« ’s Morgens zeg ik tegen mijn vrouw dat ze de dauw die zich op de bloemen heeft afgezet moet verzamelen. Als de rijst gaar is giet ik er een beetje dauw op en laat hem nog even toegedekt staan. De gasten denken dan dat het heel bijzondere rijst is, maar het was juist heel gewone rijst. Ik heb het geheim lang voor mij gehouden. De dauw die van wilde rozen, kassia en citroenbloemen afkomstig is, is de beste omdat ze niet zo snel is thuis te brengen.»

Eenvoudig. Het gaat hier duidelijk over andere gasten dan die ik zelf over de vloer krijg. Aan het woord is Li Liweng. Zeventiende-eeuws Chinees. I Yin, onder keizer Ch’eng T’ang, vijftienhonderd jaar daarvoor, had het ook al aardig bij het rechte eind.

«Qua vleesspijs prefereer ik de lippen van de orang-oetan, de staarten van jonge zwaluwen en zorgvuldig uitgekozen stukjes yak en olifant. En de ten westen van de zandverstuivingen en ten zuiden van de vermiljoenen bergen te vinden eieren van de vogel Phoenix. Die gegeten worden door het volk van Wo.

De beste vis is de tarbot in het meer van T’ung T’ing en de sardienen in de Oostelijke zee. In de rivier die Zoetwaterrivier wordt genoemd bevindt zich de rode schildpad die zes poten heeft en paarlen op zijn lichaam alsof je honderd stukjes jade ziet. In de Huanrivier zwemt de vliegende vis, hij heeft de vorm van een karper en echte vleugels.

De heerlijkste groenten zijn het eendekroos uit de K’un-lunbergen en de bloemen van de Boom van het Lange Leven. De peterselie van Yang-hua, de waterkers van Yun-meng, de prei uit Chüchü en een plant die in Chin-yüan groet en aardbloesem wordt genoemd.

De beste gember is de Yang-p’u gember, van Chao-yao komt de goede kaneel.

Yüeh-lo paddestoelen zijn onvergelijkelijk van smaak. De lekkerste saus maak je van bonito en steur. Het zuiverste zout is afkomstig uit Ta-hsia.»

I Yin had het ook nog over Sha-t’ang appelen en de heerlijkste citroenen die ook uit Yün-meng komen. De ui wordt nergens genoemd. Eén conclusie slechts. De Chinezen kenden de ui niet. Beter gezegd, na alles wat wij eten: de ui kende de Chinezen niet.