangenaam gesprek in Den Haag met Joël, plaatsvervangend directeur asiel en bescherming bij de ind, die op beide locaties actief is. Hij vergeleek de bedden voor asielzoekers met de ic-bedden. ‘Er is afgeschaald’, zei hij, ‘dus als er calamiteiten zijn kom je onherroepelijk in de problemen.’
Waaraan hij toevoegde: ‘Verdere groei van de ind is niet de oplossing. We begonnen als zeilboot, nu zijn we een vliegdekschip, maar als we het grootste vliegdekschip van Nederland zijn geworden betekent dat niet dat we uit de problemen zijn.’
Ik begrijp uit zijn woorden dat hij inzet op snellere procedures, maar ook dat de verstoppingen in het systeem niet alleen te wijten zijn aan de ind. Sterker nog, de ind is slechts een van de vele trechters waar de asielzoeker doorheen moet. Raakt één trechter verstopt, dan raakt het hele systeem verstopt. Daar in Den Haag hoorde ik wat ik later vaker zou horen: ‘We maken geen beleid, we voeren slechts beleid uit.’
Zeker, dat is de ambtenaar eigen, maar ambtenaren zijn zeker in Nederland niet gespeend van elke macht. Zo heeft Joël het zogenoemde ‘knopendoorhakteam’ opgericht. Moeilijke gevallen – de beslisser kwam er niet uit zodat het dossier van de asielzoeker steeds weer in een laatje belandde – worden nu door het knopendoorhakteam besloten. Mede als gevolg van de toeslagenaffaire mag de ind ook de menselijke maat hanteren en dus zo nu en dan afwijken van te strikte regels.
Wat de ind feitelijk doet, als het gaat om asielzoekers althans, is geloofwaardigheid vaststellen.
Hoe weeg je geloofwaardigheid? Een dilemma waar niet alleen Den Boer tegenaan liep, maar dat ook menig literair recensent bezighoudt. Ik meen dat ik de hoor- en beslismedewerker met zo’n vergelijking niet tekortdoe, al zullen ze niet allemaal beseffen dat ze (met behulp van een tolk) narratieve strategieën bevragen en onderzoeken, waarbij culturele verschillen een aanzienlijke rol kunnen spelen. Natuurlijk gaat in de meeste gevallen achter de narratieve strategie, zelfs als het verhaal van de betrokkene niet helemaal waar is, onnoemlijk veel leed schuil. Maar dat laatste geldt soms ook voor de roman. Bij de ind staat er voor het gerecenseerde object een verblijfsvergunning op het spel, bij de boekenrubriek het aantal ballen.
Sommige asielzoekers dwingen de hoor- en beslismedewerkers inderdaad tot een ‘ethische denkoefening’. Daarom ben ik naar Ter Apel gekomen, om de vluchteling als ethische denkoefening aan den lijve te ervaren. En zijn we niet allemaal ethische denkoefeningen? Hooguit de een meer dan de ander.
Al ruim twintig jaar, zo niet langer, wordt in Nederland vaak fel gesproken over asielzoekers. Bij de ind heet de asielzoeker trouwens asielzoeker, vreemdeling, cliënt of betrokkene. Bij het coa spreekt men van bewoner. Ik heb een lichte voorkeur voor het woord cliënt, dat supermarkt, overheidsdienst, gezondheidszorg, bordeel en begrafenisonderneming met elkaar verenigt. In een fatsoensland wordt men als cliënt geboren en gaat men als cliënt ook weer de grond in.
Er kan nauwelijks een onderwerp in de Tweede Kamer voorbijkomen of Geert Wilders weet het te verbinden met asielzoekers, moslims en Afrikanen en als die woorden uit zijn mond komen is de associatie met criminaliteit nooit ver weg. Wilders heeft inmiddels veel navolgers.
