Van buiten klinkt piano muziek die op zijn beurt weer van binnen komt. Alsof iemand een stoffig glazen trappetje aan het schoon vegen is. Met de verkeerde kant van de stoffer.
Eksters schoppen tegen gras of dor blad, en scheppen daar behagen in. Ze eten wormen en zijn daar tevreden mee. Een ekster die opvliegt spreidt zijn staart. Tot taartschepperige vorm. Om ekstertaart mee op te scheppen. Er is veel op te merken aan een ekster.
Ik voelde dat een helder facet van mijn belangstelling zich had verplaatst van kraai naar ekster. Waar ik eerst met plakkerig genoegen naar elke kraai keek, zo bleef mijn blik nu eerder hangen aan de willekeurige ekster. Omdat?
Ja, omdat. Op een dag zou het net zo gaan met de ui. Merkte ik dat mijn blik langer dan noodzakelijk aan een appel bleef kleven. De ui is dood; leve de appel!
Jammer dat ik de vinger niet kan leggen op het moment tussen kraai en ekster. Een man met zorgelijke oogopslag heeft mij eens uitgelegd dat een moment van overgang een moment van geluk is. Ik hoop dat hij gelijk had. Was zijn sterven een ogenblik van geluk.
Verandering. Er vonkte iets in mij. Minder dan plus maar ook meer dan min.
Met licht golvend profiel zelfs. Zou ik nog één enkele keer niet opzij gaan voor het woord schaduw? Schaduw van een accolade? Een verbinding, maar geen definitieve hechting. Ui en ik. Een verandering?
«Aan het waarom van verandering wordt nauwelijks aandacht besteed. Alleen het resultaat komt met grote letters in de krant. Ik daarentegen, heb altijd al het gevoel dat er in verandering en de seconden die daaraan vooraf gaan meer zit. Mensen nemen genoegen met verandering maar van het waarom liggen ze nauwelijks wakker.»
Achter in mijn nek, iets lager, voelde ik het prikken. Aura van de ui, die in het centrum daarvan steeds waakzaam op de uitkijk lag. Signaal dat ik mij liet meeslepen door «darmkanalige» overwegingen. Zoals zon ui dat noemt.
Als ik de ui was.
Eigenlijk zag ik wel brood in die ui.