Kortgeleden nog wandelde ik een klein meisje naar pianoles. Op een ander, nieuw oud eiland. De langgerekte pianoleraar vroeg of ik, in zijn hedendaagse serre, wilde wachten.

Intussen bekeek ik een boek over de Franse schilder Nicolas de Stael. Dat was het alleszins waard. Even plezierig (zoiets zeg je maar al te snel zonder aan de arme schilder zelf te denken) als verwacht. In het boek een reproductie van een schilderij waarop een kom groene sla. De mooiste afbeelding van groene sla die ik ooit heb gezien. Ik weet zeker dat ik het nooit mooier te zien zal krijgen.

Zonder inspanning de top van de berg bereikt. Aan de hand van de verfkwast van De Stael. Die langs het doek was gegleden en daar precies die structuur heeft achtergelaten waar sla, lijkt het wel, zelf zo trots op is. Het ijle, het deemoedige en het toch buitengewone. Alles aanwezig.

Het ritme van de verf had de korte veerkracht van de sla goed getroffen. Maar. Groene sla is groen. Onderaan wit. Na het wit wordt het pas groene sla.

Door de zwakke toetsen wit wordt iets onherkenbaars eerst nog meer onherkenbaar en maakt vervolgens een spectaculaire draai. Van min naar plus. Verbijsterend. Hoe kan zoiets gerings het in zijn hoofd halen de verbinding te zijn tussen twee werkelijkheden. Het schilderij en de echte sla. Als een raadselachtig gordijn.

Je kunt er van twee kanten doorheen kijken. Vanuit het schilderij zie je de sla, maar vanuit de sla kun je ook het schilderij zien. De meeste schilders weten niet waar je zo’n gordijn vandaan haalt. Toch is het minder dan een draad dik.

Maar, zoals het kleine meisje soms een pakkend verhaal besluit: het kan ook helemaal anders.

Volgende keer, als alles weer wat rustiger is, Entrecote sur papier jaune van Felix Vallotton.