Naast restaurant O Polícia op de Avenida Conde de Valbom, staat op de muur gespoten dat Tarik een filho de puta is. Geen idee of ik dat moet beamen.
De rust is op en top Portugees, behalve de wegstervende kreten van een stel autochtone rastaís die hun zwerfhonden, die opgeteld Zuge, Barga en Tara heten, steeds maar weer tot de orde roepen. Zuidelijk land. De invallende stilte noodt tot een middagmaal.
Gisteren, bij Baratin, bracht de ober ter hoogte van het voorgerecht nog een leuke dialoog op gang. Over het dwarse thema in het derde deel van het zevende strijkkwartet van Sjostakovitsj.
In Tavares Rico (Rua Misericórdia 35-37) lukt dat beduidend minder. De bediening is er in handen van twee halfblinde soepschildpadden. Tel je daar het gefiguurzaagde matgouden interieur bij op, in het bijzonder de schurftige spiegels, dan begrijpt bijna iedereen hoe prettig ik mij daar voelde.
Wie de zware deur openduwt, en verrast door de dubbele aantrekkingskracht van het tapijt de eerste schreden zet, valt met zijn neus in het halfduister. Van oudsher de juiste lichtsterkte om een geroosterde halfaap de neus af te bijten. In plaats daarvan werd het een redelijk jonge patrijs met een redelijk oude saus. Niet zo gek, want Tavares stamt geheel en al uit 1784.
Links van het welwillend opgebaarde vogeltje liggen twee terecht verbaasde uien, aan de andere zijde samenscholing van opgeschoten aardappelen. Rode wijn fluweleert door de keel.
Verdere passagiers zijn er nauwelijks. Na het eerste glas verandert het normale horizontale tijdsbesef abrupt in verticale lichtzinnigheid, gedempt echter door museale bijwerking. Misplaatste euforie blijft uit.
Ach ja, ik vergat bijna dat er ook een ruime portie garnalensoep op tafel kwam. In kleur zowel als smaak direct teruggrijpend op De slag bij Borodino, gelijk in 1812 zelf in beeld gebracht door Franz Aleksevitsj Rubo. Die oudste ober heeft dat nog meegemaakt.
Had het zelfs al zien aankomen.