
Op een filmpje uit juni 1982 zie je Primo Levi in een trein door het Poolse landschap sporen. Het is zijn derde reis naar Auschwitz. De eerste was in februari 1944, de tweede in 1965. Deze derde reis, met een groep Italiaanse scholieren, heeft voor Levi als doel om het Italiaanse gedenkteken te gaan bekijken in blok 21. Een kunstwerk eigenlijk meer dan een gedenkteken, dat Primo Levi samen met anderen heeft bedacht.
De bezoeker betreedt de ‘spiraal van de angst’ via een plankier dat eruitziet als de bielzen van een spoor, en loopt door bogen waarop schildersdoeken zijn gespannen met impressies van fascistisch Italië en nazi-Duitsland die tot het eindpunt Auschwitz leiden. Een soort spiraalvormig Guerníca, van de Siciliaanse schilder Pupino Samonà, die na het maken van dit werk zei ‘dat lange tijd niets voor mij meer zin had’. Hij had zich diep ingegraven in de materie, en kwam er maar met moeite weer uit. De menselijke jammerkreten van Luigi Nono’s door merg en been snijdende compositie Ricorda cosa ti hanno fatto in Auschwitz (‘Onthoud wat ze in Auschwitz met je hebben gedaan’) begeleiden de bezoeker door de tweehonderd meter lange tunnel.
Aan het einde wacht een plaquette met een uitgehouwen tekst van Primo Levi, Al visitatore (‘Aan de bezoeker’): ‘Bezoeker, observeer de resten van dit kamp en besef: uit welk land je ook komt, je bent geen buitenstaander. Zorg dat je reis hierheen niet zinloos is geweest, dat onze dood niet zinloos is geweest. Laat de as van Auschwitz tot waarschuwing zijn voor jou en je kinderen. Zorg dat de afgrijselijke oogst van de haat, waar je hier de sporen van hebt gezien, nooit meer opnieuw gezaaid zal worden, noch morgen, noch ooit.’
Primo Levi had het kunstwerk in Auschwitz nog nooit gezien, al was hij de founding father. De werkgroep van de aned (de Italiaanse vereniging voor ex-gedeporteerden naar nazi-kampen) had hem in 1978 gevraagd om de grote richtlijnen voor een Italiaans monument uit te werken. Levi’s manifest drukte precies uit wat de groep belangrijke Italiaanse intellectuelen en kunstenaars (waaronder een aantal andere kampoverlevers) wilde zeggen en men ging ermee aan de slag. Het dure en prestigieuze project werd gesponsord met privé-geld van kampoverlevers, joodse verenigingen en andere gulle bijdragers uit de Italiaanse maatschappij.
Begin 1980 waren de onderdelen van de ingewikkelde installatie klaar en werden naar Auschwitz vervoerd. ‘We moesten alles zelf leveren, tot de spijkers aan toe, had de directie van Auschwitz ons gezegd’, herinnert de voorzitter van de aned, Dario Venegoni, zich. Op 13 april 1980 werd blok 21, het ‘Italiaanse blok’, geopend in aanwezigheid van de Italiaanse autoriteiten. Primo Levi was er niet bij, waarom is niet bekend. Hij was toen al wereldwijd beroemd en had veel uitnodigingen, meer dan hij aankon.
Maar hij reageerde tot verbazing en ontroering van zijn vriend Ugo Caffaz, voorzitter van de joodse gemeenschap in Toscane, positief op de uitnodiging in 1982. ‘Ik en mijn vrouw gaan graag mee’, schreef Levi aan Caffaz. En zo zit hij daar in de trein, voor de derde keer van zijn leven op weg naar Auschwitz. ‘Wat doet dit u, in de trein terug naar Auschwitz gaan?’ vraagt een vriendelijke interviewer die naast hem zit. ‘Dit is een passagierstrein hè’, zegt de kleine, tengere Levi, ‘dat maakt een groot verschil.’
Door het raampje schuift een lange Poolse goederentrein de andere kant op voorbij. ‘Daar kan ik nog steeds niet tegen, tegen goederentreinen’, zegt Levi. ‘Dat was zo’n verbijstering voor ons, dat we in een goederentrein werden geduwd. Met die schotten, die dichtschoven. Ze hadden ons ook niet verteld dat we water mee moesten nemen. Wel voedsel, dat hadden we ook bij ons. Maar water niet, zo stom, we dachten dat we dat wel zouden krijgen. We zijn vijf dagen opgesloten geweest in de goederentrein, de deuren gingen nooit open. Een aantal mensen in mijn wagon stierf al onderweg. Die lagen gewoon op de bodem, lijken tussen de uitwerpselen. Er was een baby, die dag en nacht door huilde. Zijn moeder had geen melk meer, omdat we geen water kregen. Die zijn meteen afgevoerd, die moeder en die baby. De meesten zijn meteen afgevoerd.’