Daar tegenover staat bijvoorbeeld Leo Lucassen, hoogleraar arbeids- en migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, die regelmatig fabels en mythes over migratie en asielzoekers ontzenuwt, zonder dat dat veel indruk lijkt te maken op de tegenstanders van migratie. Een aan FvD gelieerde organisatie probeerde recentelijk de wetenschappelijke integriteit van Lucassen in twijfel te trekken, maar de klacht werd afgewezen.
De stellingen zijn ingenomen en de cultuuroorlog in Nederland gaat niet over abortus maar over de vreemdeling.
Je kunt betogen, zoals politicoloog Merijn Oudenampsen dat onlangs in The New Left Review heeft gedaan, dat al die cultuuroorlogen brede consensus over (veelal neoliberaal) economisch beleid aan het zicht dienen te onttrekken. Dat mag waar zijn, maar laat onverlet dat de vreemdeling veel mensen emotioneert, positief én negatief. Die emoties an sich zijn ouder dan Wilders, Fortuyn en 9/11, al hebben de aanslagen van die dag wel bijgedragen aan het slechten van menig taboe, wat een vriendelijke manier is om te zeggen dat het debat vanaf 2001 zodanig verhardde dat het in veel kringen weer salonfähig werd de vreemdeling als zondebok der zondebokken te zien. Uitzonderingen daargelaten, de Oekraïners bijvoorbeeld mogen er zijn zolang ze er Oekraïens genoeg uitzien. Zo hoorde ik in Ter Apel het verhaal dat een Afrikaan met een Oekraïense verblijfsvergunning – feitelijk een Oekraïner dus die voor het Oekraïense traject in aanmerking komt en zich niet in Ter Apel hoeft te melden – door een niet nader genoemde gemeente naar Ter Apel was gestuurd omdat de man geen Oekraïner zou zijn. Net mensen, gemeentelijke ambtenaren.
Geleidelijk aan heeft de vreemdeling zich in het hart van de Nederlandse identiteit gevestigd, men ziet in de asielzoeker een getormenteerde vluchteling of de oercrimineel. In de verhouding tot de vreemdeling heeft de Nederlander zichzelf kunnen vinden, waaruit je misschien kunt concluderen dat identiteit altijd een leegte is die moet worden opgevuld met elementen van buiten. Puur Nederlands is dat niet, de Brexit kan niet worden begrepen zonder de angst voor de (Oost-Europese) vreemdeling.
Wat al die emoties, halve waarheden en hele onwaarheden aan het zicht onttrekken is dat migratiestromen uiteraard geen strikt Nederlandse aangelegenheid zijn, om het woord ‘probleem’ te vermijden. Wat hier wordt weggedrukt komt elders boven. Denemarken ‘poept vluchtelingen uit’, zoals een medewerker van de unhcr (de vluchtelingenorganisatie van de VN) in Georgië mij recentelijk vertelde en dat betekent dat menig vluchteling Denemarken zal vermijden, maar dat betekent uiteraard niet dat de vluchteling zal denken: in Denemarken is het momenteel slecht toeven, nou dan blijf ik thuis.

‘Ter Apel is wereldberoemd’, zegt Sylvia als we door de ietwat troosteloze gangen van de ind wandelen, ‘iedere buitenlander kent Ter Apel.’
Het pand straalt de gemoedelijke efficiëntie van de humanistische bureaucratie uit. Niemand heeft een vaste werkplek, in de hoorkamers kijkt de cliënt naar een iets vriendelijker behang dan waar de hoor- en beslismedewerker op uitkijkt. Merk overigens op dat er sprake is van een gehoor en niet van een verhoor. De cliënt wordt nergens van verdacht.
Ik maak kennis met Matthieu, ook manager bij de ind, jurist van huis uit, lang was hij zelf hoor- en beslismedewerker. Een zachtmoedige man die me uitlegt dat het verschil maakt of je met een schaapherder praat of met iemand die de universiteit heeft afgemaakt. Bekeringen en seksuele geaardheid zijn de moeilijkste gehoren. Hoe meet je de oprechtheid van een bekering, de waarheid van seksuele geaardheid? Ja moeilijk, ik begrijp dat goed, opnieuw: hoe meet je de kwaliteit van een boek? Originaliteit speelt ook hier een rol. Als een medewerker van tien verschillende personen die beweren elkaar niet te kennen hetzelfde verhaal te horen krijgt met exact dezelfde details, wekt dat wantrouwen.
