Ik, in mijn wijngele overhemd, vroeg mij af hoe een glas rode wijn te pakken te krijgen. Het brandschone stel naast mij was al aan de grappa. Dat rook voorlopig naar toekomst muziek. Ik wenkte mijn sympathisant. Zoals in de commedia dell’arte gebruikelijk keek ik wat al te smachtend maar liet er een des te gevleugelder «rosso» uit komen. «Wakata!» kwinkeleerde hij. Het duurde net iets minder dan een minuut. Rotsvast kwam hij weer op mij af.

Reusachtige robijn tussen de vingers. Plots! Alsof ik in de appel van Eva beet. Het klotste door tot in mijn lendenen. Hij bleef er meevoelend bijstaan en ik gebaarde in alweer diverse talen dat ik daar heel snel cheesu, naar keuze formaggio, bij beliefde en dat hij de kleverige kar met taart weer aan de ketting kon leggen. Begreep hij mij meer dan noodzakelijk?

Kaas kwam. Zanger had inmiddels zangeres ontmoet. Volgens mij ging het over het strand. Echter. Hun lied, zo teder schelpenzoekend in het begin, ontaardde al snel in een onomkeerbare total loss tussen de luidkeelse schuimkoppen. Waar ik nog weker van werd dan ik al was. Liet pijlsnel de zuppa inglese aanrukken. Zomaar. Al kon ik de gedachte aan Mathilde Willink niet onderdrukken. Die hield daar zo van. Dat heb je, ver van huis. Helder denken is er niet meer bij. Dagen te laat om nog thuis te blijven. De grappa kwam regelrecht uit het plafond. Goed gemikt. In Japan zijn de goden allerminst geheelonthouders. Vooral.

Hoewel ik als zondagshedonist geen interesse toonde in het te betalen bedrag en mijn glinsterend goud al door ons luchtruimpje zweefde, wees mijn weldoener mij fijntjes op de dertig procent korting. Opgelegd omdat het een feestdag was, die maandag. Een Japanse feestdag. Toevallig. Ik zal nooit weten welke of waarom. Hele geruststelling. Stelt men zich voor: persoon in cachot wegens viering verkeerde feestdag. Want het was oorlog. Nog steeds en ook dat nog.