Dertien jaar geleden verlaat de dan 27-jarige Nina haar Noord-Bulgaarse geboortestad Pleven. Ze brengt haar twee kleine kinderen – een zoontje van zes die net naar de lagere school gaat en een dochtertje van tien – bij haar moeder en stapt in een minibus naar Nederland om geld te gaan verdienen. Ze is net gescheiden, heeft weliswaar werk in een kartonfabriek, maar verdient te weinig om haar kinderen te onderhouden. Een kennis in Den Haag neemt Nina mee naar een Turks-Nederlands uitzendbureautje. Ze krijgt werk in een fabriek. Ze heeft last van haar baas, hij is onaardig, ‘gek op vrouwen en daarom echt erg’, zoals ze het zelf zegt. Na twee maanden wordt ze ontslagen. Zeven maanden heeft ze geen werk. ‘Den Haag was moeilijk, ik sprak geen Engels of Nederlands, alleen Bulgaars, Russisch en Roemeens.’ Geen werk, geen geld, geen taal. Ze is de wanhoop nabij.
Tot ze hoort over Eindhoven. Daar zou veel werk zijn ‘in de champignons’. Met haar Bulgaarse vriendin trekt ze erheen, nu via een ander Turks-Nederlands uitzendbureau. De baas, een vrouw, is vriendelijk. ‘Ze heeft ons eerst eten gegeven, daarna werk. Ik kwam in een paradijs’, lacht ze. Nina krijgt tussen de vijf en zes euro per uur. Genoeg om de huur van te betalen en te eten. Zes jaar lang plukt Nina champignons. Het is zwaar werk, maar werk is werk, zegt ze tegen zichzelf. Ze begint om een uur of vijf, zes in de morgen, tot ‘niemand weet tot hoe laat’. Soms is het negen uur, soms twaalf uur. Een keer staat ze om twee uur ’s nachts pas buiten, er is geen bus meer, niemand brengt haar thuis, ze slaapt die nacht op straat. Een andere keer werkt ze 72 uur achter elkaar. ‘Drie dagen zonder te slapen.’
Schijnconstructies, onderbetaling, uitbuiting, discriminatie; het lijkt eerder regel dan uitzondering in de uitzendbranche voor migranten uit Midden- en Oost-Europa. Zo concludeert ook de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ecri) in het onlangs verschenen rapport van de Raad van Europa over Nederland. De ecri adviseert de Nederlandse autoriteiten dan ook ‘met klem de uitbuiting van niet permanent in Nederland woonachtige uitzendbureaus aan te pakken’. Neem de all-in-pakketten. Het lijkt veilig en gemakkelijk: je wordt van huis opgehaald met een busje, de reis naar Nederland is betaald, evenals huisvesting en natuurlijk werk. Een soort all inclusive maar dan voor je hele leven. De kosten worden ingehouden op het loon. ‘Dit soort regelingen maakt werknemers bijzonder kwetsbaar en afhankelijk van de werkgever’, stelt de ecri. De huisvesting in overvolle appartementen of kamers waar arbeidsmigranten moeten betalen voor een bed in plaats van een kamer, noemt de commissie stuitend.
De ecri staat in de kritiek op de uitzendbranche niet alleen. Al in 2011 concludeerde een Kamercommissie onder leiding van Ger Koopmans (cda) in het parlementair onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie, dat de situatie met de uitzendbureaus ‘ernstig’ is, zowel wat betreft de aard als de omvang van de uitbuiting. ‘De commissie is ervan geschrokken dat er in Nederland vijfduizend tot zesduizend malafide uitzendbureaus zijn die meer dan honderdduizend personen bemiddelen.’ De commissie noemt: de onredelijk hoge kosten, wurgcontracten, schijnzelfstandigheid, het onder valse voorwendselen migranten naar Nederland halen en oneigenlijke koppeling van huisvesting en werk. ‘Onacceptabel’, stelt de Kamercommissie en beveelt dan ook het kabinet (-Rutte I toen nog) aan om ‘binnen twee jaar het aantal malafide uitzendbureaus tot nul te reduceren’.