‘De cliënten zijn buitengewoon goed geïnformeerd’, zegt Sylvia, ‘ze zijn soms beter op de hoogte van onze methodes dan onze medewerkers.’
Matthieu voegt eraan toe: ‘De reisbegeleider instrueert de vreemdeling en dat doet die vaak uitstekend.’
De reisbegeleider, het betere eufemisme voor mensensmokkelaar.
Gedwongen migratie (vluchten) levert morele dilemma’s op. Maar elk moreel dilemma verandert vroeg of laat in een markt, zeker als pogingen worden ondernomen om het op te lossen, daar begint het humanisme getormenteerde trekken te vertonen.
De diverse overheden, internationale organisaties, reisbegeleiders, taxichauffeurs, busondernemingen, advocaten, vliegtuigmaatschappijen, supermarkten, zij allen werken mee, dragen bij en verdienen aan de markt van gedwongen en minder gedwongen migratie.
Zo laat de burgemeester van Ter Apel, Jaap Velema, weten dat er dankzij het azc ongeveer tweeduizend banen alleen al in Ter Apel zijn gecreëerd. Ook heeft het dorp vier supermarkten, veel gezien de achtduizend inwoners. Het is een constatering die niet overal even populair zal zijn, maar asielzoekers zijn goed voor de economie, zoals ook blijkt uit een recente Franse studie.
‘We hebben een aantal zogenoemde sporen’, zegt Matthieu, ‘spoor 2 is bijvoorbeeld voor de veiligelanders. Vluchtelingen uit onder andere Marokko of Tunesië. In sommige gevallen, bijvoorbeeld seksuele geaardheid, hebben ook zij recht op asiel. Vroeger noemden we de veiligelanders “de kansarmen”, maar dat woord willen we niet meer gebruiken.’
In een land waar officieel niemand kansarm mag zijn mag ook de asielzoeker dat niet zijn. De instroom van veiligelanders is minimaal vergeleken met die uit Afghanistan, Syrië, Eritrea, Jemen. Allemaal landen die niet veilig zijn.
Ik krijg te horen dat het grote probleem in het azc hiernaast is dat statushouders, oftewel vluchtelingen wier asielaanvraag is goedgekeurd, soms maanden of zelfs jaren wachten op een huis. Er is kortom te weinig uitstroom, waardoor het centrum de instroom niet meer aankan. Natuurlijk heeft die gebrekkige uitstroom met politieke onwil te maken, beter gezegd met gebrek aan solidariteit tussen de diverse gemeenten. Wat mij snel duidelijk wordt is dat de crisis waar Den Haag officieel van rept mede wordt veroorzaakt door een ongekend gebrek aan solidariteit. Gemeenten zijn niet solidair met elkaar, Europese landen zijn al helemaal niet solidair met elkaar. Het asielbeleid is humanisme in praktijk, maar de humanist blijkt vooral solidair met zichzelf.
Sylvia en ik lopen naar de vreemdelingenpolitie die geen vreemdelingenpolitie meer heet maar Avim (Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel). De overvloed aan afkortingen doet aan het leger denken, waar de bureaucratie als een klimplant langs de mens slingert, verzuipt men in afkortingen. Tot voor kort zat de Avim samen met de ind in één gebouw, maar nu hebben ze hun eigen gebouw. Dat vinden de dienders prettig. Die zijn graag baas over hun eigen ruimte en hun eigen veiligheid.
De verschillende voorkeuren tonen zich al in kledingkeuze. Bij de ind vinden ze dat een gesprek met een cliënt niet al te veel moet lijken op een sollicitatiegesprek, een pak is er uit den boze, maar korte broeken en korte rokjes worden ook niet op prijs gesteld. Het tenue van de ind’er straalt aangename onopvallendheid uit, net als het behang. Alsof de ind’er een schutkleur heeft willen aannemen en dat geldt eigenlijk ook voor de meeste cliënten, zij dragen onopvallende trainingspakken en T-shirts, eveneens schutkleuren.
