Het was Jacobus die het zei. Hij zei: «Op die plekken in de wereld waar je je bijzonder aangenaam voelt, moet je kleine gebruiksvoorwerpen kopen.»
Helemaal waar. Kocht je ooit ergens theezeef of kaasschaaf en ga je jaren later opeens zitten zeven of schaven, ben je in het voorkomende geval voor even helemaal terug in Kippenburg of Groote Keeten. In de Amsterdamse Pijp kun je een mooie messenwinkel vinden. Nauwelijks geeft het omhulsel van de aardappel zich tastend over aan de zwaartekracht of ik ben weer in de Eerste van der Helst, hoek Sarphatipark. Hoek van jewelste en de straat mag er ook zijn. Niets mooier dan het uitzicht vanaf het terras van Koekenbier op het terras van Mambo Pasta. En omgekeerd.
Mijn aardappelen selecteer ik daarom op grootte, des te langer kan ik er verblijven. Bonken worden ze genoemd, soms halen ze de vijfhonderd gram per stuk.
Bonk is de benaming voor een misvormde vrucht. Meer vorm is meer inhoud.
Pijpse levenswijsheid.
Wie zou er niet willen voortleven als aardappel?
De aardappel is een edel gewas. Het wordt dan ook tijd dat er een aardappel naar Pi Scheffer wordt genoemd. Mocht dat op enig bezwaar stuiten, dan draag ik als volgende commissaris Voordewind voor. Vanzelfsprekend zonder functieaanduiding en enigszins afgekort. Opdat het woord zich makkelijker, maar voorlopig niet anders dan op den duur, loszingt van zijn betekenis. En de huisvrouw uiteindelijk zonder bijgedachten, behalve dan die aan een bilblanke puree, om driekwart kilo Voordewi kan vragen.
Wat eet daar? Bonk met biefstuk. Ook om het uitzicht. Panorama van wijkende schoonheid. De pracht van het kwetsbare vlees verdwijnt niet, maar maakt plaats voor een ingetogen patina. Ik weet niet hoe ik het beter kan uitdrukken.
Terwijl ik naar mijn biefstuk kijk die zich, onder de driepuntige vork met houten heft, onweerstaanbaar sissend door de pan beweegt. De vork die ik kocht halverwege de Hoge Atlas.
Vlak voordat ik linksaf sloeg naar Ouarzazate.