Dat is niet gelukt. ‘Het is eerder erger geworden’, stelt Douwe Grijpstra, directeur arbeidsmarkt bij onderzoeksbureau Pantheia. ‘Door de crisis en de concurrentie is de uitzendwereld harder geworden. Bonafide bureaus zoeken steeds meer de grens op en schuiven soms ook over het randje.’ In 2011 constateerde Grijpstra, als deskundige in gesprek met de Kamercommissie, al dat de grens tussen bonafide en malafide uitzendbureaus vervaagde. Hij krijgt veel signalen uit het veld dat die verschuiving alleen maar verder is doorgegaan. ‘De bureaus weten heel goed hoe ze buiten het zicht van de inspecteurs blijven, en binnen de ramen van de wet kunnen werken.’
De Inspectiedienst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de laatste jaren de aandacht voor deze branche wel aangescherpt. Samen met de Belastingdienst en de Stichting Naleving cao voor Uitzendkrachten (sncu), cao-politie in de volksmond, heeft de Inspectie in de afgelopen anderhalf jaar voor meer dan negentig miljoen aan boetes en naheffingen opgelegd aan malafide uitzendbureaus, zo schreef minister Lodewijk Asscher onlangs in een brief aan de Tweede Kamer. Ook heeft het speciale Interventieteam Aanpak Malafide Uitzendbureaus, waarbij het uwv en de Belastingdienst zijn betrokken, zestig onderzoeken gestart naar 95 uitzendbureaus en 181 inlenende bedrijven. Dit team richt zich vooral op de ergste uitwassen. In totaal onderzocht de Inspectie szw sinds medio 2012 zeshonderd uitzendbureaus en zevenhonderd inlenende bedrijven. Van al deze bedrijven was bij dertig procent sprake van een overtreding.
Toch blijven het druppels op een gloeiende plaat. ‘Hoe harder gecontroleerd wordt, hoe meer trucs verzonnen worden om eronder uit te komen’, stelt Grijpstra. De minister wil de komende tijd het net verder aanspannen, door onder meer niet alleen het uitzendbureau te beboeten, maar ook de leidinggevende daarachter, zodat bijvoorbeeld ook na faillissementen malafide doorstarters kunnen worden aangepakt. Maar dan nog: een interventieteam dat bestaat uit zo’n twintig inspecteurs kan nooit tegen de wildgroei en dynamiek van duizenden uitzendbureaus op. Veel van die bureautjes zijn vaak klein, maar lenen ondertussen wel veel mensen uit. ‘Je kunt een uitzendbureau runnen met je mobieltje.’
Is er iets verbeterd de laatste jaren? ‘Niets!’ roept Sonja Driessen, voorzitster van Migrada, de belangenvereniging van arbeidsmigranten in Nederland. ‘Uitzendbureaus zijn bagger.’ Driessen zit achter haar grote bureau met daarop twee telefoons: één voor Migrada en één voor het migranteninformatiepunt in Eindhoven waarvan zij tevens coördinator is. Op een dressoir liggen producten uit verschillende Oost-Europese landen: Tokaj-wijn, Wedlowski-chocoladewafels, een houten kruisbeeld boven het bureau. Migrada is alleen gericht op EU-migranten. ‘Daar zit onze expertise, we weten alles van de regelgeving voor deze groep.’
Ooit verhuisde ze zelf van Nederland naar Duitsland, ze merkte hoe moeilijk het is in een ander land om dingen te regelen en te begrijpen, zelfs als je de taal goed spreekt. Alles ging anders dan ze gewend was. Daarom wilde ze, eenmaal terug in Nederland, een adviesbureau beginnen voor migranten. Ze sprak Slowaaks, dus begon ze met die groep. ‘Maar al snel kwamen ook veel Polen en zag ik dat de problemen eigenlijk voor alle Europeanen hetzelfde waren.’ Ze werkt als enige betaalde kracht met vrijwilligers uit de herkomstlanden, er worden zestien talen gesproken op kantoor: Pools, Slowaaks, Hongaars, Bulgaars, Roemeens, Ests, Lets, Litouws, Grieks, Kroatisch, Spaans, Duits, Frans, Nederlands… Ze wil dat iedereen in de eigen taal geholpen wordt. Mensen komen met vragen over werkgevers die niet betalen of onderbetalen, huisjesmelkers die hen uitbuiten, zich niet aan afspraken houden, de borg niet terugbetalen, et cetera. Vaak schrijnende verhalen. Driessen draait in haar bureaustoel. ‘Maar het lost niets op. Dat is het probleem. Ik kan die individuele migrant helpen, maar structureel verandert er niets.’