Hoe anders is dat bij de Avim, waar Elles en Danny me ontvangen, daar overal geüniformeerde politie, veelal gewapend. Elles is de baas en zo gedraagt ze zich ook. De ontvangst is licht argwanend en efficiënt, op een kille manier.
‘We lopen in uniform om de vreemdeling duidelijk te maken met welke politie ze in Nederland te maken zullen hebben, een eerlijke, niet-corrupte politie’, zegt Elles.
De asielzoeker begint bij de Avim, daar neemt zijn ronde door de diverse trechters een aanvang, eerst een bagage-onderzoek, niet om verboden goederen op te sporen (drugs, wapens) maar als die worden aangetroffen wordt daar uiteraard wel melding van gemaakt. De koffer van de vreemdeling is voor de Avim een ‘informatiedrager’ die een sleutel kan bevatten om de identiteit van de eigenaar vast te stellen.
Ook de telefoon van de vreemdeling, een andere informatiedrager, wordt ingenomen en aan een eerste, betrekkelijk oppervlakkige controle onderworpen. Indien nodig kan de telefoon aan een uitvoerigere controle worden onderworpen. Soms worden er foto’s op de telefoon aangetroffen die veelzeggend zijn, bijvoorbeeld foto’s van executies of martelingen. Slordigheid komt ook voor onder asielzoekende oorlogsmisdadigers, bovendien mogen we niet uitsluiten dat de Avim gewiste foto’s op de informatiedrager alsnog weet op te sporen.
Eigenlijk wordt de asielzoeker behandeld als iemand die zijn geheugen is kwijtgeraakt. Maar de waarheid gebiedt te zeggen dat in sommige gevallen de asielzoeker bewust een andere identiteit aanneemt. De markt voor gedwongen en minder gedwongen migratie zit vol met perverse prikkels. Asielzoekers uit Syrië krijgen vrijwel altijd een status. Dus als je uit Tunesië komt, kun je stellen dat je een man bent die op mannen valt en dat je daarom niet meer veilig bent in eigen land, maar het zou handiger zijn te veinzen dat je uit Syrië komt, waardoor de last van het moeten bewijzen wat je seksuele geaardheid is komt te vervallen. Volgens een medewerker van de ind liggen de weilanden en sloten rondom Ter Apel vol met paspoorten en identiteitskaarten, een andere medewerker stelde dat dat zwaar overdreven is. Wel hoorde ik een verhaal over een vluchteling die jaren na zijn verblijf in het azc naar Ter Apel terugkeerde en er in een weiland begon te graven omdat hij daar ooit zijn paspoort had verstopt. Hij was een zogenoemde ‘zelfmelder’, dat zijn vreemdelingen die zich bij de dt&v (Dienst, Terugkeer & Vertrek) melden om vrijwillig, om wat voor reden dan ook, gerepatrieerd te worden.
Tussen vrijwillige en gedwongen migratie bevindt zich een uitgestrekte grijze zone, veel mensen die zich in Nederland als asielzoeker melden bevinden zich in de grijze zone. Het bestaan van de ‘echte vluchteling’, waarvoor tegenstanders van migratie altijd weer in de bres zeggen te springen, lijkt mij veelal te berusten op een mythe. De echte vluchteling, die nooit een onruststoker is en zich als Maria op een ezeltje zou melden bij de Nederlandse grens. Wie daarin gelooft zou een maandje in een crisis- of oorlogsgebied moeten doorbrengen om te genezen van valse aannames over oorlog en vluchten. En wie vervolgens niet tegen het bestaan van de grijze zone kan, moet eerlijk toegeven dat hij niet tegen het leven kan.
