Het gaat altijd over dingen die je niet aan iedereen kunt vertellen.

Het grote en hoge kantoor was gevuld met zon. De jonge advocaat gaf mij een envelop met daarin mijn vorstelijk honorarium. Verdiend met het maken van een scherpe afbeelding van zijn dochter. Hij was meer dan tevreden. Zei hij.

Buiten de langzaam stromende rivier. Met snel bewegende lichtflitsen over het wateroppervlak. «We gaan zo lunchen, wil je misschien iets mee-eten?»

Hij stelde mij voor aan zijn schoonzusje. Zijn vrouw was niet veel meer dan een jaar geleden gestorven. «Een glas beaujolais erbij, vind je dat lekker?»

Er stond een raam open. Drie borden, servetten en bestek lagen er voordat ik het wist. «Hou je van biefstuk?» vroeg ze en ze zei ook dat het zo bijzonder is van het geheugen dat het zelf weet wat het moet ont houden.

Waarop ik antwoordde dat het nog veel fantastischer is dat het geheugen weet wat het moet vergeten. Of verzin ik dat nu maar. Waar spraken wij dan over?

Wat ik ook niet heb kunnen onthouden is het gezicht van de jonge vrouw. Ik kende veel filmsterren, maar zij was mooier en nog veel eleganter dan mooi.

In dat houten kantoor. Ze was er, ze ging weg en kwam weer terug. Met een biefstuk in hete boter. Voor ons alledrie. Daarbij een felrode tomatensla.

De beaujolais was warm geworden. Van de zon.

Ik besefte dat ik nog nooit zo uitzonderlijk eenvoudig en lekker had gegeten. Ik wist niet dat het onvergetelijk zou zijn. «Proef je die heerlijke olijfolie», zei ze, toen ze de voldoening zag glimmen op mijn lippen.

Hij leeft natuurlijk nog. Al onover zichtelijk lang getrouwd met dat ranke schoonzusje. Een keer per jaar eten ze de beste biefstuk die te koop is. Met een salade van tomaten erbij, met olijfolie. Net als de eerste keer. Toen we samen zo vrolijk waren. Of zo verdrietig?