Niet lang na de tijd dat de stekelbaarsjes in de Overtoom nog praten konden, had je daar, terwijl je (ruwweg) nergens anders in de stad iets had, een eetgelegenheid. Zelden maakte een restaurant zijn naam zo waar als dit. Want het heette Avanti. In kleine kring werd de naam snel doorgegeven omdat de baas uniek was in zijn kijk op het consumptiepalet. Het was een Pool en daarom kon je er bigos eten, maar zijn specialiteit was pilaf. Pilaf komt uit het Oosten, heel populair in Afghanistan. Rijstconcoctie waar je alle kanten mee uit kunt. Mijnheer Olszewski hield het eenvoudig en voegde er hetzij Greco dan wel Istanboel aan toe. In de vorm van groenten, vruchten en vlees. Precies weet ik het niet meer, maar veel en lekker was het zeker.

Hij had één bijzonder trouwe bezoeker. Een door eenvoud niet te beschrijven man die de menukaart al zeventien keer op en neer was geweest. Olszewski was een schat van een man die begreep dat als je niets deed er ook niets gebeurde. Op een gegeven dag stapte hij op zijn beste klant af en vroeg hem hoe diens droompilaf eruit zou zien. Het verhaal vertelt niet of de man op z’n minst merkbaar aarzelde of verbaasd opkeek voordat hij zei: «Een lekkere portie rijst, je ziet maar wat je ermee doet en daar bovenop een biefstuk, een varkenskarbonade en een kippenkluif.» Vanaf dat moment stond er een pilaf Timmermans, zo heette die epicure vent, op de kaart.

Pilaf dus. Hoe zou het op dit moment in Amerika zijn? Met zuurkool zit het nu wel weer goed. Tijdens de Tweede Wereldoorlog — de stekelbaarsjes in heel Amsterdam zeiden geen woord meer — was zuurkool eten in de Verenigde Staten helemaal niet verboden. Als je er maar liberty cabbage tegen zei. Hoe zat dat met sukiyaki en sushi? Waarschijnlijk onbekend bij de niet-Japanse bevolking.

Eisenhauer had zich tijdig Eisenhower laten noemen. Anders had hij ook wel kunnen inpakken.