‘Dit is dag nul voor de vreemdeling’, zegt Elles terwijl ze me het bureau van de Avim laat zien. In praktijk duurt het soms dagen – zie de wachtenden voor de poort – voor de vreemdeling aan zijn dag nul kan beginnen. Het bureau, met een kamer waar de bagage van de vluchtelingen wordt opgeslagen terwijl men in andere kamers bezig is met behulp van een telefonische tolk hun identiteit vast te stellen – althans, er wordt daartoe een eerste poging ondernomen – vind ik deprimerender dan de vluchtelingen die in het gras liggen te wachten. Officieel wordt de vreemdeling nergens van verdacht, bij de Avim kun je je niet aan de indruk onttrekken dat dat officieus wel gebeurt.

Eric heeft het conservatorium gedaan, hij is gitarist, maar door ziekte kon hij niet meer gitaarspelen. Sinds 2019 is hij hoor- en beslismedewerker bij de ind. Hij straalt een milde verlegenheid uit, zelf beweert hij ‘een beetje een perfectionist’ te zijn. Eric vertelt hoe belangrijk het is om elk gehoor ‘blanco in te gaan’. Hij spreekt over de markt die vluchten is, over gevluchte Afrikanen die in Libië worden vastgezet door bendes (lees: reisbegeleiders) en pas vrijkomen na het betalen van hoge sommen losgeld.
Wij zullen deze middag een zogenoemd aanmeldgehoor doen, dat is het eerste gehoor dat de ind heeft met de cliënt waarin nauwelijks wordt ingegaan op de redenen van vertrek. Veeleer moet nu worden vastgesteld of de cliënt daadwerkelijk uit het land komt waar hij vandaan beweert te komen.
We spreken deze middag met een ongetrouwde vrouw uit een land uit het Midden-Oosten (om de privacy van de betrokkene te beschermen zijn details weggelaten). Anders dan bij de Avim is hier een tolk fysiek aanwezig, wat het meteen stukken gezelliger maakt.
De tolk deze middag heet Suleiman Khalaf en als hij hoort dat ik schrijver ben vertelt hij dat hij dichter is en dat hij Job Cohen goed kent. Dat kan kloppen, want Khalaf won in 2002 de El Hizjra Literatuurprijs, voor schrijvers en dichters van Arabische origine. Hij won toen in de categorie proza boven 26 jaar, de prijs werd hem door Job Cohen uitgereikt en volgens Trouw, dat over de uitreiking schreef, was Khalaf niet alleen schrijver maar ook eigenaar van een pizza- en shoarmatent in Elburg. Tegenwoordig, zo heb ik sterk de indruk, heeft Khalaf de pizza vaarwelgezegd en vertaalt hij vrijwel fulltime voor de ind. Naar eigen zeggen schrijft hij nog steeds, voornamelijk poëzie. Tijdens de pauze in het gehoor overhandigt hij me een stapel kopieën met enkele van zijn gedichten. Om Khalaf te eren citeer ik een paar regels: ‘Als de mensen mij vragen/ Waarom ik thee zonder suiker drink/ Zeg ik dat ze arm zijn/ En dat ze de romantiek niet kennen/ En ook niet de smaak/ Van de lippen van mijn geliefde.’
Voor zover ik dat kan beoordelen vertaalt Khalaf adequaat. Eric stelt vooral vragen over de woonplaats in het land van herkomst van de cliënt. Waar het dichtstbijzijnde ziekenhuis is, of er rivieren zijn in haar buurt, hoe ver het lopen is naar de winkelstraat en waar je dan langskomt.
De cliënt woonde al enige tijd in een ander land dan haar thuisland in het Midden-Oosten, maar daar was ze illegaal, vertelt ze. Angst voor uitzetting heeft haar naar Nederland gedreven. De cliënt die niet meer bijzonder jong is heeft de schuchterheid van een meisje. Aan het eind van het gehoor mag ik ook een vraag stellen. Ik vraag de cliënt – zij heeft trouwens toestemming gegeven voor mijn aanwezigheid – wat voor werk zij heeft gedaan in het land waar ze eerst heen is gevlucht. Ze antwoordt dat ze daar niet heeft gewerkt maar wel af en toe heeft gesport. Dan moet ze nog een paar minuten Arabisch spreken, haar monoloog wordt opgenomen. Een taaltest. In talloos veel landen wordt Arabisch gesproken, maar het Marokkaanse Arabisch klinkt anders dan het Libanese Arabisch. Geen enkele informatiedrager mag worden veronachtzaamd.
