Een citaat, omdat het anders voor altijd verloren gaat.
«Ik denk wel dat er eens iets komt wat werkelijk ontzettend lekker is. Eens komt dat. Ik vind smaak vaak een hindernis, te geprononceerd aanwezig. Als het lekker is duurt het maar even en als het niet lekker is dan denk je: bestond het maar niet. Ik zou dan wel willen dat er een niet-smaak bestaat. Maar die bestaat alleen maar als je niet eet. En dat is misschien ook wel een zeer te prefereren staat; die uren tussen de maaltijden die koester ik ook.
Datgene, die smaak waar ik op wacht, zal in ieder geval scherp zijn, heet met andere woorden. Het zou ook heel licht moeten zijn, niet zwaar en met een eenvoudige lepel genoten kunnen worden, niet met een vork. Dat vind ik altijd iets ontzettend vraatzuchtigs hebben en een mes te agressief. Een lepel vind ik dan nog in zijn vorm misschien wel het meest vrouwelijke if I may dus het moet absoluut een lepel zijn. ‘t Moet een smaak hebben die luchthartig is, een tikje lichtzinnig, die ook weer snel is vergeten. Zodat je ernaar terug kan verlangen.
En zeer onsubstantieel, in die zin dat je niet het idee hebt dat er, hoewel dat best zo zou mogen zijn, dat er veel ingrediënten voor gebruikt zijn. Dat lijkt me ideaal. Misschien dat citroenijs er een beetje op lijkt. Citroen is ook een beetje een smaak als poeder, als make-up, als maquillage, een Max Beerbohm-smaak. Van citroenijs vind ik dat het zich een tikje aanstelt maar dat het na enige tijd al gauw blijk geeft dat het niet veel te betekenen heeft. Dat vind ik in die zin een eerlijke smaak omdat ik van andere soorten voedsel vind dat er zo'n bluf in zit. Maar bluf die zichzelf niet prijsgeeft. Citroenijs is bijna smakelijke ironie.»
Iets minder dan 25 jaar geleden: schrijver K. Schippers, in het café-restaurant aan de Bosbaan in het Amsterdamse Bos.