Het is even stil. Levi kijkt uit het raampje. ‘Ik weet alles nog precies’, zegt hij dan. ‘Toen we aankwamen, dat was op 27 februari 1944, moest je zeggen of je arbeitsfähig was of niet. Ik kon dat verstaan, want ik had Duitse scheikundeboeken bestudeerd. Daar had ik een beetje basis-Duits uit opgedaan. Wie het niet kon verstaan, werd meteen doorgestuurd. Het werd niet herhaald, één blaf, geen antwoord, meteen door. Veel Italianen zijn in Auschwitz gestorven omdat ze niet verstonden wat er werd gebruld. Dat zijn van die kleine dingen die ik aan deze ervaring heb overgehouden. Wie kon verstaan en zich verstaanbaar kon maken, had meer kans om het te redden. Je moest het meteen snappen, of anders…’
‘Het schot schoof open met veel kabaal, het duister weergalmde van buitenlandse bevelen, en van de barbaarse blaffen van de Duitsers, die lijken te drijven op een wind die een woede van eeuwen met zich meevoert.’ (Uit Primo Levi’s Is dit een mens?, 1947.)
In Auschwitz loopt Levi in z’n eentje rond op het filmpje van 1982. ‘Niemand van ons had natuurlijk de moed om hem aan te spreken’, vertelt zijn vriend Ugo Caffaz. ‘Bij aankomst liep hij meteen door naar blok 21, naar het monument. Later vertelde hij mij dat hij zeer tevreden was, dat dit was wat hij had bedoeld.’
In Auschwitz wordt het filmpje min of meer onderbroken, uit respect voor Levi. Er is slechts één beeld van Levi die in een doorzichtige plastic laboratoriumoverjas (als enige van het groepje Italiaanse bezoekers) versteend kijkt naar een berg lange haren van vrouwen. Een Duitse gids vertelt op neutrale toon in ‘Krauten’-Italiaans dat deze haren bedoeld waren voor de Duitse industrie, om er matrassen, wol of andere stoffen van te maken. Maar dat deze haren waren blijven liggen omdat het er niet meer van was gekomen om ze naar Duitsland te sturen. Het transport haperde, tegen het einde van de oorlog.
Dan zitten ze in de trein terug. Primo Levi kijkt weer uit het raampje. ‘Wat is u nu bijzonder opgevallen, bij dit bezoek aan Auschwitz?’ vraagt de interviewer voorzichtig. ‘Ik vind het een beetje vervelend om te merken dat de Poolse regering zich Auschwitz volledig heeft toegeëigend’, zegt Primo Levi.
De grote kracht van deze analyse die Levi ter plekke maakt, weergalmt vandaag, anno 2016, daverend na. Op 1 februari van dit jaar arriveerde het konvooi Italiaanse vrachtwagens met daarin het gedemonteerde Italiaanse kunstwerk uit Auschwitz in Florence. Een klein ontvangstcomité stond het op te wachten. De burgemeester van Florence, de voorzitter van de gedeporteerden Dario Venegoni, de zoon van de architect die het monument destijds had ontworpen, Lodovico Belgiojoso, overlever van Mauthausen. In rollen en dozen, plastic Ikea-boxen, bundels hout en staal werd het materiaal van het monument gedeponeerd in een grote hal, de Ex3, en zo ligt het er nu nog.
De Ex3 ligt in een buitenwijk van Florence naast een groot winkelcentrum. Een museum zal rond het monument worden ontworpen in de Ex3 en over hopelijk drie jaar klaar zijn. ‘Naast de Ipercoop zal Levi’s gedeporteerde monument een nieuwe bestemming krijgen’, viel te lezen in de Italiaanse pers.

