Tien jaar na ‘de’ crisis zitten we midden in de Turkse valutacrisis. Financiële crises zijn voorspelbaar vanaf een zeker punt. Econoom Robert Aliber uit Chicago spreekt van een ‘point of no return’. IJsland bijvoorbeeld passeerde dat punt in 2005, jaren voordat de banken er in 2008 implodeerden.
Erdogan ziet een financiële oorlog van het Westen, waarin patriottische burgers door het vasthouden van lira’s de zaak nog kunnen redden. Maar Turkije volgt het spoor dat zoveel opkomende economieën sinds de jaren tachtig gegaan zijn. De dienstregeling is onzeker, de route kent vier haltes.
Eerste halte: liberalisatie. Turkije omarmde in de jaren tachtig de vrijemarkteconomie en bouwde een sterke exportsector op. Het land werd geplaagd door financiële crises, de laatste en ernstigste in 2001, maar daarna ging het crescendo.
Halte twee was de boom van 2004 tot 2011. De aandelenprijsindex is verzevenvoudigd sinds de eeuwwisseling, de lira nam gestaag in waarde toe. Dat leverde mooie rendementen voor buitenlandse investeerders op. De netto kapitaalinstroom was daarom van 2005 tot 2015 steeds positief, uitgezonderd een korte dip rond de grote financiële crisis van 2008. Al dat binnenstromende geld dreef de prijzen van vastgoed en aandelen verder op. Turken gingen zich rijk voelen en meer consumeren en importeren, zodat het handelstekort groeide. Vooralsnog werd dit meer dan gecompenseerd door de kapitaalinstroom. De dollarreserves namen sterk toe; Turkije leek daardoor een veilige investering. Het land was booming. Jonge, hoogopgeleide Turken uit de diaspora keerden terug om er te werken, studeren of ondernemingen op te zetten. Bogaziçi en Sabanci in Istanbul en Bilkent in Ankara werden prestigieuze universiteiten. Turkije werd een regionale supermacht. Maar de financiële basis daarvoor lag nu niet meer in de export, maar in de instroom van buitenlandse leningen en investeringen.
Halte drie, vanaf 2011, is het einde van de financiële boom, terwijl de economie nog door raast. Gealarmeerd door het oplopend handelstekort stroomde het buitenlandse geld de markten weer uit. De lira begon waarde te verliezen, waardoor Turkse bedrijven hun dollarschulden zagen toenemen. Investeerders stapten uit de lira en wilden hun dollarleningen terugbetaald zien, zodat de groei van buitenlandse kredietverlening afvlakte. De dollarreserves bleven in 2013 steken op vijftien miljard en begonnen toen te dalen. De export stagneerde van 2013 tot vorig jaar, de beurs ook. Vastgoedprijzen zijn plat sinds 2016.
Is halte drie gepasseerd, dan is het wachten nog slechts op een trigger, een aanleiding voor een crisis – die dan steevast als oorzaak gezien wordt. Voor IJsland was dat de Amerikaanse kredietcrisis, in Turkije kunnen Trumps tarieventweets die rol gaan spelen. Maar de oorzaken van de crisis liggen elders. Sinds 2013 wordt immers aan alle voorwaarden voldaan voor een financiële crisis volgens het boekje: kapitaalvlucht met hoge dollarschulden, stagnerende vermogensprijzen, teruglopende kredietgroei, stokkende exportmachine, dalende wisselkoers, nervositeit bij investeerders. De oorzaak ligt dus op het spoor dat in 2005 ingeslagen werd. Er waren afslagen naar een duurzamer groeimodel; maar die wissels zijn niet omgezet.
Halte vier is dan niet ver weg meer. Dat is dus een uitslaande financiële crisis en recessie: de wisselkoers zakt weg, banken worden genationaliseerd, bedrijven gaan massaal failliet, de werkloosheid explodeert. Kan halte vier nog vermeden worden? De schuld van Turkse bedrijven groeide sinds 2005 zo’n tien procent per jaar sneller dan Turkije’s totale inkomensgroei, van achttien procent van het bbp naar 68 procent van het bbp. Dat is alleen houdbaar met oplopende kapitaalinstroom – en dat eindigt altijd een keer.
De bestemming van de Turkije-express is dus halte vier, maar niemand kent de dienstregeling. De huidige nervositeit kan best weer betijen. IJsland had dat in 2006, Turkije nu. De beurs maakte er vorig jaar een tijdelijke koerssprong, de export trok weer aan. Autoriteiten grijpen zulke trends graag aan om problemen voor beëindigd te verklaren. Op 4 juni 2007 sprak de IJslandse centrale-bankdirecteur Fridriksson: ‘We hebben lering getrokken uit de gebeurtenissen in 2006… er was ongegronde angst voor een crisis, maar dat risico is nu nauwelijks nog aanwezig.’ Veertien maanden later barstte de bom. Vorige week zei de Turkse minister van Financiën Albayrak in een conference call met investeerders dat ‘Turkije sterker uit deze episode gaat komen’. Dat lijkt me sterk. De les voor Turkije is veeleer: als je voorbij het point of no return stormt, helpt patriottisme niet meer. Echte vaderlandsliefde was geweest een stabiel groeipad te bewandelen. Bereid je nu voor op de klap.