
Wie zondagavond in en rond de rai in Amsterdam was, stuitte op een enorme politiemacht. Die was afgekomen op een massale vechtpartij tussen groepen Turkse Nederlanders die daar waren om alvast te stemmen. Want in het jaar dat de Turkse republiek haar honderdjarig bestaan viert, maakt het land zich op voor een cruciale stembusgang op 14 mei. Blijft de huidige president Recep Tayyip Erdoğan op zijn autoritaire zetel of krijgt de verenigde oppositie onder leiding van Kemal Kılıçdaroğlu (zie pagina 28) de macht in handen zodat het land weer een democratische koers gaat varen? Want dat is in het belang van… eigenlijk de hele wereld.
De boodschap in kapitalen op het omslag van The Economist van afgelopen week is ondubbelzinnig: de belangrijkste verkiezingen van 2023. En de onderkop luidt ‘Turkey and the future of democracy’. Ook het gezaghebbende Politico rept over de belangrijkste verkiezingen van het jaar en ‘een cruciaal moment voor de veiligheid in Europa en het Midden-Oosten’.
Turkije speelt mede door de ligging – het vormt letterlijk een brug tussen Europa en het Midden-Oosten – een belangrijke geopolitieke rol, zoals te zien is in de vluchtelingencrisis. Het is ook een van de weinige echte democratieën in de moslimwereld, hoewel Erdoğan zijn best doet om daar verandering in te brengen. Hij laat tegenstanders opsluiten op basis van vage beschuldigingen, er is amper sprake van een vrije pers en gekozen functionarissen worden afgezet. Hij spreekt zich ook in felle woorden uit tegen de lhbtqi+-gemeenschap en werkende vrouwen. Wie opkomt voor de rechten van bijvoorbeeld de Koerden is meteen een terrorist. En de islam heeft onder zijn heerschappij een steeds zichtbaarder rol gekregen in het land.
Turkije is de elfde economie ter wereld, nog vóór Canada, Italië en Zuid-Korea, schrijft The Economist, en het is een cruciaal (en dwars) lid van de Navo. Daarnaast ligt het zowel dicht bij de frontlinies van de oorlog in Oekraïne (en eerder bij die van Syrië waardoor het nu ruim vier miljoen Syrische vluchtelingen opvangt) en is Turkije onder Erdoğan verontrustend goed bevriend met het regime van Vladimir Poetin, de president van Rusland.
Erdoğan kwam twee decennia geleden aan de macht door zich af te zetten tegen de raki-nippende seculiere en grootstedelijke elite en werd populair door na een enorme crisis de inflatie een halt toe te roepen en de lonen te laten stijgen. Veel Turken van het platteland voelden zich gezien en kregen een beter leven.
Erdoğan is de grote leider die veel Turken willen, iemand die zich duidelijk profileert als leidsman van een grootmacht. Al zullen zij de huidige crisis ook voelen door zijn economische beleid; de lira is de afgelopen twee jaar zestig procent in waarde gedaald. Daar komt nog bij dat hij veel kritiek kreeg na de aardbevingen die in februari aan ruim vijftigduizend mensen het leven hebben gekost. Huizen die aardbevingsbestendig zouden moeten zijn, bleken dat niet, mede door bouwamnestie verleend onder Erdoğans bewind.
En toch blijft hij onder een aanzienlijk deel van de bevolking immens populair, zo wijzen ook de peilingen uit. Erdoğan heeft vijf parlementsverkiezingen, twee presidentsverkiezingen en drie referenda gewonnen. De oppositie heeft zich verenigd met maar één doel: Erdoğan weg krijgen. Verder hebben de oppositiepartijen weinig gemeen. Ze willen de macht weghalen bij één man die alles voor het zeggen heeft en ze willen een democratischer model. Hoewel veel mensen denken dat het nu weleens zou kunnen gebeuren, heeft Erdoğan met al zijn propagandakanalen en zijn bereidheid om het spel vuil te spelen niet zomaar verloren. Sterker nog, hij maakt een goede kans om opnieuw te winnen.