Het is een lange weg om erachter te komen hoe dit heeft kunnen gebeuren, maar uiteindelijk is het ook weer heel simpel. De directie van Auschwitz, die honderd procent Pools is en onder de Poolse regering valt, wilde het Italiaanse monument niet meer hebben in Auschwitz. Al lang niet meer. In 2011 werd blok 21 brutaal gesloten, ondanks het feit dat de Italiaanse vakbonden het monument in 2008 nog helemaal hadden laten restaureren door een groep leerlingen van de Academie van Brera. Sinds 2011 was het niet meer te bezichtigen voor bezoekers. In september 2015 kwam de laatste aanmaning: óf Italië kwam zijn monument als de wiedeweerga ophalen, óf de directie van Auschwitz zou het ‘ruimen’, ook een heel fijn woord in deze context. Officiële reden: artistieke uitingen passen niet meer in het huidige didactische programma van het Auschwitz-museum.
Ieder land of elke groepering met een eigen tentoonstelling in een ‘blok’ van Auschwitz I (Polen, Hongarije, Italië, Nederland, Frankrijk, België, Tsjechië, Rusland, Slovenië, de Roma en Sinti) dient zich strikt aan de regels van de Poolse directie te houden. De meeste landen hebben hun tentoonstelling al aangepast na de val van de Muur, toen de directie van Auschwitz een nieuwe lijn verlangde. Het ging om Auschwitz als vernietigingskamp van de Europese joden, en wat dat per land heeft betekend. Andere met de Tweede Wereldoorlog samenhangende kwesties moesten buiten Auschwitz blijven.
Zo vernieuwde Nederland zijn paviljoen in Auschwitz in 2005 naar volle tevredenheid van de directie, en werd het paneel dat verwees naar de jappenkampen geschrapt. Jappenkampen lagen immers niet in Auschwitz. Frankrijk deed hetzelfde in 2005. Ook om door een ringetje te halen, het Franse paviljoen, volgens de directie van Auschwitz. Maar Italië blééf maar hangen aan dat ding van Primo Levi, dat toch zo overduidelijk en in alle opzichten niet beantwoordt aan de nieuwe richtlijnen van het Auschwitz-museum. Nee, ook niet met verklarende tekstpanelen erbij, zoals de vereniging van Italiaanse gedeporteerden had aangeboden. Gewoon niet. Achterhaald, verkeerde lezing van de geschiedenis, artistieke uiting, weg ermee.
Wat ook meespeelde, was het feit dat het Italiaanse gedenkteken zeer communistisch getint is. Volgens sommigen is dat de hoofdreden. De rode vlaggen, de grote portretten van de twee communistische leiders Antonio Gramsci en Palmiro Togliatti – de eerste oprichter van de pci en bezweken aan zijn gevangenschap onder de Duce in 1937, de tweede zijn opvolger die in het gevaarlijke jaar 1944 de pci weer oprichtte – het zinde de Poolse directie allerminst. Voor Primo Levi, die op 27 januari 1945, na een miraculeus overleefd jaar in Auschwitz, de Russische troepen door het prikkeldraad zag opdoemen, te paard en door de diepe sneeuw, lag het anders. De Russen trokken de poort van Auschwitz open. Dat is een feit. De Russen hebben Polen en de andere Oostbloklanden na de Tweede Wereldoorlog opnieuw in een dictatoriale hel gestort. Dat is ook een feit. Italië had de grootste communistische partij van West-Europa en heeft het gedweep met het communistische ideaal tot lang na de uiterste houdbaarheidsdatum volgehouden.
Hongarije 1956 en Tsjechoslowakijke 1968 waren voor de Italiaanse communisten geen reden om zich eens achter de oren te krabben. De val van de Muur in 1989 was voor het communistische deel van Italië meer een drama dan reden tot vreugde. Want waar nu naartoe met het grote ideaal, met de betere wereld, met het clan-gevoel waar Italianen zo moeilijk buiten kunnen? En onder hen zaten vele vooraanstaande intellectuelen, schrijvers, regisseurs, die zich allemaal comfortabel wentelden in het mooie ideaal dat er in de Italiaanse zon zo heel anders uitzag dan in de barre sneeuwstormen van het Warschaupact met zijn goelags, Stalin-kampen en miljoenen slachtoffers. Het woord ‘saloncommunisme’ is uitgevonden in Italië, en het is een onvergeeflijke en onbegrijpelijke houding geweest van velen die beter konden weten. Ook dat is een feit.
Zelfs vandaag nog lukt het in Italië niet om een onafhankelijke visie op de ‘deportatie’ van Levi’s monument te krijgen. Als vanouds bijten voor- en tegenstanders zich vast in de ‘visie’, die al naar gelang de communistische sympathie van de betrokkene ‘fout’ of ‘juist’ is. Het is zeldzaam om iemand iets te horen zeggen dat dit overstijgt. Een van de weinigen is Nuria Schönberg (83), dochter van de joods-Oostenrijkse componist en schilder Arnold Schönberg en weduwe van de componist Luigi Nono, die de muziek voor het monument leverde.