De vraag is: wat is bonafide? De malafide uitzendbureaus, waaronder volgens Driessen veel Turks-Nederlandse, doen illegale dingen. Sommige hangen tegen het criminele circuit aan, of zijn er direct mee verbonden. ‘Die bureaus hebben vaak ook knokploegen in dienst’, benadrukt de voorzitster van Migrada. ‘Ze gebruiken bepaalde trucs. Zo is een deel van het werk meestal gewoon legaal. Maar een deel niet. De bazen plukken er mensen uit die kwetsbaar zijn, de taal niet spreken, onzeker zijn. Die laten ze een week werken, dan bijvoorbeeld vier weken niet. Dan zeggen ze: “Wat vervelend, we zoeken echt voor je. Hier kun je vast wat geld lenen.” De migranten moeten namelijk wel betalen voor hun huisvesting. Als ze eenmaal afhankelijk zijn en schulden hebben, worden ze ingezet voor criminele activiteiten. Zoals werken op een hennepkwekerij.’ Op het informatiepunt in Eindhoven ziet Sonja Driessen regelmatig mensen die met dit soort uitzendbureaus te maken hebben. ‘Mijn cliënten zijn allemaal bang. Ze doen dan ook nooit aangifte. Die organisaties weten je te vinden. Ze hoeven maar één of twee keer iemand in elkaar te slaan, dan weet iedereen het.’
Het punt is dat het grootste deel van de uitzendbureaus mensen uitbuit binnen de regels van de wet. Dat maakt de hele sector tot een structureel probleem. Een veel gebruikte methode is overal extra kosten voor rekenen. ‘Voor alle mogelijke dingen vragen ze vergoedingen’, weet Douwe Grijpstra van Pantheia. ‘Als iemand op de verkeerde dag het vuilnis buiten zet op de compound waar ze zijn ondergebracht door het uitzendbureau krijgen ze tweehonderd euro boete. De kosten voor een reis naar het herkomstland zijn opeens heel hoog. Ga je echter niet met het busje mee van het bureau, dan kun je je werk wel vergeten. Het hele leven van deze mensen wordt beheerst door het uitzendbureau. Als ze zich maar even misdragen, is dat weer een aanleiding om hen met extra kosten op te zadelen. Zodat aan het einde van de maand niet veel van het salaris overblijft.’
En er is geen wetgeving die dit verbiedt. ‘Waar is de grens?’ vervolgt Sonja Driessen van Migrada. ‘Het gaat er ook om wat de migrant zelf accepteert. Ze leven op de korte termijn: ze hebben nu geld nodig. Ze vormen geen blok, het is ieder voor zich. Dat is lastig.’ Als iemand met een probleem bij Driessen komt, probeert ze zo veel mogelijk te helpen. ‘Wij sturen dan een brief, dat het loon wel uitbetaald moet worden. Dan krijgen ze het, en als ze er zelf om vragen niet. Wij worden daarmee een soort handhavingsinstantie.’ In plaats daarvan zou ze structureel verbetering willen zien. De belangen zijn groot, weet Driessen. De uitzendbureaus hebben zich verenigd en voeren een lobby tegen strenge regelgeving. ‘De overheid laat de oren te zeer naar de sector hangen.’ >
Toch is er op de achtergrond ook veel gebeurd, erkent Driessen. De cao-politie (sncu) is opgezet vanuit de uitzendbranche zelf in combinatie met vakbonden en werkgevers. Inmiddels is er een koppeling met de Arbeidsinspectie. Nu zijn ook de criminele inlichtingendiensten erbij betrokken. ‘Het gaat om handhaving. Je kunt op dit moment nog steeds alles doen. Zwart uitbetalen, geen contract geven, geen loonstroken, als werk stopt wel huur laten betalen, maar geen laatste loon, boetes voor verslapen, ontslagen als je ziek of zwanger bent. Het gebeurt! Het komt zelfs heel veel voor. En malafide uitzenders die daadwerkelijk worden aangepakt, starten de volgende dag onder een nieuwe naam. De hele uitzendwereld is verrot.’
Volgens Driessen moet het voor migranten aantrekkelijker worden gemaakt om misstanden te melden. ‘Er moet een plek zijn waar alle werknemers naartoe kunnen. Zij weten het meest. Feit is dat betere handhaving en een eenvoudiger toegang voor migranten naar ons rechtssysteem, gepaard aan een compensatie van kosten en schade, al veel resultaat zal opleveren. Daar pleit ik voor. Migranten melden dan eerder en malafide werkgevers worden zo eerder bekend.’