Het gehoor is voorbij, Eric en ik praten na. Hij heeft het vriendelijk en zakelijk gedaan. Na een week Ter Apel en een dag Schiphol is mijn indruk dat de ind zorgvuldig met vluchtelingen omgaat.
‘Ik had nog zoveel vragen’, zeg ik tegen Eric, ‘de cliënt is een mysterie.’ Ik zou bijna zelf hoor- en beslismedewerker willen worden.
Hoe dan ook lijkt het me voor alle betrokkenen goed als literair recensenten een tijd werkzaam zouden zijn als hoor- en beslismedewerker en dat een paar hoor- en beslismedewerkers boeken gaan recenseren. Als het boek geen genade vindt in hun ogen geven ze geen twee ballen maar moet de betrokkene, de schrijver, het land verlaten. Niet voor altijd, dat zou grof zijn. Een jaar Afghanistan. Het zou de literatuur ten goede komen. Veel schrijvers zouden denken: als dit het risico is, blijf ik wel marketingdeskundige, en ik kan me ook voorstellen dat de boeken van wie zich niet laat ontmoedigen opknappen na een gedwongen vertrek en een jaartje Afghanistan. Het aardige is, reputatie telt niet, iedere schrijver begint met elk boek opnieuw. En we hoeven ons onder het lezen nooit meer af te vragen: wat staat er op het spel? We weten wat er op het spel stond. Wel kunnen we coulant zijn voor echt oude schrijvers: wat Cees Nooteboom nu ook nog publiceert, gedwongen vertrek dient hem bespaard te blijven.
Absurd? Stukken minder absurd dan migratie als markt en strijd zoals die nu functioneert.
Natuurlijk kan met wat politieke wil de uitstroom worden verbeterd, zodat de trechters beter doorlopen. Vluchtelingen uit landen als Syrië, Jemen en Turkije die tegenwoordig toch in de meeste gevallen een status krijgen, zouden automatisch een status kunnen krijgen, wat veel overbodig werk voorkomt, maar al deze oplossingen zijn weinig meer dan noodverband. Het werkelijke probleem ligt elders.
In zijn boek over grenzen (Sortiermaschinen: Die Neuerfindung der Grenze im 21. Jahrhundert) legt de Duitse socioloog Steffen Mau haarfijn uit dat het wezenlijke privilege tegenwoordig niet met huidskleur, geslacht, opleidingsniveau van de ouders, religie of seksuele geaardheid te maken heeft maar met nationaliteit. Natiestaatprivilege noemt hij dat. Over talloze voorrechten worden heden ten dage door de bevoorrechten met hartstocht gesproken, over het natiestaatprivilege wordt discreet gezwegen, vermoedelijk omdat dat het werkelijk onbehaaglijke voorrecht is.
Dat iemand koning is omdat zijn moeder koningin was vinden velen absurd. (Als ik mild ben voor het koningshuis, dan komt dat voornamelijk doordat ik een gekozen president niet zie zitten.) Dat iemand studeert omdat zijn ouders hebben gestudeerd voldoet evenmin aan ons hedendaagse streven naar meer gelijkheid, maar hier lijkt het maatschappelijk protest al minder hartstochtelijk beleden te worden. Dat iemand ten slotte Nederlander is omdat zijn ouders dat toevallig waren wordt volstrekt normaal en zelfs wenselijk geacht. Juist op dit punt zou ik echter voor een alternatief willen pleiten.