Met heldere en vaste stem zegt zij vanuit haar huis in de Giudecca, het getto van Venetië: ‘Het is zo jammer. Alles moet kapot, opnieuw gemaakt. Er is een totale weigering om te begrijpen dat er een andere wereld bestond voor deze. Alles moet hetzelfde, alles moet lijken op het paneel van een tablet. De uiting van de groep artiesten die het Italiaanse monument voor Auschwitz had gemaakt is een artistieke uiting. Artistieke werken zijn niet objectief, en hebben niet de realiteit van de tabellen en de aantallen als uitgangspunt. Het Italiaanse monument in Auschwitz deed iets anders, het bracht een gevoel over, een beklemming. Voor de tabellen en de aantallen heb je panelen, die er best naast hadden mogen staan. Maar ik vind het onbegrijpelijk dat het enige gedenkteken in Auschwitz dat was gemaakt vanuit artistieke visie, en me dunkt nogal door wie, weg moest vanwege de regels van een of andere Poolse directie. Italië ís het land waar grote artistieke geesten vandaan komen. Niemand had een monument van dat kaliber, geen land heeft er iets anders mee gedaan dan borden, foto’s, zuilen, kaartjes met stippelroutes door Europa en pijlen. Prima, maar mag een land dat het anders doet misschien ook nog bestaan? Primo Levi, ik bedoel…’
Er is een appèl geweest aan de Italiaanse regering om te vechten voor het behoud van het monument in Auschwitz. Nuria Schönberg was een van de ondertekenaars, samen met vele andere bekende namen. Er is ook een parlementaire ondervraging geweest over deze kwestie. De minister van Culturele Zaken, die merkwaardig genoeg als enige uit de regering over het Italiaanse paviljoen in Auschwitz gaat, had er weinig anders over op te merken dan een opsomming van de stand van zaken. De bekende riedel: de Poolse directie wil het daar weg, dat is ook helemaal juist, het is in alle opzichten een verouderd monument, Italië past zich graag aan aan de nieuwe didactische richtlijnen van Auschwitz, en gaat nu met vereende krachten een nieuw paviljoen inrichten in blok 21. De regering heeft er negenhonderdduizend euro voor vrijgemaakt.
Shoah-expert Marcello Pezzetti is lid van de commissie die het nieuwe Italiaanse blok gaat inrichten en heeft net de eerste vergadering gehad met de andere commissieleden: ‘de club van zes’, zoals hij zegt, die gaat over de inhoudelijke richtlijnen. Zij vallen direct onder premier Renzi, die zich verder over deze kwestie muisstil heeft gehouden, net zoals zijn voorgangers Prodi, Berlusconi, Monti en Letta. Vanaf het moment dat Auschwitz ging zeuren, in 2008, heeft geen enkele Italiaanse premier het ooit opgenomen voor het ‘monument van Levi’, wat je volgens professor Marcello Pezzetti absoluut niet zo mag zeggen.
‘Hou toch eens op met dat “monument van Levi”! Daar begint de retoriek. De hele kwestie drijft op fetisjisme, omdat Primo Levi erbij betrokken is!’ Pezzetti lacht ontspannen en gaat het me uitleggen. Over Primo Levi uiteraard niets dan goeds. Een genie, absoluut. Hij heeft van zijn ervaring in Auschwitz iets gemaakt dat baanbrekend was. Is dit een mens? is niet een eenvoudige getuigenis van een slachtoffer dat het heeft overleefd. Zovelen hebben een boek over hun kampervaring geschreven, maar niemand heeft gedaan wat Levi deed. Een diepgaande, briljante analyse van wat er gebeurt met de mens als je hem in de meest onmenselijke omstandigheden denkbaar plaatst en hem alles afneemt. Wat er dan overblijft van de mens, wat de ware instincten zijn die overleven, wat er niet meer toe doet, en dat met zo’n schitterende, droge, ragfijne pen, zonder enig zelfbeklag, enfin: een genie, punt.
‘Maar júist daarom, omdat Levi Levi was, is het een grove belediging om dit monument met hem in verband te brengen. Hij heeft er vier zinnetjes voor geschreven! Het is volkomen evident dat hij er niets mee te maken had! Waarom bestaat er geen foto van Levi naast het monument? Heeft u zich dat wel eens afgevraagd?’
