Bij gebrek aan bivak in het eeuwige dient tijdelijke voor lief genomen.
Festival op de punt van een eiland. Klinkt mooi.
Vanzelf ga je met de blik naar het wetenschappelijke westen zitten. Om de zon in het IJ te zien zakken. Links wordt een hemelhoge pleizierboot van duizend kilogram artisjokbodems en bijbehorende kogelflesjes voorzien. «My Trouble» heet de boot. Lezen op lange afstand wordt allengs minder. Denken dichtbij is nooit wat geworden.
Nog linkser wordt het podium opgestart.
«What is this I hold in my hand, fine or superfine.» Om met oude bosneuker te spreken.
Brandweerboot spuit een doublet van waterstralen recht omhoog. De amateure die Judith heet, zingt Carole King met Kattenburgs accent. My Trouble gooit de ankers los. Tegenoverliggende Judith zingt er vrolijk doorheen.
En toen? Toen is er iemand naar huis gefietst. Heeft mosselen gekocht en gekookt. Heeft ze naar buiten en binnen gesmokkeld. Toen begon die zon natuurlijk nog meer te zakken. Zoals alleen de zon dat kan. Autos worden ondersteboven geparkeerd. Speakers getoond en tieten getest. Wat een vrijdagavond. Daar drijft op wonderlijke wijze een fles Graves dichterbij.
Potkoud en ijsdicht. Kurkentrekker drijft ernaast. Voor de kinderen Aziaties gebraden kippenbil. Kieskeurig hondje eet mee. Tommy heet zon hondje.
Blazers blazen. Sopraansax kan nog iets van Willem Breuker leren. Hindert ook al niet. Alles valt op zijn plaats. Zelfs een uitgeslapen professor.
Een opmerking slechts. De oude uien, onmisbaar bij jonge mosselen, waren oud en bedorven. Zoals alleen uien oud en bedorven kunnen zijn. Volmaakt ziedend zomerfestival ketst en klotst van het begin van de nazomer en in onbezonnen hoogmoed kan AH niet eens een paar uien vers houden.
Zon is op zn allergezaktst. Goetheskiaanse spinnenwebben vol jonglerende waterdamp. Oud gedaan. Maar op die manier, als dat zo doorgaat met die uien, komt zelfs die aardige oude mijnheer AH niet in die hemel daar.