Wij weten inmiddels dat mensen er reuze tegenop zien benadeeld, namelijk niet bevoorrecht, te zijn en te blijven. Helemaal als het gaat om mensen die benadeeld zijn door hun paspoort, wat dikwijls verstrekkende gevolgen heeft, oorlog, armoede, tirannie, natuurrampen, totale corruptie en andersoortige ellende. Het is als gezegd moeilijk aan te geven waar gedwongen migratie eindigt en vrijwillige begint, maar het natiestaatprivilege is dwingend genoeg, ook om morele redenen, om van migratie zo’n grote, slecht functionerende markt te maken.
Wie in het migratiedebat rept over ‘aanzuigende werking’ moet een blik op zijn Nederlandse paspoort werpen om te beseffen dat hij de hypocrietste aller hypocriete opmerkingen maakte. Of zoals Sylvia zei: ‘Het Nederlandse paspoort is een sterk paspoort, ik heb dat vaak in het buitenland ervaren.’
Migratie, vooral gedwongen migratie, is een markt die tot nu toe nauwelijks gereguleerd wordt, waardoor het aanbod voor een groot deel in handen van criminelen terechtkwam. Hetzelfde geldt voor de markt van harddrugs en de seksindustrie, en vaak overlappen die markten elkaar. Bolletjesslikkers die asiel aanvragen, vluchtelingen die worden uitgebuit in de seksindustrie.
Om de migratiemarkt van criminelen te redden zouden verblijfsvergunningen te koop moeten worden aangeboden, zoals nu indirect eigenlijk al het geval is.
De VN schatten in 2012 dat de omzet voor de routes tussen Afrika en Europa, en tussen Zuid- en Noord-Amerika, ongeveer zeven miljard euro per jaar bedraagt. De vluchteling zou tussen de twee- en tienduizend euro per persoon aan reisbegeleiders uitgeven.
Een recenter rapport van Frontex, de in opspraak geraakte EU-organisatie (pushbacks in Griekenland) die de buitengrenzen van de EU moet bewaken, stelt dat vluchtelingen uit Noord-Afrika tussen de duizend en drieduizend euro per persoon aan hun reisbegeleider kwijt zijn.
Omdat de bedragen zo uiteenlopen, wat ook met het land van herkomst van de vluchteling te maken heeft, is het lastig om over een gemiddelde te spreken, maar ik vermoed dat veel vluchtelingen die Nederland bereiken tussen de tien- en twintigduizend euro hebben uitgeven om asiel aan te vragen, temeer omdat je er doorgaans nog niet bent met het betalen van de reisbegeleider.
Een Nederlandse verblijfsvergunning voor dertigduizend euro? Waarbij, zoals vaker is voorgesteld, de migrant de eerste jaren geen toegang heeft tot diverse sociale verzekeringen. Wie tegenwerpt dat zo’n prijs het onrecht vergroot, moet beseffen dat de hedendaagse vreemdeling voor hij in Nederland asiel heeft kunnen aanvragen al door diverse, vaak gruwelijke trechters is gegaan. De vluchtelingen zijn al ‘uitgezeefd’, de allerschrijnendste gevallen, de allerzwaksten, de armsten hebben nooit kunnen vluchten cq. reizen.
Het staat iedereen vrij te zeggen dat ongelijkheid ten zuiden van Roosendaal en ten oosten van Zevenaar een noodzakelijk kwaad is, maar dan moeten we erkennen dat humanisme in praktijk, zoals ik eerder heb beweerd, nationaal-humanisme is. En gezien het gebrek aan solidariteit tussen de Nederlandse gemeenten zelfs dat niet eens. Ten oosten van Diemen houdt het Amsterdamse humanisme op en begint de Weespse variant.
Wie meent dat het geboorterecht niet meer van deze tijd is, moet vooral ook het surrealistische karakter van het geboorterecht op nationaliteit in durven zien, anders blijft al dat gezwam over ongelijkheid niet meer dan de zoveelste oefening in het verspreiden van vrome leugentjes.
Dit is een voorpublicatie van De vluchteling, de grenswacht en de rijke jood, dat Arnon Grunberg over gedwongen migratie schrijft en dat later dit jaar zal verschijnen