Zat net Von Kleist te lezen, toen een zachte wind vanuit de keuken een zeepbel de hoek om deed waaien die de vraag stelde wie vandaag in Heinrichs naam de verantwoordelijkheid nam voor 3 à 4 gehaktballen. «Komm ich bis Holla, komm ich auch bis Huisum», kon ik niet anders dan uitbrengen.

Confetti van rund was snel gekocht. Vier halve beschuiten en een geheel rauw ei bezweken onder de geniepige omhelzing die schuilging onder een liefdevolle dubbele Nelson. Daar kom ik zelfs slaapwandelend mee weg. De schep mosterd die voor een ietwat hoger doel vanuit Dijon was langsgekomen kreeg ook het nakijken. Nu eens niet die versleten nootmuskaat, hier paste eerder een verkorte glijbaan van peper: zwart, cayenne en die ene korrel szechuan. «Boulette aux trois poivres», zo ging hij op de kaart. Mijn globusgevoel begon zachtjesaan de overhand te krijgen en toen ik door zelfstudie leerde dat het woensdag was (Worcestershiresaucedag!) was ik ook daarin niet tegen te houden. Het enige wat ik nog nodig had was een balgeheim. In deze tijd waarin maar al te veel geheimen bezwijken door zinloze openbaarmaking of aan ander vreemd euvel sneuvelen.

Daar in ‘s lands vensterbank was het te vinden. Een doublet van witte uien, als kostbare uitwerpselen van Quetzacuatl vanuit het Mexicaanse uienmoederland hierheen gedreven. Tot de kubieke millimeter verkleind en levend gebakken. Gunstiger kwamen ze er bij mij niet van af.

Alles en met zout in de ballen. Bakken. Klaar. We legden de ballen bovenop de rucolastamppot. En keken ernaar. Von Kleist had ik inmiddels uit.

Ik zei: «Rucola is een zegen. Voor naaktslakken en mensen. Mensen kunnen er daarnaast nog over praten. In menige groentenwinkel vragen ze je, na een misleidende smoes over aardappelzaad, al snel wat je rucolastandpunt is. Het heeft geen zin daar luchtig over te doen. Er kan altijd iemand van de rucolapolitie in de hoek staan. Veelal vermomd als surnumerair van de klaproosveiligheidsdienst.» Kortom.