‘goed werkgeversschap is belangrijk’, begint Claudia Füss, voorzitster van de vereniging voor internationale arbeidsbemiddelaars (Via). Bureaus moeten zich aan de regels houden, het minimumloon toepassen, volgens de cao werken, et cetera. Dat wordt bij haar leden één keer per jaar gecontroleerd door een onafhankelijke instantie. Maar volgens Füss is de prikkel om een keurmerk aan te vragen in dit economisch klimaat gering. ‘Er is te weinig voordeel voor uitzendbureaus. Het zou al schelen als de overheid certificering als kwaliteitseis zou opnemen bij aanbestedingen.’ Ook de poging om huisvesting te scheiden van de uitzendbureaus is volgens Füss in de realiteit een ‘wassen neus’. ‘Werkgevers hebben nu aparte bv’s opgericht waar mensen wonen. Het is een schijnscheiding; de afhankelijkheid is er nog steeds.’ Toch wil de voorzitster van Via de negatieve aandacht nuanceren. ‘Er gaat veel mis, maar malafide uitzendbureaus hebben niet de overhand. Het is jammer dat daar steeds de nadruk op ligt, terwijl in andere sectoren ook veel mis is.’
Het punt is dat er veel te veel uitzendbureaus zijn. ‘De druk op de uitzendbranche aan de onderkant van de arbeidsmarkt is te groot’, beklemtoont Füss. ‘Als ondernemer moet je sterk in je schoenen staan om maatschappelijk verantwoord bezig te blijven. Er is op dit moment een keiharde prijzenslag aan de gang.’ Veel bedrijven vallen om, juist in deze hoek: in de bouw, de vleessector, de land- en tuinbouw, de logistiek. De onderkant van de arbeidsmarkt in Nederland krijgt het steeds moeilijker. ‘Bedrijven die het volhouden kiezen voor de laagste prijs.’
‘Er wordt oneerlijk geconcurreerd op een wijze dat de bonafide bureaus de kop niet boven water kunnen houden en worden gedwongen steeds meer de grenzen op te zoeken’, benadrukt ook Sonja Driessen van Migrada.
‘De inleners hebben ook boter op hun hoofd’, vervolgt Douwe Grijpstra van Pantheia. ‘De champignonkwekerijen bijvoorbeeld zouden op de fles gaan als ze volgens de gewone cao zouden betalen. Dan kunnen ze niet meer concurreren met goedkope champignons uit Polen. Ze doen dus iets wat niet helemaal klopt.’ Ook de banken spelen daarin een rol. ‘Banken zetten bedrijven soms zo onder druk dat ze werknemers voor niet meer dan zoveel euro per uur mogen inhuren. Wat alleen kan met malafide uitzendbureaus.’
De vraag is dus eigenlijk of bepaalde bedrijfstakken nog wel rendabel zijn zonder de huidige uitbuiting. In feite draaien deze bedrijven alleen nog omdat er te goedkope arbeidskrachten zijn. De vergelijking met de verouderde textielindustrie in de jaren zestig van de vorige eeuw dringt zich op, die kon met behulp van Marokkaanse en Turkse gastarbeiders het nog een decennium bolwerken. Het hele probleem raakt dus een veel fundamenteler vraagstuk: willen we deze sectoren behouden in Nederland? ‘En daar denkt de minister van Economische Zaken anders over dan die van Sociale Zaken’, glimlacht Grijpstra. ‘Maar eigenlijk hebben we allemaal boter op ons hoofd: als de consument meer zou betalen voor de Nederlandse champignons in de supermarkt zou de kweker een beter loon kunnen betalen aan de Bulgaarse arbeidsmigrant.’ Het verschil met de uurlonen in het thuisland is echter nog steeds zo groot dat mensen er niet tegen in opstand komen.
‘Je moet’, zegt de Bulgaarse Nina, nu veertig jaar oud en ondertussen gepokt en gemazeld in de grijze wereld aan de onderkant van de Nederlandse arbeidsmarkt. ‘Het is geen keuze.’ Ze heeft in die dertien jaar alles gedaan wat werk betreft, van paprika’s snijden tot ziekenhuizen schoonmaken tot bij McDonald’s in de keuken staan. Maar door het champignons plukken heeft ze ernstige rugklachten. Ze kan geen zwaar werk meer doen, niet tillen en niet snel lopen. Nu is ze werkloos en helpt ze als vrijwilligster bij het migranteninformatiepunt in Eindhoven. ‘Ik weet wat het is om zonder taal te zijn, ik wil nieuwe mensen helpen.’