Dit argument komt vaker terug. Ook Richard Prasquier, lid van de International Auschwitz Council, die de Poolse directie van Auschwitz adviseert over belangrijke beslissingen, komt ermee op de proppen. Het Italiaanse monument wordt eerst vaag weggewoven (‘daar weet ik niets van’), en dan ineens, ongewoon fel: ‘Maar het ís helemaal niet het monument van Primo Levi! Waarom bestaat er dan geen foto van Levi naast het monument? Hebt u zich dat wel eens afgevraagd?’
Er zijn zeker dingen om je zorgen over te maken wat betreft het beheer van Auschwitz, zegt zowel Pezzetti als Prasquier. Het grootste gevaar is het Poolse nationalisme, dat alles in Polen op dit moment beheerst. En dat onder de prikkeldraden van Auschwitz door dreigt te kruipen, of dat al heeft gedaan. Het feit dat Polen het aantal slachtoffers aan de Poolse kant steeds verder opvoert, en zelfs beweert dat er naast de drie miljoen Poolse joden ook drie miljoen niet-joodse Polen zijn gesneuveld, dat is een gevaarlijke tendens. De slachtoffer-oorlog, daar gaat het op dit moment om.
‘Er wordt vanuit diplomatieke kringen in Polen enorm gehamerd op de “Poolse” slachtoffers, waarmee de niet-joodse Polen worden bedoeld. Dat is een enorm gevaar, omdat het geschiedvervalsing is, terwijl we nu juist al die jaren zo hard hebben gewerkt om althans in Auschwitz de feiten op een rijtje te krijgen’, zegt Pezzetti. Hij is onder meer raadgever van de educatieve commissie van Auschwitz, maar die mag zich nergens anders mee bemoeien dan met de gidsen en de tekstboekjes. Niet met de inrichting van het Auschwitz-museum.
‘Dat is ook een probleem, dat Auschwitz een “museum” is’, zegt Richard Prasquier, die in 1945 in het Poolse Gdansk werd geboren als Ryszard Praszkier, zoontje van twee joodse holocaustoverlevers. De familie emigreerde toen hij een jaar oud was naar Frankrijk, en Richard Prasquier is een vooraanstaand man geworden, cardioloog en lange tijd voorzitter van de joodse gemeente in Frankrijk. ‘Het feit dat het “museum” heet, betekent dat het valt onder een speciaal Pools statuut. Auschwitz is natuurlijk helemaal geen Pools museum. Het is een plaats van de mensheid, een monument van Unesco, maar het wordt beheerd door Polen als een nationale kwestie.’
De schaamlap, de International Auschwitz Council, waar Prasquier samen met 21 anderen deel van uitmaakt, heeft geen bindende zeggenschap. ‘U moet het zien als een erefunctie’, zegt Prasquier. Wat bovendien opvalt, is dat ook de International Council voor het merendeel uit Polen bestaat, of leden met een Poolse achtergrond, zoals Prasquier. ‘Dat is natuurlijk handig voor de taal’, zegt hij luchtig. Maar op de vraag of hij het juist vindt dat eigenlijk alle beslissingen die Auschwitz betreffen door Polen worden genomen, volgt een diepe zucht. ‘Het is niet anders. Het is nooit anders geweest. Ideaal vind ik dat niet, nee. Maar we moeten werken met de realiteit.’
Tussen de bogen van het Italiaanse Auschwitz-monument keek je door de raampjes van blok 21 uit op de andere roodbakstenen gebouwen van Auschwitz I waarin de hel zich afspeelde. De medische testblokken van Mengele en zijn collega’s, waarin joodse tweelingen als cavia’s werden gebruikt, of joodse vrouwen werden gesteriliseerd en via hun vagina bestudeerd. Meestal niet verdoofd. Dat was de context waarvoor het monument was ontworpen. En context is alles.
Na de wederopbouw van ‘de spiraal van de angst’ in Florence zal de context definitief veranderd zijn. Dan is door de bogen heen een Ipercoop te zien.
Beeld: (1) Portret van Primo Levi door de joods- Amerikaanse kunstenaar Larry Rivers, Periodic Table, 1987. Door de afbeelding heen schemeren kamptaferelen (Rue Des Archives / HH); (2) Primo Levi’s ‘spiraal van de angst’ in blok 21 van Auschwitz in 2008 na restauratie door de Accademia del Restauro van Brera (Accademia Di Brera)