KUNSTBEURZEN zijn als een binnenstebuiten gekeerde ladenkast. In één keer komt aan het licht wat zich in de loop van de tijd heeft opgehoopt en ontwikkeld in de intieme, min of meer besloten ruimtes van ateliers en galeries, en welke namen nu aan het firmament oplichten, aan glans hebben gewonnen of deze juist hebben verloren. Die sterrenstatus is alleen zichtbaar voor de routiniers, maar door het ruime, ongesorteerde aanbod hoeft geen mens zich daar gefrustreerd over te voelen. Niemand dwingt je een visie of een smaak op. Op een kunstbeurs staat ieders persoonlijke ontdekking centraal.
Je zou kunstbeurzen dan ook het meest democratische deel van de kunstwereld kunnen noemen. Niet de kunstenaars, museumdirecteuren en theoretici hebben het er voor het zeggen, en zelfs niet de nieuwe elite van megaverzamelaars, maar het publiek. Komt en koopt dat niet, dan is de beurs een debacle. Daarom benadrukken de organisatoren graag dat kunst iets zeer uitzonderlijks is, maar tegelijk ook een product dat verkocht wil en moet worden. Een kunstbeurs is daardoor altijd een hobbelig terrein van mystificatie en demasqué. Mystificatie hoort bij kunst. Ze maakt deel uit van wat de socioloog Pierre Bourdieu ‘symbolische waarde’ heeft genoemd, de waarde die voorbij het puur materiële aan gebieden raakt die ons mens-zijn betreffen en de manier waarop wij de wereld zien en ervaren. En omdat niemand op de precieze duiding daarvan patent heeft, is de waarde van een kunstwerk in principe onpeilbaar, een mysterie dat het loskoppelt van bijvoorbeeld zoiets banaals als de prijs die ervoor betaald moet worden.
Dan komt met die prijs vaak de ontnuchtering. Dan wordt kunst ineens zichtbaar als iets wat niet iedereen zich kan veroorloven, zelfs niet met de unieke Kunstkoopregeling die zo typerend is voor Nederland, dat, zoals ik onlangs las, geldt als een van de meest egalitaire landen ter wereld, voor zo lang dat natuurlijk nog duurt. In meer idealistische tijden hebben kunstenaars wel geprobeerd om ook die ongelijkheid op te heffen, maar erg succesvol was dat niet. Toen Aat Veldhoen in de jaren zestig zijn ‘volksgrafiek’, mooie erotische etsen, op een bakfiets in Amsterdam te koop aanbood voor drie gulden zakte de interesse in zijn werk navenant. Fotograferende kunstenaars hebben uit die statusval lering getrokken en houden nu de oplage van hun foto’s beperkt. En daarmee hun prijzen hoog. Toch horen we vanuit de vaderlandse kunstwereld weer roepen dat ‘kunst voor iedereen’ is. Een lid van de inmiddels beruchte ‘Tafel van Zes’ zei het in de krant, en recentelijk schreven kunstenaars het zelf in hun Manifest voor een nieuw kunstbegrip. Maar in alle commotie rondom de bezuinigingen blijft één kardinaal aspect van kunst onbesproken: de alles overheersende context van de markt waarin kunst nu functioneert.
Dat is wennen, zeker voor de Nederlandse kunstwereld die dankzij een sociaal gericht regeringsbeleid vele jaren was ingebed in een unieke culturele infrastructuur. Experiment en vernieuwing stonden daarbij voorop en veel discussie daarover was er niet want: kunst was, volgens alle heersende kunstopvattingen, autonoom. En inderdaad: kunst is iets van kunstenaars alleen, tenminste zolang het kunstwerk zich nog in het atelier bevindt. Eenmaal daarbuiten verandert dit. Dan is het onderhevig aan interpretaties, manipulaties en mechanismes waar de maker weinig tot niets over te zeggen heeft. Soms kunnen zijn oorspronkelijke intenties zelfs helemaal uit het zicht verdwijnen, omdat een galeriehouder ze te gecompliceerd vindt, of omdat een museumdirecteur of criticus een specifieke kunsthistorische of theoretische visie heeft. Of, veel ruimer nog, omdat de tijdgeest en de wereld zijn veranderd.
Kunst is nu in de eerste plaats business geworden, een instrument voor investering en speculatie, voor het verdoezelen van amorele kapitalistische praktijken, voor toegang tot een internationale jetset van superrijken en beroemdheden. Een instrument ook voor nationale of lokale marketing targets zoals profilering van de nationale identiteit, toeristische promotie en vastgoedontwikkeling. En, het moet gezegd, steeds vaker ook voor de roem en financiële glorie van kunstenaars zelf. Die context van geld, glamour en macht heeft ook positieve effecten: ze verhoogt de status van kunst en oefent een enorme aantrekkingskracht uit. Nooit eerder genoot kunst zoveel achting en was er zo'n massale toeloop naar kunstbeurzen, biënnales en grote musea - kunsttoerisme is de op één na belangrijkste sector van de toeristenindustrie. Ze vormt het bewijs dat er een enorme honger is naar beelden, ideeën en gevoelens die betekenisvoller, meer bezielend en hoopgevender zijn dan de holle spektakels en het conformisme van de massacultuur. Mij hoor je er dan ook niet over klagen dat kunstbeurzen zo aanslaan en de bezoekers met speciale attracties lokken.
Maar het weer betrekt als beurzen zich gaan gedragen als iets anders dan de marktplaats die ze zijn. Het is één ding als de Tefaf zichzelf afficheert als ‘s werelds belangrijkste kunst- en antiekbeurs, maar tegelijk vermelden dat het ook de meest innovatieve is, klinkt vreemd. Innovatief in wat? De beurs is toch gewoon een luxe uitstalkast? Ik zou er misschien langs gelezen hebben als de grootste en belangrijkste beurs voor moderne en hedendaagse kunst, Art Basel, zich dit jaar niet had aangeprezen als ’s werelds meest vooraanstaande internationale tentoonstelling voor moderne en hedendaagse kunst’. Tentoonstelling! En dat met ‘2500 kunstenaars, van de grootste meesters van de moderne kunst tot de jongste generatie van rijzende sterren’! Natuurlijk heeft iedere van de driehonderd streng geselecteerde galeries nog steeds gewoon zijn eigen kijkkast, groot of klein al naar gelang zijn rangorde en kapitaal. Maar door die hutspot een tentoonstelling te noemen, wordt een museale sfeer gesuggereerd die wel aan de waar een extra speciaal cachet verleent, maar toch aan de bezoeker geen eisen stelt: kunst is er gewoon voor iedereen.
Mooi hoor, zo'n kunstbeurs. Je ziet er veel - veel kunst, veel bezoekers en veel incrowd. Maar wie wil weten wat kunst in onze tijd werkelijk te zeggen heeft, moet de context zoeken van museum en kunstinstelling. Zolang het nog kan.